Op 8 januari 2015 zijn twee verzoekschriften ingediend door mr. B.P. de Boer namens verzoekster [L.], die een schadevergoeding eiste van de Staat wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis. De verzoekschriften werden op 15 juni 2015 in het openbaar behandeld, waarbij de officier van justitie mr. J.G. Hendriks aanwezig was. Verzoekster stelde schade te hebben geleden door haar detentie, die begon op 12 december 2012 en eindigde op 17 januari 2013, en vroeg om een vergoeding van € 4.755,- voor de geleden schade en € 550,- voor de kosten van juridische bijstand.
De rechtbank beoordeelde de zaak en oordeelde dat verzoekster recht had op een schadevergoeding, omdat de strafzaak tegen haar was geëindigd zonder oplegging van straf. De rechtbank erkende dat verzoekster tijdens haar detentie zwanger was en dat dit extra psychische spanningen met zich meebracht. De officier van justitie vond dat de standaardvergoeding voldoende was, maar de rechtbank oordeelde dat de omstandigheden van de zwangerschap een afwijking van de forfaitaire vergoeding rechtvaardigden.
De rechtbank besloot om een aanvullende vergoeding van € 50,- per dag toe te kennen, wat resulteerde in een totale schadevergoeding van € 5.305,-. Dit bedrag bestond uit € 465,- voor 3 dagen op een politiebureau, € 4.290,- voor 33 dagen in een huis van bewaring, en € 550,- voor de kosten van de raadsman. De uitspraak werd gedaan door mr. L.J. Saarloos en openbaar uitgesproken op 29 juni 2015.