Op 8 juli 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 maart 2015 op Schiphol betrokken was bij de invoer van cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een hoeveelheid cocaïne in Nederland, wat bewezen werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte handelde en dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. De verdachte had een rol in het afhalen van een koffer met cocaïne, die later in beslag werd genomen door de Koninklijke Marechaussee. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een cursus. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jeugdige leeftijd en beïnvloedbaarheid, en besloot tot een lagere straf dan door de officier van justitie was gevorderd. De uitspraak benadrukt de ernst van de invoer van verdovende middelen en de gevolgen daarvan voor de samenleving.