ECLI:NL:RBNHO:2015:5126
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne te Schiphol door bekennende verdachte
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 juni 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 26 februari 2015 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne heeft ingevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft verschillende proces-verbalen en een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut als bewijsstukken in overweging genomen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, namelijk het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte is strafbaar verklaard, en er zijn geen omstandigheden gebleken die de strafbaarheid uitsluiten. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zeven maanden geëist, en de rechtbank heeft deze eis in haar vonnis overgenomen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne, ongeveer 900 gram, bestemd was voor verdere verspreiding en dat de handel in cocaïne gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. Gezien de ernst van het feit en de noodzaak tot normhandhaving heeft de rechtbank besloten tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven maanden, met aftrek van het voorarrest.