ECLI:NL:RBNHO:2015:4944

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2015
Publicatiedatum
17 juni 2015
Zaaknummer
15-000937
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beleidssepot en schadevergoeding voor kosten van de raadsman in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot schadevergoeding voor de kosten van de raadsman van verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak die is geëindigd door een beleidssepot. Het Openbaar Ministerie had besloten niet verder te vervolgen vanwege de gezondheidstoestand van verzoeker, die lijdt aan PTSS als gevolg van zijn werkzaamheden als politieagent. Verzoeker had een verzoekschrift ingediend om vergoeding van de kosten van zijn raadsman, die in totaal € 1.502,88 bedroegen. De rechtbank overwoog dat, hoewel er een strafbaar feit was gepleegd, de kans bestond dat de strafrechter niet tot veroordeling zou zijn gekomen, gezien de psychiatrische rapportages die aantoonden dat verzoeker ten tijde van het feit niet toerekenbaar was. De rechtbank oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig waren om de kosten van de raadsman te vergoeden, en kende verzoeker de gevraagde schadevergoeding toe. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsman van verzoeker, mr. W.J. Oomkes, en werd openbaar uitgesproken door rechter L.J. Saarloos.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Enkelvoudige raadkamer
Registratienummer: 15-000937
Parketnummer: 15/077067-14
Uitspraakdatum: 29 juni 2015
Beschikking(art. 591a Sv.)

1.Ontstaan en loop van de procedure

Op 20 februari 2015 is ter griffie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, ingekomen een door mr. W.J. Oomkes, advocaat, ingediend verzoekschrift van
[E.], verzoeker,
geboren op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
domicilie kiezende te Vlaardingen, ten kantore van mr. W.J. Oomkes, voornoemd.
Het verzoekschrift strekt tot toekenning aan verzoeker van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 952,88 wegens de door deze met betrekking tot de strafzaak met bovengenoemd parketnummer gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening en behandeling van het onderhavige verzoekschrift.
Op 15 juni 2015 is dit verzoekschrift in het openbaar in raadkamer behandeld.
Voor verzoeker is verschenen mr. W.J. Oomkes, voornoemd.
Tevens was aanwezig de officier van justitie mr. J.G. Hendriks.

2.Beoordeling

De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd door een op 27 januari 2015 aan verzoeker verstuurde kennisgeving van niet verdere vervolging van de officier van justitie.
Het door verzoeker ondertekende verzoekschrift is tijdig ingediend.
Op de voet van het bepaalde in artikel 591a jo artikel 90 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman.
Van de zijde van verzoeker is er op gewezen dat de zaak weliswaar is geseponeerd vanwege de gezondheidstoestand van verzoeker, maar dat ook als de zaak op zitting zou zijn behandeld, de rechter tot vrijspraak zou zijn gekomen gelet op de psychische toestand van verzoeker ten tijde van het feit. Voorts heeft de raadsman van verzoeker gewezen op het feit dat de PTSS klachten van verzoeker het gevolg zijn van zijn werkzaamheden als politieagent, en moet justitie volgens de raadsman juist extra zorg dragen voor vergoeding van zijn kosten. Ten slotte heeft de raadsman van verzoeker erop gewezen dat door de reclassering in september 2014 is geadviseerd een NIFP rapportage aan te vragen, dat de officier van justitie hier geen gevolg aan heeft gegeven en verzoeker heeft gedagvaard, waarna verzoeker de bijstand van de raadsman heeft gezocht. De raadsman heeft vervolgens verzocht om aanhouding van de inhoudelijke behandeling van de strafzaak met het oog op de aan te vragen rapportages, waarna de officier van justitie heeft besloten de zaak te seponeren. Indien het Openbaar Ministerie zelf eerder tot een sepot zou hebben besloten, zou de bijstand van de raadsman niet nodig zijn geweest.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, nu het sepot een beleidssepot betreft in verband met de gezondheidstoestand van verzoeker, het niet billijk is om de kosten van de raadsman op de staat te verhalen. Er is een strafbaar feit gepleegd door verzoeker, maar in verband met zijn persoonlijke omstandigheden is er geen straf of maatregel opgelegd. Mocht het al zo zijn dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar zou zijn verklaard voor het strafbare feit, zou het niet tot vrijspraak hebben geleid, maar tot ontslag van alle rechtsvervolging. De beslissing tot dagvaarding is genomen voordat het reclasseringsadvies door het Openbaar Ministerie is ontvangen, dus de kosten voor de raadsman zijn niet nadien ontstaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het Openbaar Ministerie heeft de strafzaak jegens verzoeker geseponeerd omdat zijn “gezondheidstoestand een vervolging in de weg staat”. Indien sprake is van een zogenaamd beleidssepot, is de zaak geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, maar daarmee is nog niet onmiddellijk gegeven dat er aan de gewezen verdachte een schadevergoeding zou moeten worden betaald. Dat hangt er in dergelijke gevallen met name van af of het evident is dat de strafrechter, later oordelend, tot een veroordeling zou zijn gekomen. In het strafdossier (van de hoofdzaak) bevindt zich een reclasseringsrapportage van19 augustus 2014 en daarnaast heeft de raadsman van verzoeker gewezen op psychiatrische en psychologische rapportages die naar aanleiding van deze zaak omtrent de psychische gezondheid van verzoeker zijn opgesteld. De conclusie in deze rapportages is dat verzoeker niet toerekenbaar was ten tijde van het strafbare feit. Deze conclusie is vanuit de zijde van het Openbaar Ministerie niet weersproken. Met de raadsman is de rechtbank daarom van oordeel dat er op grond van deze conclusies een aanmerkelijke kans bestaat dat aan verdachte geen straf of maatregel zou zijn opgelegd, waarbij de rechtbank in het midden laat of dat een vrijspraak of een ontslag van rechtsvervolging zou zijn geworden.
De rechtbank acht daarom in dit geval gronden van billijkheid aanwezig die de toekenning van een vergoeding voor de kosten van de raadsman rechtvaardigen. Het verzoek zal dan ook worden ingewilligd op de wijze als hieronder is aangegeven.

3.Beslissing

De rechtbank:
Kent aan verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe van
€ 1.502,88
(zegge: eenduizend vijfhonderdtwee euro en achtentachtig cent), welk bedrag als volgt is samengesteld:
€ 952,88 wegens de kosten van een raadsman voor zijn werkzaamheden ten behoeve van de strafzaak;
€ 550,- wegens de kosten van een raadsman voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift.
Beveelt de uitbetaling door de griffier van deze rechtbank van de bij deze beschikking aan verzoeker toegekende vergoeding op de derdengeldrekening van verzoekers advocaat, rekeningnummer NL37 INGB 0007 5401 34 ten name van Stichting Beheer Derdengelden mrs. Van der Boom & Trooster te Vlaardingen, onder vermelding van “schadevergoeding [E.]
/om – dossiernummer 2014383WO”.

4.Samenstelling raadkamer en uitspraakdatum

Deze beschikking is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L. de Jong, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2015.