ECLI:NL:RBNHO:2015:5501

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
1 juli 2015
Zaaknummer
C/14/159322/FA RK 14-2714
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een voogdij over een minderjarige na overlijden van de vader en verzoek om wijziging van gezag

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot benoeming van een voogdij over de minderjarige [kind 1] na het overlijden van zijn vader. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de tante van [kind 1] tot voogd te benoemen, omdat er een gezagsvacuüm was ontstaan na het overlijden van de vader op 9 augustus 2014. De moeder van [kind 1] heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om met het gezag over [kind 1] te worden belast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader op 6 augustus 2014 testamentair de tante tot voogd had benoemd, maar dat deze benoeming niet was aanvaard binnen de wettelijke termijn, waardoor er een gezagsvacuüm was ontstaan.

De rechtbank heeft de belangen van [kind 1] zwaar laten wegen in haar beslissing. [kind 1] heeft geen contact meer met zijn moeder en heeft aangegeven haar niet te willen leren kennen. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [kind 1] was dat de tante tot voogd werd benoemd, omdat hij goed gedijt in de huidige situatie met de tante. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder afgewezen, omdat het belang van [kind 1] zich verzet tegen het toekennen van het gezag aan de moeder. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken van de moeder onbesproken gelaten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
locatie Alkmaar
gezag/voogdij
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 1 juli 2015
in de zaak met zaak-/rekestnummerC/14/159322 / FA RK 14-2714van:
de Raad voor de Kinderbescherming Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad,
strekkende tot wijziging van het gezag over de minderjarige [naam kind 1], geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente Den Helder (hierna te noemen: [kind 1]),
in welke zaak belanghebbende zijn:
[naam tante],
wonende te Breezand, gemeente Hollands Kroon,
hierna te noemen: de tante,
en
[naam moeder],
wonende te Amsterdam,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.W. Boogaardt.
en in de zaak met zaak-/rekestnummerC/15/221251 / FA RK 15-479van:
[naam moeder],
wonende te Amsterdam,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. mr. J.W. Bogaardt, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
strekkende tot wijziging van het gezag over de minderjarige [kind 1], geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente Den Helder (hierna te noemen [kind 1]).
in welke zaak belanghebbende is:
[naam tante],
wonende te Breezand, gemeente Den Helder,
hierna te noemen: de tante.

1.Procedure

1.1
Het verloop van de procedure in zaak-/rekestnummer C/14/159322 / FA RK 14-2714 blijkt uit:
- de brief van de advocaat van de moeder, ingekomen op 18 december 2014;
- het verzoekschrift van de Raad, met bijlagen, waaronder een rapport van de Raad van 24 december 2014, ingekomen op 30 december 2014;
- het verweerschrift, tevens zelfstandig verzoek, van de moeder, ingekomen op
10 april 2015;
- de door de Raad nader ingediende stukken, ingekomen op 27 januari 2015, 5 februari 2015 en 10 februari 2015;
- de namens de moeder nadere ingediende stukken, ingekomen op 9 april 2015, en
17 april 2015.
1.2
Het verloop van de procedure in zaak-/rekestnummer blijkt uit:
- het verzoekschrift, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 28 januari 2015;
- de namens de moeder nader ingediende stukken, ingekomen op 2 maart 2015,
3 maart 2015, 30 maart 2015 en 13 april 2015.
1.3
De behandeling van de zaken heeft gevoegd plaatsgevonden op de zitting van 1 juni 2015 in aanwezigheid van de heer [naam] namens de Raad, de tante en de moeder, bijgestaan door mr. J.W. Boogaardt.
1.4 [
kind 1] heeft, gelet op zijn leeftijd, voorafgaand aan de zitting zijn mening in raadkamer kenbaar gemaakt.

2.Feiten en omstandigheden

2.1
De moeder is op 2 september 1994 in de gemeente Amsterdam gehuwd met [naam vader] (hierna te noemen de vader).
Dit huwelijk is op 2 juli 2002 ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Alkmaar van 7 februari 2002.
2.2
Uit dit huwelijk zijn geboren:
- de thans meerderjarige [naam kind 2], op [geboortedatum 2] te Amsterdam (hierna te noemen [kind 2]);
- de thans meerderjarige [naam kind 3], [geboortedatum 3] te Amsterdam (hierna te noemen [kind 3];
- de minderjarige [kind 1].
2.3
Bij beschikking van de rechtbank Alkmaar van 21 februari 2007 is het gezamenlijk gezag van de moeder en de vader beëindigd en is de vader belast met het eenhoofdig gezag over alle drie de (destijds minderjarige) kinderen.
2.4
Blijkens het overgelegde uittreksel van de overlijdensakte is de vader op 9 augustus 2014 overleden te Amsterdam.

3.Verzoek van de Raad

3.1
De Raad heeft verzocht om de tante tot voogd te benoemen over [kind 1].
De Raad heeft zijn verzoek onderbouwd in het raadsrapport van 24 december 2014. Uit dit raadsrapport komt het volgende naar voren.
Uitgangspunt van het onderzoek is de mogelijk bedreigde ontwikkeling van [kind 1] na het overlijden van zijn vader, nu er sprake is van een gezagsvacuüm.
[kind 1] woont samen met zijn broers in de woning waar zij ook met hun vader woonden. De tante is betrokken bij de jongens en komt elke dag langs om hen te ondersteunen. Zij doet het huishouden en regelt de financiële zaken. [kind 1] heeft een emotionele vertrouwensband met de tante en een goed en hecht contact. [kind 1] wenst dat de tante belast wordt met de voogdij over hem. De moeder maakt daarnaast als juridisch ouder aanspraak op het ouderlijk gezag over [kind 1]. [kind 1] heeft geen beeld van de moeder en er is, hoewel de moeder daar anders over denkt, geen sprake van een hechte relatie. [kind 1] staat niet negatief ten opzichte van contactherstel met zijn moeder. Hij kent haar niet, maar zou haar willen leren kennen, onder begeleiding van een derde.
De Raad is van mening dat het in het belang is van [kind 1] dat de tante wordt belast met de voogdij over hem. De Raad voorziet geen problemen in het uitvoeren van de voogdij door de tante. De Raad is ervan overtuigd dat de tante de belangen van [kind 1] goed zal behartigen, ook als dit zou betekenen dat contactherstel tussen de moeder en [kind 1] in de toekomst zal plaatsvinden. Hoewel de tante uit het verleden veel problemen met de moeder kent, staat zij niet afwijzend tegenover eventueel contactherstel tussen [kind 1] en de moeder. Zij respecteert de mening van [kind 1] hierover. De Raad denkt dat de tante hiervoor ondersteuning zal zoeken bij Stichting MEE om samen met hen naar de mogelijkheden te kijken.

4.Verweer tevens (zelfstandig) verzoek van de moeder

4.1
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad en daarbij een zelfstandig verzoek gedaan waarin wordt verzocht:
- de behandelende artsen van de vader, ook die in opleiding, op te dragen te verklaren omtrent de handelingsbekwaamheid van de vader ten gevolge van zijn aandoening alsmede ten gevolge van de hem toegediende medicatie in de drie dagen voorafgaand aan zijn overlijden op 8 augustus 2014 en wel van dag tot dag;
- aan de moeder op te dragen, om tenminste gedurende de tijd dat zij, naar de rechtbank begrijpt, het gezag uitoefent over [kind 1], met deze minderjarige samen te wonen;
- aan [kind 2] en [kind 3] op te dragen dat zij samen met hun moeder in het pand [adres] te Schagen, dan wel elders te samen met [kind 1] hun intrek zullen nemen.
De moeder heeft daarnaast verzocht om haar met het gezag over [kind 1] te belasten en daarbij de maatregelen te treffen, zoals het de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
De moeder heeft gesteld dat niet vaststaat dat de vader bij het opstellen van de testamentaire voogdij handelingsbekwaam is geweest.
De moeder is het niet eens met het verzoek van de Raad om de tante te benoemen tot voogd over [kind 1]. Ter onderbouwing heeft zij het volgende aangevoerd.
Uit artikel 1:253g van het Burgerlijk Wetboek (BW) volgt dat de overlevende ouder een voorrangspositie geniet om te worden belast met het gezag, tenzij de belangen van het kind zich daartegen verzetten. Dit dient door de Raad te worden onderzocht. De Raad heeft in haar rapport nagelaten aan te geven waarom de moeder niet de meest geschikte persoon zou zijn om het gezag over [kind 1] uit te oefenen. Het staat vast dat het belasten van de moeder met het gezag een aanzienlijke wijziging van omstandigheden zal betekenen, maar uit het Raadsrapport wordt niet duidelijk waarom dit schadelijk zou zijn voor [kind 1]. De moeder is van mening dat de wijze waarop de tante thans voor [kind 1] zorgt onvoldoende is voor zijn welzijn en opvoeding.

5.Beoordeling

5.1
De vader heeft op 6 augustus 2014 via een notaris de tante tot testamentaire voogd benoemd. De tante heeft na het overlijden van de vader de voogdij echter niet binnen de daartoe door de wet gestelde termijn aanvaard. Hoewel de tante wel instemde met de benoeming, is gebleken dat zij niet had begrepen dat zij hiertoe een aantal officiële handelingen moest verrichten. De voogdij is derhalve niet van kracht geworden en er is thans sprake van een gezagsvacuüm.
5.2
Gelet op het voorgaande is de door de vader testamentair benoemde voogdij niet meer aan orde. Het verzoek van de moeder inzake de handelingsbekwaamheid van de vader behoeft derhalve geen bespreking meer.
5.3
Ter zitting heeft de Raad verklaard dat [kind 1] zijn zienswijze ten aanzien van contactherstel met zijn moeder heeft gewijzigd naar aanleiding van haar stellingname in deze procedure. Hij wil haar niet ontmoeten, ook niet onder begeleiding van een derde. Mocht hij in de toekomst wel open staan voor contact onder begeleiding van een derde, dan zal hij dit kenbaar maken. Via school heeft [kind 1] begeleiding van een maatschappelijk werker. De Raad heeft voorts verklaard dat ook de beide oudere broers van [kind 1] hebben aangegeven geen contact met de moeder te willen.
5.4
Door en namens de moeder is ter zitting aangevoerd dat er geen reden is om af te wijken van het regime van de wet en dient zij met het gezag over [kind 1] te worden belast. Zij is een betrokken moeder die zowel [kind 1] als [kind 2] en [kind 3] in hun ontwikkeling tot volwassen mensen zowel op geestelijk als op materieel gebied het beste te bieden heeft. Het alternatief, dat [kind 1] opgroeit bij de tante, ontneemt hem de mogelijkheden die zijn moeder hem wel kan bieden. Omdat het contact langere tijd verbroken is geweest zal er bij het belasten van de moeder met het gezag een aantal flankerende maatregelen moeten worden genomen. De wijze waarop de moeder de opvoeding van [kind 1] vorm wil geven heeft zij uiteengezet in het door haar overgelegde en geactualiseerde
O.V.E. rapport(Opvoeding-, Verzorging- en Educatierapport), dat zij in 2005 heeft geschreven als leidraad voor de opvoeding van de kinderen door de vader. De moeder is van mening dat het er niet om gaat om [kind 1] rust te gunnen in de bestaande situatie -zoals de Raad heeft gesteld- , maar om hem de kansen te bieden die hij nodig heeft om goed voorbereid te worden op de maatschappij en zijn rol daarin. Zij acht de tante daar niet toe in staat, en is van mening dat zij als moeder deze taak op zich dient te nemen. De Raad heeft de moeder in haar hoedanigheid van ouder en opvoeder gediskwalificeerd.
5.6
Ter zitting heeft de tante naar voren gebracht dat het goed gaat met de jongens. [kind 1] moet goed zijn best doen op school, dat is een aandachtspunt. De tante heeft veel respect voor de manier waarop de broers na de dood van hun vader hun leven oppakken. De vader was duidelijk in wat hij wilde voor [kind 1]. De vader is er altijd vanuit gegaan dat de moeder geen rechten meer had ten aanzien van het gezag. Dit is dan ook de reden waarom hij pas op zijn ziekbed een testamentaire voogd heeft benoemd. De tante betreurt de gebeurtenissen uit het verleden tussen de moeder en de vader en de onwaarheden die de moeder thans verkondigt, maar zij gaat uit van de situatie zoals die nu voor [kind 1] is. Zij acht voortzetting van de huidige situatie in het belang van [kind 1].
5.7
De rechtbank overweegt als volgt.
Nu de vader is overleden, dient de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 1:253g BW in het opengevallen gezag over [kind 1] te voorzien. In genoemd artikel is bepaald dat de rechter, indien de overleden ouder alleen het gezag uitoefende, bepaalt dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over de minderjarige wordt belast. Het verzoek om de overlevende ouder te belasten wordt slechts afgewezen, indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging verzet.
De rechtbank merkt op dat het in deze zaak alleen gaat over de gezagskwestie rondom [kind 1], nu de oudere kinderen [kind 2] en [kind 3] thans meerderjarig zijn. Hoewel de moeder ter zitting heeft aangegeven daar anders over te denken, is er geen wettelijke grondslag op grond waarvan de rechtbank in deze zaak beslissingen kan nemen voor of over [kind 2] en [kind 3].
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de tante tot voogd over [kind 1] dient te worden benoemd. Hoewel de wetgever het primaat aan de overlevende ouder heeft bedoeld, heeft de wetgever eveneens beslist dat hiervan kan worden afgeweken als het belang van de minderjarige zich daartegen verzet. [kind 1] heeft al jaren geen contact meer met zijn moeder en kent haar niet. Hij wil haar ook niet leren kennen. Gelet op de leeftijd van [kind 1] dient aan deze wens een zwaar gewicht te worden toegekend. Nog los van de praktische haalbaarheid van de uitoefening van het gezag door de moeder over een zoon die zij reeds jaren niet meer heeft gezien, verzorgd of opgevoed, en bij wie zij in het huis met zijn meerderjarige broers wil komen wonen, is de rechtbank van oordeel dat het belang van [kind 1] zich hier tegen verzet. [kind 1] heeft samen met zijn broers na de dood van hun vader een evenwicht gevonden waarbij hij goed gedijt. Met de dagelijkse steun van de tante zijn de jongens prima in staat gebleken om te werken aan hun persoonlijke ontwikkeling en opleiding. Dat de moeder een andere opvatting heeft over hoe die persoonlijke ontwikkeling en opleiding eruit zou moeten zien doet daar niet aan af. Met de Raad is de rechtbank van oordeel dat wijziging van deze situatie voor de thans zestienjarige [kind 1] dermate ingrijpend zal zijn, dat er een reële bedreiging ontstaat voor zijn ontwikkeling. Door de tante tot voogd te benoemen over [kind 1] is voortzetting van de huidige situatie gewaarborgd. De tante en [kind 1] hebben een hechte en liefdevolle band en [kind 1] heeft vertrouwen in haar als voogd.
De rechtbank gaat voorbij aan het argument van de moeder dat de Raad niet, dan wel onvoldoende heeft onderzocht of zij als overlevende ouder met het gezag had moeten worden belast. Los van beantwoording van de vraag of de Raad onvoldoende onderzoek heeft verricht, acht de rechtbank zich op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting voldoende voorgelicht, zodat een nadere rapportage niet opportuun wordt geacht. De rechtbank zal het verzoek van de Raad om de tante tot voogd over [kind 1] te benoemen dan ook toewijzen, nu zij het niet in het belang van [kind 1] acht om de overlevende ouder te belasten met het gezag over hem. Bij de stukken bevindt zich een bereidverklaring van de tante om tot voogd over [kind 1] te worden benoemd. [kind 1] heeft eveneens ingestemd met deze benoeming.
Nu de tante zal worden benoemd tot voogd over [kind 1], kunnen de overige verzoeken van de moeder onbesproken blijven, nu deze zien op een situatie uitgaande van de moeder als gezaghebbende ouder.

6.Beslissing

in de zaak met zaak-/rekestnummer C/14/159322 / FA RK 14-2714:
6.1
Benoemt tot voogd over de minderjarige [kind 1], geboren op [geboortedatum 1] in de gemeente Den Helder:
- [naam tante], geboren op [geboortedatum 4] te Anna Paulowna,
wonende te Breezand, gemeente Hollands Kroon.
6.2
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
6.3
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
en in de zaak met zaak-/rekestnummer C/15/221251 / FA RK 15-479:
6.4
Wijst de verzoeken van de moeder af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Friedberg, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.M. Zonneveld als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2015.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.