ECLI:NL:RBNHO:2015:5012
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen inzake WAO-uitkering en arbeidsongeschiktheidspercentage
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.E. Zalm, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door L.C. Husman. Eiseres ontving sinds 12 maart 1991 een WAO-uitkering, aanvankelijk met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 35-45%, en sinds 22 mei 2008 met een percentage van 25-35%. Verweerder heeft bij besluit van 20 december 2013 medegedeeld dat eiseres per 1 januari 2013 geen recht meer heeft op uitbetaling van haar WAO-uitkering. Dit besluit werd in een later besluit van 10 juni 2014 gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde.
Tijdens de zitting op 27 januari 2015 is eiseres in persoon verschenen, terwijl haar gemachtigde niet aanwezig was. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geschil zich richt op de berekening van het brutoloon van eiseres, dat door verweerder is vastgesteld op € 2.451,12 op basis van een arbeidsomvang van 25,59 uur per week. Eiseres betwistte deze berekening en stelde dat haar salaris lager was, namelijk € 1.818,67 bruto.
De rechtbank heeft de salarisadministratie van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat verweerder terecht is uitgegaan van het brutoloon van € 2.451,12. De rechtbank oordeelde dat de aanvulling die eiseres ontving, inclusief de WAO-uitkering, correct was meegenomen in de berekening. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beslissing van verweerder om de WAO-uitkering niet uit te betalen, standhield. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.