ECLI:NL:RBNHO:2015:5211

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 juni 2015
Publicatiedatum
24 juni 2015
Zaaknummer
15/996506-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedrieglijke bankbreuk en witwassen door bestuurder van failliete rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een failliete rechtspersoon, [besloten vennootschap 1], is beschuldigd van bedrieglijke bankbreuk en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 maart 2012 op verschillende tijdstippen gelden heeft onttrokken aan de boedel van de failliete rechtspersoon, met als doel de rechten van de schuldeisers te benadelen. De verdachte heeft in deze periode onverschuldigde betalingen gedaan aan een andere rechtspersoon, [besloten vennootschap 2], voor een totaalbedrag van € 207.496,-. Dit bedrag is door de verdachte overgemaakt om beslaglegging te voorkomen, terwijl hij wist dat de gelden afkomstig waren uit misdrijf.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte in de periode van 10 februari 2012 tot en met 4 december 2013 meermalen geldbedragen heeft verborgen en verhuld, die afkomstig waren uit de onttrekkingen aan de failliete rechtspersoon. De verdachte heeft verschillende geldstromen gecreëerd om het spoor van de onttrokken gelden te verdoezelen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en zijn ex-partner in overweging genomen, maar heeft geconcludeerd dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen legitieme reden was voor zijn handelen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan zowel bedrieglijke bankbreuk als witwassen en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de schuldeisers van de failliete rechtspersoon. De verdachte heeft geen blijk gegeven van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een vrijheidsbenemende straf op te leggen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/996506-13 (P)
Uitspraakdatum: 23 juni 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 juni 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Boerlage en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M. Baltus, advocaat te
's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
[verdachte], als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [besloten vennootschap 1], welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 24 juli 2012 in staat van faillissement is verklaard,
op één of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 maart 2012 te Hoofddorp en/of Amstelveen en/of Nootdorp en/of elders in Nederland,
(telkens) alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en), (telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon,
lasten heeft/hebben verdicht of verdicht(en) en/of baten niet heeft/hebben verantwoord en/of niet verantwoordt/verantwoorden en/of enig(e) goed(eren) en/of geld(en) aan de boedel van genoemde rechtspersoon heeft/hebben onttrokken en/of onttrekt/onttrekken;
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-telkens (onverschuldigde) betalingen gedaan en/of laten doen aan [besloten vennootschap 2] voor een bedrag van in totaal 228.549,94 (AH-023), althans enig geldbedrag;
Feit 2
hij op één of meer tijdstip(pen), gelegen in of omstreeks de periode van 10 februari 2012 tot en met 4 december 2013 in Hoofddorp en/of Nootdorp tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, van één of meerdere voorwerpen, te weten:
één of meer geldbedragen van in totaal 228.549,94 euro (AH-023), althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld en/of verborgen of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) was en/of voornoemd(e) voorwerp(en) voorhanden had, en/of voornoemd(e) voorwerp(en) heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben overgedragen en/of heeft/hebben omgezet en/of van voornoemd(e) voorwerp(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Op 16 oktober 2002 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [besloten vennootschap 2] (hierna ook: [besloten vennootschap 2]) opgericht. Verdachte was in de periode van 16 oktober 2002 tot en met 27 maart 2012 directeur/enig aandeelhouder van [besloten vennootschap 2]. [besloten vennootschap 2] was van 17 september 2007 tot en met 27 maart 2012 in Nootdorp gevestigd op het woonadres van verdachte. [2]
Op 28 september 2011 heeft [besloten vennootschap 2] de aandelen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [besloten vennootschap 1], kantoorhoudende te Hoofddorp (hierna te noemen [besloten vennootschap 1]) gekocht voor een bedrag van
€ 265.000,-. Met ingang van die datum was [besloten vennootschap 2] directeur/enig aandeelhouder van [besloten vennootschap 1]. De omzet van [besloten vennootschap 1] bestond voor 85% uit de verkoop van computer programmatuur voor de bouw. Hiertoe had [besloten vennootschap 1] een licentieovereenkomst met een Engels bedrijf genaamd [bedrijfsnaam 1]. [3] Bij schrijven van 11 januari 2012 heeft [bedrijfsnaam 1] het contract met [besloten vennootschap 1] per 11 april 2012 opgezegd. [4]
Op 24 juli 2012 is [besloten vennootschap 1] door de rechtbank Den Haag failliet verklaard. Als curator werd aangesteld mr. [getuige 5]. [5]
De curator constateerde dat verdachte in de periode van 10 februari 2012 tot en met 27 april 2012 een bedrag van in totaal € 222.606,10 van de bankrekening van [besloten vennootschap 1] heeft afgeboekt naar [besloten vennootschap 2] en dat de onttrekking van dit bedrag een belangrijke oorzaak was van het faillissement van [besloten vennootschap 1]. De curator heeft daarop verdachte aangeschreven dat hij het onttrokken bedrag terug moest storten in de boedel. Hieraan heeft verdachte geen gevolg gegeven, waarna de curator aangifte van bedrieglijke bankbreuk heeft gedaan. [6]
Door verdachte [7] zijn de navolgende overboekingen van de bankrekening van [besloten vennootschap 1] naar bankrekeningen op naam van hem en [besloten vennootschap 2] gedaan: [8]
Datum Ten gunste van: Rekeningnummer en naam Bedrag af/bij
10-2-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 200.000 af
20-2-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 100.000 af
23-2-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 50.000 bij
24-2-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 40.000 af
5-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 10.000 af
7-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 110.000 bij
8-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 1.500 af
9-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 15.500 af
15-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 11.000 af
19-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 3.000 af
20-3-2012 62.91.00.063 [besloten vennootschap 2] € 4.000 af
26-3-2012 62.90.93.822 [verdachte] € 17.504 bij
Totaal: € 385.000 – € 177.504 = € 207.496
Verdachte heeft verklaard dat hij de genoemde bedragen heeft overgemaakt van de bankrekeningen van [besloten vennootschap 1] naar de rekening van [besloten vennootschap 2] en van hemzelf om te voorkomen dat er beslag op de gelden zou worden gelegd. [9]
De ex-partner van verdachte heeft verklaard dat verdachte de dag voor kerst in 2011 te horen kreeg dat een belangrijke software leverancier zijn contract met [besloten vennootschap 1] zou beëindigen per 1 januari 2012, dat een faillissement dreigde en dat verdachte de zakelijke rekeningen heeft leeg getrokken. Hij vroeg haar in die periode of hij geld op haar rekening mocht zetten, zodat er geen beslag op kon komen. [10]
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft, nadat gelden van de bankrekening van [besloten vennootschap 1] naar de
bankrekening van [besloten vennootschap 2] waren overgeboekt, verschillende geldbedragen doorgestort naar verschillende bankrekeningen. Verdachte heeft in de periode van 26 januari tot en met 23 maart 2012 totaal een bedrag van € 89.330,- van [besloten vennootschap 2] naar een privérekening op zijn naam met nummer [rekeningnummer 2] gestort. [11] Vervolgens heeft hij een bedrag van € 50.100,- doorgestort naar zijn ex-partner [getuige 1] [12] , waarvan een bedrag van € 48.795,58 daarna opnieuw werd doorgestort naar een privérekening op zijn naam met nummer [rekeningnummer 1]. Daarnaast heeft verdachte € 25.150,-, van zijn ene privérekening met nummer [rekeningnummer 2] naar een andere privérekening met nummer [rekeningnummer 1] gestort. [13]
Verdachte heeft voorts een bedrag van € 161.000,- van [besloten vennootschap 2] naar de bankrekening van zijn dochter, [getuige 2], gestort. [14] Een deel daarvan, € 110.000,- heeft hij vervolgens doorgestort naar de rekening van een vriend, genaamd [getuige 3] [15] , die dit bedrag heeft doorgestort naar voornoemde privérekening van verdachte met nummer [rekeningnummer 1]. Een bedrag van € 50.950,- is door verdachte van de rekening van zijn dochter rechtstreeks doorgestort naar deze privérekening.
[getuige 3] heeft verklaard dat verdachte € 110.000,- naar zijn rekening heeft overgemaakt, omdat het geld even gestald moest worden. Het had te maken met de oud ondernemer van [besloten vennootschap 1]. Die zat achter de centen aan en verdachte wilde dat geld even veiligstellen. [16]
Tenslotte werd in de periode van 26 maart 2012 tot en met 2 mei 2012 door verdachte een bedrag van € 25.664,07 en een bedrag van in het totaal € 150.000,- overgemaakt van zijn privérekening met nummer [rekeningnummer 1] naar [Stichting]. Voorts werden er door verdachte contante opnames verricht in de periode van 26 maart 2012 tot 1 juni 2013 van de privérekening met nummer [rekeningnummer 1] ten bedrage van € 34.050,-. [17] Ter zitting heeft verdachte nog verklaard dat [besloten vennootschap 2] met de gelden die verdachte aan [besloten vennootschap 1] had onttrokken een nieuw bedrijf voor een bedrag van € 50.000,- heeft gekocht. [18]
De ex-partner van verdachte heeft verklaard dat verdachte haar eind maart heeft gevraagd of zij mensen kende die bedrijven kopen zodat hij ervan af was en niet met schulden zou blijven zitten. Zij vroeg of hij een katvanger bedoelde en zei dat hij zijn zaken op een andere manier moest oplossen. Hij zei dat zij gelijk had, maar dat hij niet nog meer geld wilde kwijtraken aan de vorige eigenaar van [besloten vennootschap 1]. [19] Zij heeft verder verklaard dat verdachte nog € 150.000,- van [getuige 4] zou krijgen. Hij moest dit geld eerst storten, dan zou [getuige 4] het bedrijf overnemen en dan was er nog iets met Chinezen. Uiteindelijk zou verdachte die € 150.000,- terugkrijgen van [getuige 4]. Dit zou gestort worden op een buitenlandse rekening. [20]
3.3.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het oogmerk had om zichzelf ter bedrieglijke verkorting van de rechten van schuldeisers te bevoordelen.
In december 2011 kreeg verdachte te horen dat de licentieovereenkomst van [bedrijfsnaam 1] op korte termijn zou worden beëindigd. Deze licentie betrof ongeveer 85% van de omzet van het bedrijf. Op dat moment was het dus duidelijk voor verdachte, als middellijk directeur en leidinggevende van het bedrijf, dat over een aantal maanden [besloten vennootschap 1] nauwelijks meer omzet zou hebben en afstevende op een faillissement. Verdachte heeft dat zelf ook ingezien nu hij heeft verklaard dat hij in januari 2012 een aanvraag bij het UWV had gedaan voor collectief ontslag van zijn personeel.
Uit het dossier is niet naar voren gekomen dat de onttrekkingen een zakelijke achtergrond hadden en dus gerechtvaardigd ten laste van de boedel van [besloten vennootschap 1] kwamen.
Welbewust heeft hij geld van de rekening van [besloten vennootschap 1] overgeboekt naar rekeningen van [besloten vennootschap 2] en een privérekening om beslaglegging te voorkomen.
Ten aanzien van feit 2:
Verdachte heeft door het creëren van bovengenoemde geldstromen – zeker nu het geld
grotendeels via bankrekeningen van derden weer bij verdachte is terechtgekomen - verhullende handelingen verricht. Er is door verdachte geschoven met het door hem aan [besloten vennootschap 1] onttrokken geld op een manier die geschikt was het spoor aan de waarneming te onttrekken.
Verdachte heeft geweten dat deze gelden uit misdrijf afkomstig waren: hij heeft de gelden in het zicht van het faillissement onttrokken aan de boedel waarmee hij de rechten van schuldeisers heeft bekort.
Daarmee is de rechtbank van oordeel dat het witwassen van geld wettig en overtuigend is bewezen.
Ten aanzien van feit 1 en 2
Verdachte heeft aangevoerd dat hij de gelden van [besloten vennootschap 1] heeft teruggestort aan de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap 1] en dat hij door aldus te handelen niets verkeerd heeft gedaan. Verdachte stelt dat hij is benaderd door een zekere [getuige 4]. Deze [getuige 4], een bedrijvendokter, wilde met [besloten vennootschap 1] een doorstart maken, maar alleen als de gelden van [besloten vennootschap 1] zouden worden teruggestort. Hiertoe heeft verdachte eerst € 25.664,07 van zijn privérekening overgemaakt aan [Stichting], waarna [Stichting] dit bedrag op 27 maart 2012 heeft overgemaakt naar de notaris ten behoeve van de koop van de aandelen in [besloten vennootschap 2] door [Stichting], het bedrijf dat door [getuige 4] werd vertegenwoordigd. Verdachte heeft hierna € 25.000,- als koopsom voor de aandelen van de notaris terugontvangen. [Stichting] heeft vervolgens de aandelen in [besloten vennootschap 2] (inclusief [besloten vennootschap 1]) verkocht aan [bedrijfsnaam 2]. Verdachte heeft hierna € 150.000,-, zijnde het geld van [besloten vennootschap 1], overgemaakt naar [Stichting] ten behoeve van [bedrijfsnaam 2], zijnde de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap 1], die het geld aan [besloten vennootschap 1] zou teruggeven.
Verdachte heeft voorts verklaard dat het klopt dat hij de aandelen in [besloten vennootschap 2] (inclusief [besloten vennootschap 1] en een nieuw aangekocht bedrijf) aan [getuige 4] om niet heeft “weggegeven”. Hij heeft hieromtrent verklaard dat hij zich bedreigd voelde door de vorige eigenaar van [besloten vennootschap 1] en rust wilde voor zich zelf. Indien de rechtbank niet gelooft dat [getuige 4] een legitieme zakenpartner was en [Stichting] een bona fide partij, herhaalt de raadsman van verdachte zijn verzoek om [getuige 4] als getuige te horen.
Voor zover verdachte met zijn verweer dat hij de gelden van [besloten vennootschap 1] heeft teruggestort aan de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap 1] heeft willen betogen dat er geen sprake was van opzet aan zijn kant gaat dit verweer niet op nu een groot deel van de ten laste gelegde feiten heeft plaatsgevonden voordat sprake was van de verkoop van [besloten vennootschap 2] (inclusief [besloten vennootschap 1]) en deze verkoop aldus geen invloed kan hebben gehad op de opzet van verdachte.
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat er geen sprake was van opzet op witwassen bij het overmaken van in het totaal € 175.664,07 van zijn privérekening met nummer [rekeningnummer 1] naar [Stichting], gaat dit verweer evenmin op. De verklaring van verdachte met betrekking tot het overmaken van deze (inmiddels al witgewassen) gelden is niet alleen uitermate ongeloofwaardig, maar bovendien in strijd met de bewijsmiddelen.
Voor zover verdachte heeft willen betogen dat er niemand is benadeeld gaat dit verweer evenmin op. In dit verband merkt de rechtbank op dat verdachte een veel groter bedrag aan gelden aan [besloten vennootschap 1] heeft onttrokken dan het bedrag van € 150.000,- dat door verdachte aan [Stichting] is overgemaakt. Bovendien merkt de rechtbank op dat [Stichting] ten tijde van de overboeking van het bedrag van € 150.000,- niet de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap 1] was, zodat in zoverre het verweer van verdachte dat het geld is overgemaakt aan de nieuwe eigenaar van [besloten vennootschap 1] niet begrijpelijk is. Tot slot merkt de rechtbank op dat voornoemd geldbedrag niet ten goede is gekomen aan de boedel van [besloten vennootschap 1]. Het geld is verdwenen, waardoor de schuldeisers van [besloten vennootschap 1] in ernstige mate zijn benadeeld.
Het verweer wordt aldus verworpen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1
[verdachte], als bestuurder van een rechtspersoon, te weten [besloten vennootschap 1], welke rechtspersoon bij vonnis van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 24 juli 2012 in staat van faillissement is verklaard, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 27 maart 2012 te Hoofddorp en/of elders in Nederland, telkens ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van genoemde rechtspersoon,
gelden aan de boedel van genoemde rechtspersoon heeft onttrokken;
immers heeft verdachte telkens onverschuldigde betalingen gedaan aan [besloten vennootschap 2] voor een bedrag van in totaal 207.496,- euro (AH-023);
Feit 2
hij in de periode van 10 februari 2012 tot en met 4 december 2013 in Hoofddorp en/of Nootdorp, meermalen, van één of meerdere voorwerpen, te weten:
geldbedragen van in totaal 207.496,- euro (AH-023), de herkomst heeft verhuld en de vindplaats en wie de rechthebbende op voornoemde voorwerpen was en wie voornoemde voorwerpen voorhanden had, terwijl hij, verdachte, telkens wist, dat bovenomschreven geldbedragen geheel - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:Als bestuurder van een rechtspersoon welke in staat van faillissement is verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers van de rechtspersoon, enig goed aan de boedel onttrekken, meermalen gepleegd;
Feit 2:Witwassen, meermalen gepleegd.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het benadelen van schuldeisers in het faillissement van [besloten vennootschap 1]. Die benadeling bestond daaruit dat verdachte ruim € 200.000,-, terwijl hij het faillissement al lang en breed zag aankomen, aan de boedel van [besloten vennootschap 1] heeft onttrokken. Verdachte heeft op geen enkele wijze acht geslagen op de belangen van de crediteuren. Ook het UWV en de fiscus zijn met het faillissement van [besloten vennootschap 1] ernstig benadeeld. Het wettelijke systeem rond faillissementen is geweld aangedaan en het vertrouwen in een goede en integere afwikkeling van faillissementen is geschonden.
Daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen door de gelden, die hij door middel van bedrieglijke bankbreuk had onttrokken aan voornoemde BV, via omwegen naar zijn eigen privérekening te storten, waarna de gelden verdwenen zijn.
Door zo te handelen heeft verdachte de integriteit van het financiële en economische verkeer geschonden.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank er acht op geslagen dat verdachte niet eerder door een strafrechter is veroordeeld, gelet op het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 30 april 2015.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen, dat verdachte door zijn houding ter zitting
op geen enkele wijze blijk heeft gegeven van enig inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen.
De strafeis van de officier van justitie is in overeenstemming met de straf die ten aanzien van dit soort strafbare feiten in vergelijkbare gevallen pleegt te worden opgelegd. Noch in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, noch in de persoonlijke omstandigheden van verdachte, vindt de rechtbank aanleiding daarvan af te wijken.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
Het verzoek van de verdediging tot het horen van [getuige 4] als getuige wordt afgewezen, nu geen noodzaak bestaat tot het horen van deze getuige voor eventueel door de rechtbank te nemen beslissingen.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikel 57, 343, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

8.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) MAANDEN.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.E. Kwak, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. R.M. Flohil, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2015.
Mr. Flohil is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 6 februari 2013, alsmede de handelsregisterhistorie (D-011).
3.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 5] d.d. 6 november 2012 (G-01-01) en het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d. 6 maart 2013, alsmede de handelsregisterhistorie (D-010) .Het
4.Een schriftelijk stuk, zijnde een brief van [bedrijfsnaam 1] van 11 januari 2012 (D-003)
5.De uitspraak van de rechtbank Den Haag d.d. 24 juli 2012 (D-001).
6.Het proces-verbaal van aangifte van [getuige 5] d.d. 6 november 2012 (G-01-01).Het
7.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
8.Het proces-verbaal ambtshandeling d.d. 8 december 2015 (AH-23).
9.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
10.Het proces verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 13 november 2013 (G-06-01, pag. 4 en 5)
11.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18b).
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 november 2013 (G-06-02, pag 10) en het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18b).
13.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18d).
14.Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 4 december 2013 (V01-02, pag 12) en het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 20 november 2013 (G-06-02, pag 10).
15.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 november 2013 (G-05-01, pag 4, 5)
16.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 7 november 2013 (G-05-01 pag. 4)
17.Het proces-verbaal van ambtshandelingen d.d. 4 februari 2014 (AH-18d).
18.Verklaring van verdachte ter zitting afgelegd.
19.Het proces verbaal met de verklaring van [getuige 1] voornoemd d.d. 13 november 2013 (G-06-01 pag. 5)
20.Het proces verbaal met de verklaring van [getuige 1] voornoemd d.d. 13 november 2013 (G-06-02 pag. 2)