ECLI:NL:RBNHO:2015:5381

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
29 juni 2015
Zaaknummer
15/700042-15
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzetheling van uitkeringsfraude

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van uitkeringsfraude. De verdachte, die niet als ingezetene was ingeschreven en geen bekende woon- of verblijfplaats had, werd beschuldigd van het opzettelijk gebruik maken van een woning en voorzieningen, terwijl hij wist dat deze kosten werden betaald uit een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand, die door zijn medeverdachte was verkregen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding tussen de verdachte en de medeverdachte gedurende de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2013. De verdachte heeft voordeel getrokken uit de uitkering van de medeverdachte, die niet heeft opgegeven dat zij samenwoonde met de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestig dagen, rekening houdend met de ernst van het feit en het schadebedrag van meer dan € 60.000,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat het misbruik van sociale voorzieningen een ernstig feit is, dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt. De verdachte is niet eerder veroordeeld, wat in zijn voordeel heeft meegewogen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/700042-15 (P)
Uitspraakdatum: 25 juni 2015
Verstek
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Oosten.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 30 september 2013 te Venhuizen, gemeente Drechterland, in elk geval in Nederland, (telkens) (al dan niet) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning gelegen op/aan de [adres pleegplaats] (te Venhuizen) en/of de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water, elektriciteit en/of een of meer huishoudelijke appara(a)t(en), en/of (al dan niet) opzettelijk eet- en/of drinkwaren, althans levensmiddelen heeft genuttigd, en/of (al dan niet) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een personenauto (Opel), terwijl hij, verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat (de huur van) die woning en/of dat gas, water en/of elektriciteit en/of dat/die appara(a)t(en) en/of die eet- en/of drinkwaren, althans
levensmiddelen, en/of (de kosten van) die auto geheel of gedeeltelijk werd(en) betaald van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (norm alleenstaande ouder), welke door [medeverdachte] (met wie verdachte op bovengenoemd adres samenwoonde/een gezamenlijke huishouding voerde en van wie verdachte die auto gebruikte) door nalaten gegevens te verstrekken (artikel 227b Wetboek van Strafrecht) en/of valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht), in elk geval door enig misdrijf was verkregen, hebbende verdachte aldus (telkens) (al dan niet) opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken (terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het [een] door misdrijf verkregen goed[eren] betrof).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
De Sociale recherche Noord-Holland Noord heeft vastgesteld dat [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte]) een uitkering van de gemeente Drechterland ontving met ingang van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2013. Het betrof een Wet Werk en Bijstand (WWB) uitkering naar de norm van alleenstaande ouder. [2] Er is bij de toekenning aanvraag levensonderhoud van uitgegaan dat [medeverdachte] een alleenstaande ouder met drie kinderen is. [3] Op 6 september 2013 is via de gemeente Medemblik een anonieme melding gedaan dat [medeverdachte] zou samenwonen met de vader van haar kinderen op haar huisadres, te weten: [adres pleegplaats] te Venhuizen. [4]
Verdachte heeft over de periode 1 januari 2011 tot en met 28 november 2011 geen inschrijving in de GBA gehad. Naar eigen zeggen zou hij steeds ergens in onderhuur hebben verbleven. Over de periode 28 november 2011 tot en met 10 januari 2013 stond verdachte ingeschreven op het adres [adres 2] te Schellinkhout. Verdachte heeft over de periode 1 januari 2013 tot en met 12 mei 2014 geen inschrijving in de GBA gehad. Waar hij die periode wel woonde, wilde hij in zijn verhoor op 24 juni 2014 niet zeggen. [5]
Blijkens een getuigenverklaring van de werkgever van verdachte, de heer [getuige 1], directeur van [bedrijf X], alwaar verdachte een dienstverband heeft sinds 25 september 2011 [6] , heeft verdachte in zijn CV en op het sollicitatieformulier, toen hij destijds solliciteerde, het adres ‘[adres pleegplaats]’ in Venhuizen opgegeven als zijnde zijn woonadres. Dit speelde in september 2011. Op een aantal bescheiden van de deurwaarder die in het dossier bij zijn werkgever zitten, wordt het adres [adres 2] als adres van verdachte vermeld. Op 26 oktober 2012 heeft verdachte zijn werkgever per mail het volgende bericht: “Zoals afgesproken mijn adres is [adres 2] Schellinkhout”.
Met pen is daaronder vermeld: “Betreft officieel adres van [verdachte]. Woonadres is ongewijzigd in Venhuizen”. [7] Getuige [getuige 1] heeft voorts verklaard dat alle correspondentie van [bedrijf X] aan verdachte is verstuurd naar de [adres pleegplaats] in Venhuizen. Dat is volgens [getuige 1] zijn woonadres. [8]
Volgens getuige [getuige 2], hoofdbewoner van de [adres 2] te Schellinkhout, is een wooncontract met verdachte opgesteld op 1 december 2011. Getuige [getuige 2] heeft gezien dat verdachte een heel klein beetje kleding de kamer inbracht, maar dat hij er nooit heeft gewoond. Verdachte zou hem verteld hebben dat hij bij een vriendin verbleef in Hem of in die buurt. Er kwam wel post van verdachte op dit adres. Soms kwam hij om deze op te halen. Volgens getuige [getuige 2] sliep verdachte er absoluut niet, op een enkele keer na wanneer hij nachtdienst had. [9] De reden dat hij er dan sliep was omdat de vriendin waar hij verbleef kinderen heeft en die nogal druk waren, aldus getuige [getuige 2]. [10] Dat is de hele periode maar een aantal keren, hooguit drie, voorgekomen. [11] Eten zou hij er nooit gedaan hebben. [12] Getuige [getuige 2] meent verdachte in augustus vorig jaar (de rechtbank begrijpt: 2012) voor het laatst gezien te hebben. Toen kwam hij zijn spulletjes op halen. [13]
Op 7 november 2013 hebben handhavers van de gemeente Drechterland een huisbezoek afgelegd bij [medeverdachte] op het huisadres [adres pleegplaats] te Venhuizen. [14] Verbalisanten zagen - na hierom gevraagd te hebben - dat [medeverdachte] enkele poststukken, gericht aan verdachte en welke tussen [medeverdachte]’s administratieve bescheiden lagen in de woonkamer, pakte en aan verbalisanten liet zien. In een vaste kast in de woonkamer zagen verbalisanten op de bovenste plank een kluis. Zij zagen dat op deze kluis administratieve bescheiden lagen. Verbalisanten zagen dat dit administratieve bescheiden en pasjes betrof op naam gesteld en gericht aan verdachte. In een vaste kledingkast in de slaapkamer van [medeverdachte] waren een aantal sweaters van het bedrijf [bedrijf X] aanwezig. [medeverdachte] verklaart op dat moment dat verdachte 3 a 4 keer per week bij haar komt en dat hij gebruik maakt van haar auto. Zij heeft zelf geen rijbewijs. Ook komt zijn post van [bedrijf X] op haar adres. De bank is aangeschaft door [verdachte] en hij doet vaak boodschappen die hij ook betaald. [15]
Uit internet onderzoek blijkt dat [medeverdachte] in de periode van 12 april 2011 tot en met 13 augustus 2013 diverse tweets heeft verstuurd. In een tweet van 19 juni 2011 staat dat “[verdachte] snurkt”. Op 27 juni 2011 heeft [medeverdachte] geschreven dat “[verdachte] die ochtend op zou staan voor de kids maar dat hij doorsliep”.
Op 20 juli 2011 schrijft verdachte dat “manlief te beroerd is om op te staan”. Uit een tweet van 27 juli 2011 blijkt dat [medeverdachte] en [verdachte] onderweg zijn naar de Efteling. [16] Uit de tweets van 28 oktober 2011 en 5 november 2011 blijkt dat [medeverdachte] zwanger is waarbij zij impliceert dat verdachte de vader is. Ook heeft zij het in de tweet van 5 november 2011 over “haar partner”. [17] In de tweets van 4 december 2011 en 22 december 2011 is te lezen dat zij spreekt over “mijn man” en “mannetje op weg naar Marokko”. [18] Op 20 mei 2012 heeft [medeverdachte] een foto geplaatst van verdachte. [19]
Diverse buurtbewoners van de [adres pleegplaats] te Venhuizen hebben op 29 april 2014 verklaard dat er (gemiddeld) zo’n drie jaar geleden op [adres pleegplaats] een gezin bestaande uit een man, vrouw en kinderen is komen wonen. [20] Getuige [getuige 3], woonachtig tegenover voornoemde woning zag dat de man in een bordeauxrode Opel Zafira reed die hij altijd voor de deur parkeerde. Ook zag zij hem vaak buiten zitten voor de deur. [21] Getuige [getuige 4], bewoonster van [adres 3], heeft verklaard dat zij de man wel eens heeft gesproken toen er een vierde kindje was geboren. Zij zei toen voor de grap “Je doet er wat aan”. Hij zei toen: “Het is wel de laatste hoor.” Zij omschrijft de man als een kleine gezette, Turkse of Marokkaanse man. Zij zag hem eigenlijk wel dagelijks. Ze zag hem vaak op het bankje voor zitten roken, boodschappen doen of gewoon buiten lopen. Hij reed in een rode auto die altijd voor de deur geparkeerd stond. [22] Getuige [getuige 5], bewoner van een woning waarvan de achtertuin grenst aan een parkeerterrein waaraan de achtertuin van (
de rechtbank begrijpt: [adres pleegplaats]) nummer [huisnummer] ook grenst, verklaart (op 29 april 2014) dat er 3 á 4 jaar geleden op nummer [huisnummer] een gezin kwam wonen met een Marokkaanse man en een Hollandse vrouw. Zij hadden toen 2 kinderen en later zijn er nog 2 kinderen geboren. De Marokkaanse man reed in het begin hoofdzakelijk in de Opel Zafira, bordeaux rood van kleur. Heel vaak zag [getuige 5] de man in de voortuin zitten als hij langs liep of reed. [23] Getuige [getuige 6], bewoner van [adres 4], heeft verklaard dat er regelmatig contact is met de bewoners van nummer [huisnummer]. Zij zouden daar als gezin, man vrouw en kinderen, zijn komen wonen. Getuige [getuige 6] maakt regelmatig een praatje met ze op straat en hun kinderen komen weleens snoepjes halen bij getuige [getuige 6]. Hij, [verdachte], zou in een rode auto rijden. Ook is getuige nog op kraamvisite geweest na de geboorte van hun jongste kind. Ze zouden vaak samen boodschappen doen en de kinderen noemen [verdachte] ‘papa’. Volgens deze getuige lijkt het jongste kind precies op [verdachte]. [24]
Het jongste kind van [medeverdachte], geboren op [geboortedatum kind], is in de gemeente Hoorn aangegeven door verdachte. [25] Verdachte was ook bij de bevalling aanwezig, aldus [medeverdachte]. [26]
Volgens informatie van het RDW heeft [medeverdachte] een rode Opel Zafira met kenteken [kenteken] op haar naam staan. Volgens de afdeling Burgerzaken van de gemeente Venhuizen is er geen rijbewijs afgegeven aan [medeverdachte]. [27] Verdachte zou volgens [medeverdachte] het meeste gebruik maken van haar auto en hij zou het onderhoud betalen. [28] Ook zou hij wel eens de wegenbelasting betalen. [29]
Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat verdachte een sleutel van haar woning heeft. [30] Verdachte zou volgens haar wel eens mee-eten en hij scheert en wast zich wel eens bij haar thuis. De kinderen zien verdachte als een vaderfiguur. Zij noemen [verdachte] ook wel ‘papa’, aldus [medeverdachte]. Het klopt dat er post van de werkgever van verdachte bij haar thuis wordt bezorgd. Zij geeft toe dat verdachte er heel veel is. Hij geeft steun in de opvoeding van de kinderen. Ook doet hij vaak de boodschappen. Zij betaalt hem af en toe terug. Het hout van de zoldertrap is door [medeverdachte] betaald. [31] Verdachte zou niet bijdragen aan de huur. [32]
Verdachte heeft zelf verklaard dat hij vaak bij [medeverdachte] kwam. Hij leende haar auto, maar zij heeft zelf de auto betaald. [33] Zij deed de boodschappen en betaalde ze. Verdachte at weleens mee. [34] Verdachte deed wel eens klusjes bij haar thuis zoals de schutting, de trap en het laminaat. Spullen daarvoor zijn door [medeverdachte] aangeschaft. [35]
[medeverdachte] moest inkomsten en veranderingen die van invloed kunnen zijn op de uitkering doorgeven middels een zogenaamd rechtmatigheidsformulier. Zij is hiervan op de hoogte gesteld bij aanvang uitkering middels de beschikking die haar op 4 februari 2011 is toegezonden en nogmaals toen de rechtmatigheidsformulieren werden vervangen door mutatieformulieren op 23 oktober 2012. [medeverdachte] heeft tot op heden (
de rechtbank begrijpt: 7 juli 2014, te weten de datum van het opmaken van het proces-verbaal) geen enkele opgave gedaan van samenwoning, inkomsten en/of andere veranderingen. [36]
De gemeente Drechterland heeft op 3 februari 2014 bij besluit de bijstandsuitkering van [medeverdachte] ingetrokken over de gehele uitkeringsperiode. [37] Het recht op uitkering is opgeschort per 1 oktober 2013. De uitkering is ingetrokken met ingang van 1 januari 2011. [38] [medeverdachte] heeft verklaard dat zij wel eens sprak met verdachte over het feit dat zij een uitkering ontving. [39] Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat zij een uitkering ontving. [40]
3.3.
Bewijsoverweging
Uit de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat er sprake was van een gezamenlijke huishouding van verdachte en [medeverdachte] in de periode van 1 januari 2011 tot en met 30 september 2013. Verdachte verbleef blijkens verklaringen van diverse buurtbewoners en mede blijkens de twitterberichten van [medeverdachte] gedurende deze periode vrijwel altijd op de [adres pleegplaats]. Veel van zijn post werd daar bezorgd en blijkens de verklaring van zijn werkgever had verdachte de [adres pleegplaats] ook opgegeven als zijn hoofdadres. Hij gebruikte de auto van [medeverdachte] veelvuldig en verdachte en [medeverdachte] deelden de kosten van deze auto. Voorts droeg verdachte bij aan de zorg van de kinderen. Blijkens de GBA gegevens is onduidelijk waar verdachte gedurende een groot deel van de ten laste gelegde periode heeft gewoond. De tijdelijke huur door verdachte van een woning te Schellinkhout stelde feitelijk gezien – blijkens de verklaring van getuige [getuige 2] – niet veel voor.
De rechtbank acht gezien het voorgaande bewezen dat [medeverdachte] niet heeft opgegeven en derhalve heeft verzwegen dat zij samenwoonde met verdachte en met hem een gezamenlijke huishouding voerde. Hiermee heeft [medeverdachte] niet voldaan aan de inlichtingenplicht betreffende de WBB, en daarmee heeft zij zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 227b Wetboek van Strafrecht.
Blijkens voornoemde redengevende feiten en omstandigheden heeft verdachte voordeel getrokken uit voornoemd misdrijf. Dit blijkt onder andere uit het feit dat [medeverdachte] de huur van de woning betaalde waarin verdachte ook verbleef. Verdachte maakte gebruik van de auto die door [medeverdachte] was aangeschaft en verdachte en [medeverdachte] deelden de kosten daarvan terwijl met name verdachte gebruik van deze auto maakte. Verdachte en [medeverdachte] deden samen boodschappen die (deels) ook door [medeverdachte] werden (mee)betaald. De spullen die [medeverdachte] heeft aangeschaft voor klusjes in huis werden door haar betaald.
Voorts acht de rechtbank het gezien de afgelegde verklaringen van buurtbewoners volstrekt onaannemelijk dat verdachte slechts een paar keer bij [medeverdachte] thuis gegeten heeft, zoals hij zelf heeft verklaard.
Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat [medeverdachte] een uitkering ontving. Blijkbaar heeft verdachte zich gedurende een bepaalde periode laten inschrijven op een ander adres dan waar hij woonachtig was en dan waar hij de post van zijn werkgever ontving, om zo [medeverdachte] in staat te stellen de onrechtmatig verkregen uitkering te kunnen ontvangen.
Op grond van de bewijsmiddelen zoals hiervoor weergegeven, alsmede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich in de ten laste gelegde periode heeft schuldig gemaakt aan opzetheling.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 01 januari 2011 tot en met 30 september 2013 te Venhuizen, gemeente Drechterland, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de woning gelegen aan de [adres pleegplaats] te Venhuizen en de in die woning aanwezige voorzieningen, te weten gas, water, elektriciteit en huishoudelijke apparaten, en opzettelijk levensmiddelen heeft genuttigd, en opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een personenauto (Opel), terwijl hij wist dat de huur van die woning en dat gas, water en elektriciteit en die apparaten en die levensmiddelen, en (de kosten van) die auto geheel of gedeeltelijk werden betaald van een uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (norm
alleenstaande ouder), welke door [medeverdachte] - met wie verdachte op bovengenoemd adres een gezamenlijke huishouding voerde en van wie verdachte die auto gebruikte - door nalaten gegevens te verstrekken (artikel 227b Wetboek van Strafrecht) was verkregen, hebbende verdachte aldus opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel getrokken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk uit de opbrengst van enig door misdrijf verkregen goed voordeel trekken
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zestig dagen.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door zijn handelen opzettelijk geprofiteerd van een ten onrechte aan [medeverdachte] verstrekte uitkering krachtens de Wet werk en bijstand (norm alleenstaande ouder), terwijl hij met haar een gezamenlijke huishouding voerde. Verdachte heeft zichzelf gedurende een periode van bijna drie jaar bevoordeeld ten koste van de gemeenschap en heeft daardoor het vertrouwen waarop het stelsel van sociale voorzieningen in Nederland is gebaseerd, geschonden. De rechtbank acht misbruik van de sociale voorzieningen een ernstig feit, waarop in beginsel moet worden gereageerd met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op
het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd
29 mei 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
Alles afwegende en mede gezien de periode waarin verdachte blijkens het dossier heeft gefraudeerd en het schadebedrag, zoals dat door de gemeente is berekend, te weten ruim
€ 60.000,00 is de rechtbank – gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting – van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
60 (zestig) dagen.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.L.M. van der Voet, voorzitter,
mr. A.E. van Montfrans-Wolters en mr. J.M. Sassenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. M.E. van den Bergh,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2015.
mr. M.L.M. van der Voet is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 5 en een geschrift, zijnde de beschikking toekenning aanvraag levensonderhoud d.d. 4 februari 2011, p. 1 van de bijlagen
3.Een geschrift, zijnde een beschikking toekenning aanvraag levensonderhoud d.d. 4 februari 2011, p. 1 van de bijlagen
4.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 4 en een geschrift, zijnde een email d.d. 6 september 2013, p. 120 van de bijlagen
5.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 14 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 142 van de bijlagen
6.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 9 en een geschrift, zijnde een uitdraai van Suwinet, p. 109 van de bijlagen
7.Rapport verklaring werkgever verdachte, te weten [getuige 1], d.d. 28 november 2013, p. 62 van de bijlagen
8.Rapport verklaring werkgever verdachte, te weten [getuige 1], d.d. 28 november 2013, p. 63 van de bijlagen
9.Rapport verklaring hoofdbewoner [adres 2] te Schellinkhout, te weten [getuige 2], d.d. 28 november 2013, p. 54 van de bijlagen
10.Rapport verklaring hoofdbewoner [adres 2] te Schellinkhout, te weten [getuige 2], d.d. 28 november 2013, p. 54/55 van de bijlagen
11.Rapport verklaring hoofdbewoner [adres 2] te Schellinkhout, te weten [getuige 2], d.d. 28 november 2013, p. 55 van de bijlagen
12.Rapport verklaring hoofdbewoner [adres 2] te Schellinkhout, te weten [getuige 2], d.d. 28 november 2013, p. 54 van de bijlagen
13.Rapport verklaring hoofdbewoner [adres 2] te Schellinkhout, te weten [getuige 2], d.d. 28 november 2013, p. 55 van de bijlagen
14.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 6
15.Adviesrapport gemeente Alkmaar, opgemaakt door [verbalisanten], d.d. 3 december 2013, p. 36/37 van de bijlagen
16.Rapport onderzoek internet, d.d. 2 december 2013, p. 68 van de bijlagen
17.Rapport onderzoek internet, d.d. 2 december 2013, p. 69 van de bijlagen
18.Rapport onderzoek internet, d.d. 2 december 2013, p. 70 van de bijlagen
19.Rapport onderzoek internet, d.d. 2 december 2013, p. 71 van de bijlagen
20.P. 165, p. 168 en p. 170 van de bijlagen (zie ook hierna genoemde getuigenverklaringen van getuige [getuige 3], getuige [getuige 4] en getuige Raven)
21.Rapport verklaring bewoonster [adres 5] te Venhuizen (
22.Rapport verklaring bewoonster [adres 6] te Venhuizen (
23.Rapport verklaring bewoner [adres 7] te Venhuizen (
24.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 6 en rapport omgevingsonderzoek [adres pleegplaats] Venhuizen, d.d. 7 november 2013, p. 49 van de bijlagen
25.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 6 en rapport verklaring betrokkene [medeverdachte], d.d. 28 november 2013, p. 42 van de bijlagen
26.Rapport verklaring betrokkene [medeverdachte], d.d. 28 november 2013, p. 42 van de bijlagen
27.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 6 en een geschrift, zijnde de RDW uitdraai, p. 110 en 111 van de bijlagen
28.Rapport verklaring betrokkene [medeverdachte], d.d. 28 november 2013, p. 41 van de bijlagen
29.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 juni 2014, p. 127 van de bijlagen
30.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 juni 2014, p. 131 van de bijlagen
31.Rapport verklaring betrokkene [medeverdachte], d.d. 28 november 2013, p. 42 van de bijlagen
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 146 van de bijlagen
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 140 van de bijlagen
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 146 van de bijlagen
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 144 van de bijlagen
36.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 5
37.Proces-verbaal uitkeringsfraude samenwonen, d.d. 7 juli 2014, p. 8
38.Een geschrift, zijnde het besluit intrekking WWB d.d. 3 februari 2014, p. 97 van de bijlagen
39.Proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte], d.d. 12 juni 2014, p. 135 van de bijlagen
40.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 24 juni 2014, p. 147 van de bijlagen