ECLI:NL:RBNHO:2015:4915

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
16 juni 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 2646
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en afvoer van een schip

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het primaire besluit, genomen op 10 juni 2015, hield in dat op 26 mei 2015 spoedeisende bestuursdwang zou worden toegepast om het schip van verzoeker, liggend in [lokatie], te bergen. Verzoeker had afstand gedaan van het schip, maar verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat het schip op 17 juni 2015 zou worden afgevoerd en vernietigd.

Tijdens de zitting op 16 juni 2015 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de situatie niet zo ernstig was dat het schip onmiddellijk moest worden afgevoerd, nu het schip niet meer zinkende was. Verzoeker had een aanbod ontvangen van een scheepssloperij om het schip met gesloten beurs af te voeren en te vernietigen in ruil voor een kleine woonark. Hij vroeg om drie maanden de tijd om te verhuizen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de last onder bestuursdwang van 10 juni 2015 een formalisering was van de eerder aangezegde spoedeisende bestuursdwang. Aangezien verzoeker op 26 mei 2015 schriftelijk afstand had gedaan van zijn schip, was verweerder sinds die datum eigenaar en stond hem niets in de weg om het schip af te voeren. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 15/2646
uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2015 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker], te [plaatsnaam], verzoeker

(gemachtigde: mr. E.J. Huizinga),
en

de minister van Infrastructuur en Milieu, verweerder

(gemachtigde: mr. C.R. Duurland).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder zijn beslissing op schrift gesteld om op 26 mei 2015 spoedeisende bestuursdwang toe te passen teneinde het schip van verzoeker, de “[naam boot]” ligplaats innemende in het [lokatie], te bergen. Tevens wordt hierin aan verzoeker medegedeeld dat de Staat het schip op 17 juni 2015 zal afvoeren en vernietigen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2015. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter gaat uit van de volgende feiten.
Op 26 mei 2015 is geconstateerd dat het schip van verzoeker zinkende was. Reden hiervoor was de slechte staat van onderhoud van het schip. Verzoeker was niet in staat maatregelen te nemen om te voorkomen dat het schip verder zou zinken. Teneinde verontreiniging van het oppervlaktewater door olie aanwezig in het schip, te voorkomen heeft de toezichthouder van verweerder verzoeker spoedeisende bestuursdwang aangezegd en daarbij medegedeeld dat alle noodzakelijk maatregelen ter bescherming van het oppervlaktewater zouden worden genomen op kosten van verzoeker. Het schip is vervolgens leeggepompt en gaten in het schip zijn dichtgemaakt. De kosten hiervan bedragen ca. € 20.000,-
Verzoeker heeft op 26 mei 2015 om 17.21 uur, schriftelijk afstand gedaan van zijn schip. In de afstandsverklaring is aangegeven dat de reden daarvoor is gelegen in het feit dat verzoeker niet is verzekerd en niet over de financiële middelen beschikt om het zinken van het schip ongedaan te maken.
3. Verzoeker heeft zich tot de voorzieningenrechter gericht teneinde te voorkomen dat het schip wordt afgevoerd en vernietigd op 17 juni 2015. Hij stelt zich op het standpunt dat de situatie niet zo ernstig is dat het schip zo snel moet worden afgevoerd, nu de gaten zijn gedicht en het schip niet meer zinkende is. Verzoeker wenst gebruik te maken van een door scheepssloperij [naam] aan hem gedaan aanbod om zijn schip met gesloten beurs af te voeren en te vernietigen in ruil voor een kleine woonark. Nu de staat van het schip dit toelaat wil hij drie maanden de tijd om te verhuizen.
4. De last onder bestuursdwang van 10 juni 2015 moet naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden bezien als een formalisering van de mondeling aangezegde spoedeisende bestuursdwang van 26 mei 2015. Ter zitting is erkend dat door middel van een getekende afstandsverklaring, het schip van verzoeker op 26 mei 2015 in eigendom is overgegaan op verweerder.
Aangezien verweerder sinds 26 mei 2015 eigenaar is van het schip staat hem niets in de weg om dat schip af te voeren op een door hem gewenste datum, zonder opnieuw gebruik te hoeven maken van een last onder bestuursdwang. De voorzieningenrechter merkt daarbij nog op dat verweerder ter zitting overtuigende argumenten naar voren heeft gebracht om daarmee niet te langer te wachten dan tot 17 juni 2015.
In dat verband kon verweerder verzoeker evenzeer aanzeggen om uiterlijk 14 juni 2015 zijn spullen van het schip te verwijderen.
5. Met het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening kan derhalve niet bereikt worden wat verzoeker daarmee wenst te bereiken.
6. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.