In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een andere besloten vennootschap (hierna: gedaagde) over een aanneemsom van € 502.775,00. De eiseres had een aannemingsovereenkomst gesloten met de gedaagde voor het aanpassen van een pand in Geldermalsen. De gedaagde had de eerste drie termijnen van de aanneemsom betaald, maar weigerde de vierde termijn te voldoen, met als argument dat zij een beroep kon doen op verrekening met een vordering van een derde partij, [betrokkene 1], op de eiseres. De rechtbank heeft de procedure in verschillende stappen doorlopen, waarbij onder andere eerdere vonnissen en processtukken zijn besproken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij en [betrokkene 1] vereenzelvigd moeten worden, wat een voorwaarde is voor het kunnen doen van een beroep op verrekening. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van wederkerig schuldenaarschap, aangezien de gedaagde enkel debiteur was van de eiseres en niet ook crediteur. De rechtbank heeft het verweer van de gedaagde afgewezen en geoordeeld dat de eiseres recht had op de volledige aanneemsom, vermeerderd met rente en kosten.
De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag, inclusief wettelijke rente vanaf 15 juni 2012, en heeft de proceskosten aan de zijde van de eiseres begroot op € 9.074,02. De gedaagde is ook veroordeeld in de nakosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad.