Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.Bewijs
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte d.d. 24 februari 2015, met bijbehorende bijlage goederen, dossierpagina’s 11, 12, 15, 16, 17 en 18;
- het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2015, dossierpagina’s 74,75 en 76.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van verdachte
6.Motivering van de sanctie
7.Vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/224522-12
voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal daarbij echter naar analogie van artikel 90 lid 4 Wetboek van Strafvordering gelasten dat de tijd die verdachte reeds op grond van het bevel tot inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis in de hoofdzaak in detentie heeft doorgebracht op de tenuitvoerlegging in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
8.Vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 15/215514-14
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
4 (vier) maanden.
1 (één) maandniet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
(119 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- zich uiterlijk drie dagen na dit vonnis meldt bij de bureaudienst GGZ Reclassering Palier, en zich hierna zal blijven melden zo vaak en zolang de reclassering dat nodig acht;
- zich gedurende een periode van maximaal 18 maanden zal laten opnemen in de Forensische Verslavingskliniek De Boog van GGNet in Warnsveld, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- zich voor de relatie tussen de persoonlijkheidsproblematiek van veroordeelde, zijn middelenproblematiek en zijn delictgedrag onder behandeling zal stellen van een forensisch FACT-team van een GGZ-instelling in de woonomgeving De Waag of een soortgelijke ambulante (forensische) zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Onder de ambulante behandelverplichting wordt tevens begrepen een eventuele kortdurende klinische opname ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek voor de duur van maximaal zeven weken.
- zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang te weten RIBW, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
2 weken, opgelegd bij vonnis van de politierechter te Noord-Holland d.d. 7 februari 2013.