ECLI:NL:RBNHO:2015:5077

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
C-15-216979 - HA ZA 14-422
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de splitsingsakte en de toepassing van reductiefactoren bij stookkosten in appartementsrecht

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben twee eiseressen, eigenaren van appartementsrechten, een vordering ingesteld tegen de Vereniging van Eigenaren (VVE) van hun appartementencomplex. De eiseressen betogen dat de VVE onterecht reductiefactoren toepast bij de doorberekening van stookkosten, wat in strijd zou zijn met de splitsingsakte. De splitsingsakte, die de rechtspositie van de eigenaren regelt, bepaalt dat de stookkosten moeten worden verdeeld op basis van het werkelijk gemeten verbruik. De rechtbank heeft de feiten en de procedure in detail onderzocht, waaronder eerdere tussenvonnissen en de akten van de VVE. De rechtbank concludeert dat de toepassing van reductiefactoren niet in strijd is met de splitsingsakte, omdat de verdeling van de stookkosten nog steeds is gebaseerd op het geregistreerde verbruik. De rechtbank wijst de vorderingen van de eiseressen af en veroordeelt hen in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.964,00. Dit vonnis is uitgesproken op 1 juli 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/15/216979 / HA ZA 14-422
Vonnis van 1 juli 2015
in de zaak van

1.[eiseres 1] ,

wonende te [plaats] ,
2.
[eiseres 2],
wonende te [plaats] ,
eiseressen,
advocaat mr. D.N. Reynders te Utrecht,
tegen
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
VERENIGING VAN EIGENAARS [appartementen] TE [plaats],
gevestigd te [plaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. T.F.B.A. Gilsing te Arnhem.
Partijen zullen hierna [eiseressen] en VVE genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 november 2014
  • het proces-verbaal van comparitie van 9 maart 2015
  • de akte van VVE
  • de antwoordakte van [eiseressen] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres 1] is eigenaar van het appartementsrecht [adres] te [plaats] . [eiseres 2] is eigenaar van het appartementsrecht [adres] te [plaats] . Beide appartementsrechten zijn gelegen in het appartementsgebouw van de VVE.
2.2.
Het appartementsgebouw is gesplitst in appartementsrechten bij notariële akte van 27 februari 1987. Bij notariële akte van 31 maart 1993 is het splitsingsreglement van 1987 komen te vervallen en is een nieuw splitsingsreglement vastgesteld, waarbij het Modelreglement bij Splitsing in Appartementsrechten 1992 van toepassing is verklaard. Bij notariële akte van 6 augustus 2001 zijn wijzigingen in het splitsingsreglement doorgevoerd, waaronder artikel 2 lid 3 sub D en E:

D. de in artikel 3 sub a bedoelde kosten voor zover deze betrekking hebben op de (installaties voor) centrale verwarming en de warmtevoorziening geheel voor rekening komen van de eigenaars van de appartementsrechten met de indices 1 tot en met 88. In verband hiermee wordt de verhouding waarin de eigenaars van de appartementsrechten met de indices 1 tot en met 88 moeten bijdragen in deze kosten zodanig gewijzigd dat de noemer van de breukdelen bedoeld in lid 1 wordt: achtduizendvijhonderdvijfenveertig (8545).
E. de in artikel 3 sub h bedoelde kosten geheel voor rekening komen van de eigenaars van de appartementsrechten met indices 1 tot en met 88. Deze kosten zullen worden verdeeld overeenkomstig een verdeling die is gebaseerd op de registratie van het verbruik door verbruiksmeters, welke verdeling wordt opgemaakt door ISS Warmtemeter B.V. te Schiedam, of bij ontstentenis van voornoemd bedrijf door een door de administrateur aan te wijzen deskundige op het gebied van verbruiksmeting. De door ISS Warmtemeter B.V. of andere aangewezen deskundige opgemaakte verdeling van de in artikel sub h bedoelde kosten is bindend voor alle betrokkenen. Bij gebreke van, casu quo niet werken van de verbruiksmeters, wordt het betreffende verbruik door de metende instantie bindend bepaald. (…)”.
2.3.
Alle appartementen in het gebouw zijn voorzien van radiatoren. De radiatoren zijn aangesloten op een collectieve cv-installatie van de VVE. Op alle radiatoren zijn door Ista elektronische meters geïnstalleerd. Bij de afrekening van de stookkosten worden de gemeten eenheden gecorrigeerd met een omrekenfactor en een reductiefactor. De omrekenfactor betreft een correctie van de digitale meterstand naar het werkelijk verbruik op basis van de omvang van de radiator. Met de reductiefactor wordt het gemeten verbruik van warmte-technisch ongunstig gelegen radiatoren enigszins gecompenseerd. De reductiepercentages zijn gekoppeld aan de ligging van de radiatoren en variëren van 10% tot 40%. Sommige radiatoren hebben een reductiefactor 0.
2.4.
[eiseressen] heeft de VVE verzocht de toepassing van de reductiefactoren te staken. Tijdens de vergadering van de VVE van 19 mei 2014 is besloten om de reductiefactoren toe te blijven passen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseressen] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I.
te verklaren voor recht dat het de VVE niet toegestaan is bij doorberekening van de stookkosten aan de eigenaren van de appartementsrechten met toepassing van reductiefactoren en dat iedere eigenaar van een appartement in het appartementengebouw van de VVE niet meer aan stookkosten dient bij te dragen, dan het werkelijk gemeten verbruik in het zijn/haar appartement;
II.
de VVE te veroordelen de stookkosten over de periode van 2010 tot en met 2013 conform het werkelijk gemeten verbruik te (laten) herberekenen en er voor zorg te dragen dat deze kosten alsnog conform de herberekening onder de leden wordt verdeeld;
III.
de VVE te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder € 131,00 aan nasalaris ingeval van niet-betekening van het vonnis en € 199,00 ingeval van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente indien niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis voldoening daarvan heeft plaatsgevonden.
3.2.
[eiseressen] legt aan de vorderingen ten grondslag dat de akte van splitsing geen ruimte biedt voor toepassing van reductiefactoren. De akte van splitsing bepaalt immers dat stookkosten moeten worden verdeeld overeenkomstig de registratie van het verbruik. De reductietoepassing is derhalve in strijd met de akte van splitsing. [eiseressen] heeft de VVE er herhaaldelijk opgewezen dat een besluit of handeling in strijd met de akte van splitsing op grond van artikel 5:129 jo 2:14 Burgerlijk Wetboek nietig is. Door desalnietemin de stookkosten met toepassing van reductiefactoren in rekening te brengen handelt de VVE jegens [eiseressen] onrechtmatig waardoor zij financieel benadeeld wordt, aldus [eiseressen]
3.3.
VVE voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Kern van het geschil betreft de uitleg van artikel 2 lid 3 sub D en E van het splitsingsreglement. [eiseressen] stelt zich op het standpunt dat voornoemd artikel de toepassing van reductiefactoren niet toelaat, nu uit de akte van splitsing niet valt op te maken dat van een verdeling conform het werkelijke verbruik mag worden afgeweken en zij als koper van het appartementsrecht er niet op bedacht hoeft te zijn dat zij indirect dient bij te dragen aan de stookkosten van een andere appartementseigenaar. De VVE betwist dit en stelt dat de verdeling met toepassing van reductiefactoren nog steeds is gebaseerd op het geregistreerde verbruik en daarmee in overeenstemming is met het splitsingsreglement
4.2.
De rechtbank stelt voorop dat de splitsingsakte naar zijn aard bestemd is om de rechtspositie van een aantal derden te beïnvloeden, in het bijzonder die van de (toekomstige) eigenaren van de appartementsrechten, zonder dat deze op de inhoud of formulering invloed hebben. Dit brengt met zich dat de gebezigde bewoordingen in deze akte naar objectieve maatstaven dienen te worden uitgelegd in het licht van de verdere inhoud van de akte. De taalkundige betekenis van de bewoordingen is daarbij van groot belang, doch niet alleen bepalend.
4.3.
In de splitsingsakte is bepaald dat de kosten
zullen worden verdeeld overeenkomstig een verdeling die is gebaseerd op de registratie van het verbruik door verbruiksmeters.De rechtbank is met de VVE van oordeel dat een verdeling
gebaseerdop het geregistreerde verbruik niet hetzelfde is als een verdeling
conformhet geregistreerde verbruik, zoals [eiseressen] betoogt. Dat uit de bewoordingen van artikel 2 lid 3 sub D en E van het splitsingsreglement volgt dat van een verdeling conform het werkelijke verbruik niet mag worden afgeweken, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook onjuist.
4.4.
Het vorenstaande neemt niet weg dat naar het oordeel van de rechtbank ook bij een verdeling die is
gebaseerdop het geregistreerde verbruik, de (toekomstige) eigenaren van de appartementsrechten er vanuit moeten kunnen gaan dat het door de verbruiksmeters geregistreerde verbruik leidend zal zijn en bij de verdeling van de stookkosten niet substantieel van het geregistreerde gebruik zal worden afgeweken. Uit de door de VVE in het geding gebrachte overzichten blijkt dat de toepassing van de reductiefactoren voor [eiseressen] leidt tot een verschil van circa € 10,00 tot € 30,00 op jaarbasis, hetgeen omgerekend neerkomt op een afwijking (in het voordeel van [eiseres 1] en in het nadeel van [eiseres 2] ) van circa 5% van de kosten op basis van het geregistreerde verbruik. Van een substantiële afwijking is daarmee naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
4.5.
De conclusie moet derhalve luiden dat de toepassing van reductiefactoren niet in strijd is met de splitsingsakte, nu daarmee is voldaan aan de in de splitsingsakte voorgeschreven verdeling van de stookkosten, namelijk een
verdeling die is gebaseerd op de registratie van het verbruik door verbruiksmeters. De vorderingen van [eiseressen] zullen daarom worden afgewezen.
4.6.
[eiseressen] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VVE worden begroot op:
- griffierecht 608,00
- salaris advocaat
1.356,00(3,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.964,00
4.7.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseressen] (hoofdelijk) in de proceskosten, aan de zijde van de tot op heden begroot op € 1.964,00,
5.3.
veroordeelt [eiseressen] (hoofdelijk) in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseressen] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Pott Hofstede en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2015. [1]

Voetnoten

1.Conc.: 710