ECLI:NL:RBNHO:2015:4947

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
15-002908
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging strafzaak wegens overschrijding redelijke termijn

Op 8 juni 2015 diende mr. A. Çinar, advocaat van verzoeker K., een verzoekschrift in bij de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met het verzoek om de strafzaak tegen verzoeker, geregistreerd onder parketnummer 15/200275-14, te beëindigen. Dit verzoek volgde op een lange periode van inactiviteit in de strafzaak, die begon met de aanhouding van verzoeker op 15 mei 2013. Ondanks herhaalde verzoeken van de raadsman om informatie over de stand van zaken, bleef een dagvaarding uit, terwijl het Openbaar Ministerie eerder had toegezegd dat deze zou volgen. De raadsman had in de tussentijd meerdere keren contact opgenomen met het Openbaar Ministerie, maar zonder resultaat. De officier van justitie, mr. J.G. Hendriks, concludeerde dat de zaak niet diende te worden geseponeerd, maar de rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor vervolging was overschreden. De rechtbank benadrukte dat het verzoek van verzoeker om beëindiging van de zaak moest worden ingewilligd, gezien de lange periode van inactiviteit en de proactieve houding van verzoeker en zijn raadsman. De rechtbank wees het verzoek toe en verklaarde de strafzaak tegen verzoeker geëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 15-002908
Parketnummer: 15/200275-14
Datum beslissing: 29 juni 2015
Beschikking(art. 36 Sv)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 8 juni 2015 is op de griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen
een door mr. A. Çinar, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[K.], verzoeker,
geboren op[geboortedatum],
domicilie kiezende te Maastricht, ten kantore van A. Çinar, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt ertoe, dat de rechtbank de jegens verzoeker onder bovenvermeld parketnummer geregistreerde strafzaak ter zake van verdenking van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht geëindigd zal verklaren.
Op 15 juni 2015 is dit verzoekschrift in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. A.B.E. van Kan uit Maastricht, waarnemend raadsman van verzoeker. Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J.G. Hendriks.

2.Beoordeling

Op 15 mei 2013 is verzoeker aangehouden en gehoord ter zake van verdenking van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens is verzoeker op 15 mei 2013 in verzekering gesteld vanwege deze verdenking en later die dag heengezonden. Namens verzoeker is vervolgens meermalen schriftelijk gecorrespondeerd met het Openbaar Ministerie om naar de stand van zaken met betrekking tot deze strafzaak te vragen.
Op 21 mei 2013 heeft de raadsman van verzoeker om het strafdossier verzocht en verzocht om de raadsman een sepotbericht te doen toekomen indien het Openbaar Ministerie zou afzien van vervolging. Dit schrijven heeft de raadsman van verzoeker op 17 juni 2013 herhaald, nu hij geen reactie op zijn eerdere brief heeft ontvangen.
Op 11 februari 2014 heeft de raadsman het Openbaar Ministerie verzocht een standpunt in te nemen met betrekking tot de vervolgingsbeslissing en heeft de raadsman het Openbaar Ministerie verzocht de strafzaak te seponeren.
Naar aanleiding van dit schrijven heeft het Openbaar Ministerie op
19 februari 2014een bericht aan de raadsman van verzoeker gestuurd met de mededeling de strafzaak niet te zullen seponeren en de zaak op een zitting te laten inplannen.
Op 20 februari
2015heeft de raadsman van verzoeker de zaak nogmaals onder de aandacht gebracht van het Openbaar Ministerie, zonder hierop een reactie te hebben ontvangen.
De strafzaak betreft een ruzie in het verkeer, bij welke ruzie verzoeker aanwezig is geweest, en verzoeker wordt ervan verdacht enkele geweldshandelingen te hebben gepleegd. Alle aanwezigen bij de ruzie zijn op 14 en 15 mei 2013 als aangever, getuige of verdachte gehoord.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek, omdat het Openbaar Ministerie van mening is dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. De termijn tussen het moment van de aanhouding van verdachte en de behandeling van de strafzaak op zitting is lang, maar betreft geen termijn waardoor het recht van vervolging zou moeten komen te vervallen, aldus de officier van justitie. De officier van justitie heeft voorts toegezegd dat de zaak binnen drie tot vijf maanden op een zitting kan worden ingepland.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens het digitale systeem (GPS) is – anders dan in februari 2014 aan de raadsman van verzoeker is meegedeeld – kennelijk pas op 16 september 2014 de beslissing genomen om verzoeker te zullen dagvaarden wegens overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht. Ten tijde van de behandeling van het onderhavige verzoek zijn inmiddels echter weer 9 maanden verstreken, zonder dat tot uitvoering van het voornemen tot dagvaarding is overgegaan. Daarmee is eveneens de “redelijke termijn” in de zin van artikel 6 EVRM overschreden.
Een goede procesorde brengt met zich dat aan de onzekerheid van verzoeker, of – voor wat betreft de voormelde verdenking – aan zijn zaak nog vervolg zal worden gegeven zo spoedig mogelijk een einde behoort te worden gemaakt. De rechtbank betrekt hierbij ook het feit dat het om een niet complexe zaak gaat en de proactieve houding van verzoeker en zijn raadsman op het procesverloop. .
De officier van justitie heeft gewezen op het belang van het slachtoffer om de zaak op een zitting te plaatsen. De rechtbank onderschrijft dat belang, maar wijst erop dat het op de weg van het Openbaar Ministerie had gelegen om dit belang van het slachtoffer eerder in acht te nemen door het spoedig na het incident op een zitting aanbrengen van de strafzaak.
Het voorgaande brengt met zich dat het verzoek zal worden ingewilligd.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek
toeen verklaart de strafzaak tegen verzoeker ter zake van voormelde verdenking geëindigd.

5.Samenstelling raadkamer en dagtekening

Deze beschikking is gegeven op 29 juni 2015 door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier.