In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. en twee gedaagden, die in persoon procedeerden. Achmea vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurovereenkomst was op 4 maart 1992 gesloten en de huurachterstand was inmiddels meer dan drie maanden. Achmea stelde dat de gedaagden in gebreke waren gebleven met de huurbetalingen, en vorderde een bedrag van € 3.321,60 aan huurpenningen, rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagden voerden verweer en stelden dat zij recht hadden op schadevergoeding van Achmea, maar de kantonrechter oordeelde dat de vordering van Achmea gerechtvaardigd was. De kantonrechter heeft ambtshalve het rentebeding van Achmea getoetst aan de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten en oordeelde dat het rentebeding oneerlijk was. De kantonrechter heeft de vordering tot vergoeding van de contractuele rente afgewezen, maar heeft de buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 478,93 toegewezen. De gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning en tot betaling van de achterstallige huur en proceskosten.