ECLI:NL:RBNHO:2015:5121
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Opzettelijke invoer van cocaïne te Schiphol door bekennende verdachte
In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 5 juni 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 1 maart 2015 te Schiphol opzettelijk een hoeveelheid cocaïne binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft tijdens de terechtzitting een bekennende verklaring afgelegd, en de rechtbank heeft verschillende bewijsmiddelen in overweging genomen, waaronder proces-verbaal van onderzoek en een rapport van het Douane Laboratorium.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezenverklaarde feit, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, strafbaar is. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en heeft een lichtere straf voorgesteld. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen en heeft besloten tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder reclasseringstoezicht.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met inachtneming van de tijd die zij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffiers.