AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Bedrieglijke bankbreuk en witwassen door bestuurder van failliete rechtspersoon
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een failliete rechtspersoon, [besloten vennootschap 1], is beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 maart 2012 op verschillende tijdstippen gelden heeft onttrokken aan de boedel van de failliete rechtspersoon, met als doel de rechten van de schuldeisers te benadelen. De verdachte heeft in deze periode onverschuldigde betalingen gedaan aan een andere rechtspersoon, [besloten vennootschap 2], voor een totaalbedrag van € 207.496,-. Dit bedrag is door de verdachte overgemaakt om beslaglegging te voorkomen, terwijl hij wist dat de gelden afkomstig waren uit misdrijf.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 februari 2012 tot en met 4 december 2013 meermalen geldbedragen heeft verborgen en verhuld, die afkomstig waren uit de onttrekkingen aan de failliete rechtspersoon. De verdachte heeft verschillende geldstromen gecreëerd om het spoor van de onttrokken gelden te verdoezelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn ex-partner in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen legitieme reden was voor zijn handelen.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zowel bedrieglijke bankbreuk als witwassen en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de schuldeisers van de failliete rechtspersoon. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een vrijheidsbenemende straf op te leggen.
Voetnoten
1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 6 februari 2013, alsmede de handelsregisterhistorie (D-011).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 5] d.d. 6 november 2012 (G-01-01) en het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 6 maart 2013, alsmede de handelsregisterhistorie (D-010) .Het
4.Een schriftelijk stuk, zijnde een brief van [bedrijfsnaam 1] van 11 januari 2012 (D-003)
5.De uitspraak van de rechtbank Den Haag d.d. 24 juli 2012 (D-001).
6.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 5] d.d. 6 november 2012 (G-01-01).Het
7.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
8.Het proces-verbaal ambtshandeling d.d. 8 december 2015 (AH-23).
9.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
10.Het proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 november 2013 (G-06-01, pag. 4 en 5)
11.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18b).
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 november 2013 (G-06-02, pag 10) en het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18b).
13.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18d).
14.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 december 2013 (V01-02, pag 12) en het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 november 2013 (G-06-02, pag 10).
15.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 november 2013 (G-05-01, pag 4, 5)
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 november 2013 (G-05-01 pag. 4)
17.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18d).
18.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
19.Het proces verbaal met de verklaring van [getuige 1] voornoemd d.d. 13 november 2013 (G-06-01 pag. 5)
20.Het proces verbaal met de verklaring van [getuige 1] voornoemd d.d. 13 november 2013 (G-06-02 pag. 2)