ECLI:NL:RBNHO:2015:4915
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bestuursdwang en afvoer van een schip
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 juni 2015 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeker, die bezwaar had gemaakt tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Milieu. Het primaire besluit, genomen op 10 juni 2015, hield in dat op 26 mei 2015 spoedeisende bestuursdwang zou worden toegepast om het schip van verzoeker, liggend in [lokatie], te bergen. Verzoeker had afstand gedaan van het schip, maar verzocht de voorzieningenrechter om te voorkomen dat het schip op 17 juni 2015 zou worden afgevoerd en vernietigd.
Tijdens de zitting op 16 juni 2015 heeft verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Hij stelde dat de situatie niet zo ernstig was dat het schip onmiddellijk moest worden afgevoerd, nu het schip niet meer zinkende was. Verzoeker had een aanbod ontvangen van een scheepssloperij om het schip met gesloten beurs af te voeren en te vernietigen in ruil voor een kleine woonark. Hij vroeg om drie maanden de tijd om te verhuizen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de last onder bestuursdwang van 10 juni 2015 een formalisering was van de eerder aangezegde spoedeisende bestuursdwang. Aangezien verzoeker op 26 mei 2015 schriftelijk afstand had gedaan van zijn schip, was verweerder sinds die datum eigenaar en stond hem niets in de weg om het schip af te voeren. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 16 juni 2015.