ECLI:NL:RBNHO:2015:6001

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
15/820253-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring invoer van cocaïne te Schiphol

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 26 juni 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 12 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op deze verklaring en verschillende proces-verbaal documenten, waaronder een rapport van het Douane Laboratorium.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, strafbaar is. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vierentwintig maanden geëist, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om een gevangenisstraf van twintig maanden op te leggen, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht bij de reclassering.

De rechtbank heeft ook een taakstraf van tweehonderd veertig uren opgelegd, die bij niet of niet behoorlijk verrichten kan worden omgezet in hechtenis. De beslissing is genomen na afweging van de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het advies van de reclassering. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte zich moet houden aan de voorwaarden die zijn gesteld om recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/820253-15 (P)
Uitspraakdatum : 26 juni 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juni 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Flevoland, locatie Almere Binnen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Spruijt en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G.M. Kolman, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aanhouding / bevindingen d.d. 12 maart 2015 (dossierpagina’s 1 tot en met 4);
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 12 maart 2015 (dossierpagina’s 38 tot en met 40);
- een schriftelijk stuk, te weten een rapport van het Douane Laboratorium te Amsterdam d.d. 16 maart 2015, laboratoriumnummer 2176 X 15.
3.3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 12 maart 2015 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier en twintig maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft voorgesteld verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw stelt voor om daarnaast aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van twee honderd veertig uren, bij niet of niet behoorlijk verrichten te vervangen door honderd en twintig dagen hechtenis.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het rapport van Tactus Reclassering Flevoland d.d. 22 mei 2015 en uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 2.005 gram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel.
De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte eerder baat heeft gehad bij reclasseringstoezicht. Thans adviseert de reclassering in deze zaak om aan verdachte op te leggen een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met verplicht reclasseringscontact, met daaraan gekoppeld twee bijzondere voorwaarden. De rechtbank neemt dit advies over.
De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte door zijn open houding ter terechtzitting er blijk van heeft gegeven het laakbare van zijn handelen in te zien.
De rechtbank is van oordeel dat in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals opgenomen in voormeld rapport van de reclassering, grond is gelegen af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met de reclassering noodzakelijk. Tenslotte is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van na te noemen aantal uren, moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4 vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWINTIG (20) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot TIEN (10) MAANDEN niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen, te geven door of namens de reclassering, ook als zulks inhoudt:
- een verplichting om zich, uiterlijk drie dagen nadat hij vrijkomt, te melden bij Inforsa reclassering op het adres Noordse Bosje 43 te 1211 BE Hilversum (T 035-622 29 11), en zich te blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- een verplichting om zich ambulant te laten behandelen bij de forensische polikliniek Inforsa of bij een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar van die instelling zullen worden gegeven;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Noord-Holland noodzakelijk oordeelt.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van TWEE HONDERD EN VEERTIG (240) UREN taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door honderd en twintig (120) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. Gruijters, voorzitter,
mr. E.C. Smits en mr. G.D.M. Hoedemaker, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. drs. F.A. Rive,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 juni 2015.
Mr. G.D.M. Hoedemaker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.