ECLI:NL:RBNHO:2015:4829

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
12 juni 2015
Zaaknummer
3438929 CV EXPL 14-6426
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake eigendom en tenaamstelling van voertuigen

In deze civiele zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Collet, een vordering ingesteld tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. J-F. Grégoire, met betrekking tot de eigendom en tenaamstelling van twee voertuigen, een Mercedes Vito en een Opel Movano. Eiser stelt dat de voertuigen op 30 januari 2011 en 1 april 2011 aan gedaagde zijn overgedragen, maar dat gedaagde deze niet op zijn naam heeft laten overschrijven, waardoor eiser verantwoordelijk is geworden voor boetes van het CJIB. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij de autopapieren niet heeft ontvangen en dat het niet de afspraak was om de voertuigen op zijn naam te laten overschrijven.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat gedaagde de voertuigen heeft opgehaald en dat hij de feitelijke macht over de voertuigen heeft uitgeoefend. De rechter oordeelt dat gedaagde, ondanks zijn verweer, niet heeft aangetoond dat hij niet verantwoordelijk is voor de tenaamstelling. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen en verklaart voor recht dat de Mercedes Vito eigendom is van gedaagde met ingang van 30 januari 2011 en de Opel Movano met ingang van 1 april 2011. Gedaagde wordt veroordeeld om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis de tenaamstelling te realiseren en het vrijwaringsbewijs aan eiser te overhandigen. Daarnaast wordt gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan eiser. De overige vorderingen van eiser zijn afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 3438929 \ CV EXPL 14-6426 (HB)
Uitspraakdatum: 24 juni 2015
Vonnis in de zaak van:
[naam eiser],
wonende te [plaats]
eiser
verder te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. M.A. Collet
(toevoeging nr. [nummer])
tegen
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J-F. Grégoire
(toevoeging nr. [Nummer])

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser] heeft bij dagvaarding van 10 september 2014 (met producties) een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 26 mei 2015 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [eiser] bij brieven van 13 maart 2015 en 23 maart 2015 nog stukken toegezonden.

2.De vordering

2.1.
[eiser] vordert, na aanpassing van de eis ter zitting:
Primair:
Een verklaring voor recht af te geven dat:
a. De voertuigen met de kentekens:
- [1], Mercedes Vito
- [2], Opel Movano,
met ingang van 30 januari 2011 eigendom zijn van [gedaagde] en derhalve [gedaagde] de verantwoordelijkheden draagt voor de verplichtingen als kentekenhouder;
b. zodanig dat [eiser] daarmee de tenaamstelling kan doen aanpassen bij de RDW;
c. zodanig dat [eiser] in plaats van [gedaagde] alsnog een vrijwaringsbewijs kan opvragen bij de RDW;
d. zodanig dat [eiser] daarmee van de aansprakelijkheid van alle openstaande vorderingen van het CJIB sinds 30 januari 2011 ten aanzien van de twee genoemde voertuigen kan worden gevrijwaard;
e. [eiser] wordt ontslagen van alle verantwoordelijkheid ten aanzien van de twee genoemde voertuigen en de bijbehorende verplichtingen.
Subsidiair:
a. Te bepalen dat [gedaagde] binnen 24 uur na het bekendmaken van dit vonnis de tenaamstelling op naam van [gedaagde] zal realiseren alsmede overhandiging van het vrijwaringsbewijs aan [eiser];
b. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van alle openstaande vorderingen ten aanzien van de twee genoemde voertuigen sinds 30 januari 2011;
c. op straffe van een dwangsom van € 750,- voor iedere dag dat [gedaagde] daarmee in gebreke blijft, zulks met een maximum van € 20.000,-;
d. [eiser] te ontslaan van alle verantwoordelijkheid van de twee genoemde voertuigen en de bijbehorende verplichtingen.
Bij dit alles:
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure;
- Het vonnis, behoudens de verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
2.2.
[eiser] legt aan de vordering - kort weergegeven – het volgende ten grondslag. [eiser] was voorzitter van een stichting die zich bezighield met het verzenden van hulpgoederen, onder andere naar Suriname. In verband met een voorgenomen samenwerking hebben [eiser] en [gedaagde] de opslagruimte van de stichting in Rotterdam bezocht. In deze opslagruimte waren 2 voertuigen in defecte staat aanwezig, te weten een Mercedes Vito met kenteken [1] en een Opel Movano met kenteken [2]. [gedaagde] heeft voorgesteld de 2 voertuigen aan hem te geven als vorm van betaling voor de dienst van [gedaagde] om goederen vanuit Amsterdam naar Rotterdam te vervoeren. [eiser] heeft daarmee ingestemd. Op 30 januari 2011 heeft [gedaagde] de Mercedes Vito laten ophalen met behulp van een autoambulance. Alle autopapieren van dit voertuig zijn op dezelfde dag aan hem meegegeven. De Opel Movano heeft [gedaagde] enkele maanden later, (ongeveer) in maart 2011, opgehaald althans laten ophalen. De autopapieren van de Opel heeft [eiser] later aan de echtgenote van [gedaagde] afgegeven in Amsterdam Zuidoost. Er is sprake van een geldige overdracht van de beide voertuigen ex artikel 3:84 BW. Hoewel [gedaagde] over alle relevante documenten beschikte, heeft hij de voertuigen echter niet op zijn naam laten overschrijven. Dientengevolge heeft [eiser] een groot aantal beschikkingen (boetes) van het CJIB ontvangen, die overtredingen betreffen die zich na 30 januari 2011 hebben voorgedaan. Daarnaast zijn voor een aantal zaken dwangmiddelen van toepassing, waaronder gijzeling. Door na te laten de voertuigen op zijn naam te stellen heeft [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiser] gehandeld.

3.Het verweer

3.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Hij voert hiertoe – samengevat – het volgende aan. [gedaagde] erkent de beide auto’s (in defecte staat) in ontvangst te hebben genomen. Hij ontkent echter de autopapieren van deze auto’s te hebben ontvangen. Daar de voertuigen zich in defecte staat bevonden heeft [gedaagde] de auto’s rechtstreeks naar een monteur gebracht voor reparatie. [gedaagde] heeft de auto’s bij de monteur achtergelaten, omdat hij nog niet in staat was de reparatiekosten te betalen. De monteur zit thans een langdurige gevangenisstraf uit. De auto’s blijken niet meer bij de monteur te zijn. Bij antwoord heeft [gedaagde] gesteld dat het niet de afspraak was om de auto’s op naam van [gedaagde] te laten overschrijven. Ter zitting heeft [gedaagde] echter aangevoerd dat het wel de bedoeling was dat de auto’s op zijn naam zouden worden overgeschreven. [eiser] wilde namelijk van de auto’s af omdat hij naar het buitenland ging en de gemeente hem boetes had opgelegd omdat de auto’s langs de weg stonden. [gedaagde] heeft naar hij ter zitting heeft gesteld alles geprobeerd om de auto’s op zijn naam te zetten, maar dit lukte niet omdat hij de papieren niet had. [eiser] heeft zelf niet zorgvuldig gehandeld. Het had op de weg van [eiser] gelegen om samen met [gedaagde] de auto’s op zijn naam te laten overschrijven om zo een vrijwaringsbewijs te kunnen ontvangen. [eiser] is dan ook terecht aansprakelijk gesteld voor de boetes. Overigens ontkent [gedaagde] dat hij overtredingen met de auto’s heeft begaan. Hij heeft nimmer met de voertuigen gereden.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij de Mercedes Vito op 30 januari 2011 en de Opel Movano in maart 2011 heeft opgehaald althans laten ophalen. Verder heeft [gedaagde] ter zitting erkend dat hij vanaf die momenten houder is van de voertuigen en dat het de bedoeling was dat de auto’s op zijn naam zouden worden gezet. De kantonrechter neemt deze feiten dan ook als vaststaand aan. Voorts staat als op zichzelf door [gedaagde] niet betwist vast dat [eiser] bekeuringen heeft ontvangen betreffende onder andere het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering, het niet bezitten van een geldig keuringsbewijs, het parkeren op een gelegenheid voor laden en lossen en het op gevaarlijke of hinderlijke wijze op de weg laten staan van het voertuig.
4.2.
[eiser] vordert primair voor recht te verklaren dat de betreffende voertuigen eigendom zijn van [gedaagde]. Zoals hiervoor reeds is overwogen heeft [gedaagde] erkend dat hij houder van de voertuigen is. Daarnaast heeft hij de feitelijke macht over deze voertuigen uitgeoefend door deze bij [eiser] te laten ophalen. Het uitoefenen van de feitelijke macht wijst op houderschap. In artikel 3:107 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald: ‘Bezit is het houden van een goed voor zichzelf.’ In artikel 7:109 BW is bepaald: ‘Wie een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden.’ In artikel 3:119 lid 1 BW is bepaald: ‘De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.’ Gelet op deze artikelen in samenhang bezien wordt de houder (in dit geval [gedaagde]) dus vermoed rechthebbende te zijn. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] er niet in is geslaagd dit rechtsvermoeden te weerleggen. [eiser] stelt immers dat sprake is van een geldige overdracht ex artikel 3:84 BW en dat [gedaagde] in natura zou betalen in de vorm van het verrichten van vervoersdiensten. Dit is door [gedaagde] niet althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Bovendien heeft [gedaagde] als eigenaar over de auto’s beschikt door deze voor eigen rekening en risico bij een hem bekende monteur neer te zetten ter reparatie. Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter de primair gevorderde verklaring voor recht (sub a van het petitum) toewijsbaar, in die zin dat zij voor recht zal verklaren dat de betreffende Mercedes Vito met ingang van 30 januari 2011 en de Opel Movano met ingang van 1 april 2011 eigendom zijn van [gedaagde]. Met betrekking tot de Opel Movano gaat de kantonrechter uit van de datum 1 april 2011 omdat onduidelijk is op welke datum in maart 2011 de Opel Movano precies is opgehaald. De (tevens sub a van het petitum) gevorderde zinsnede ‘...en derhalve [gedaagde] de verantwoordelijkheid draagt voor de verplichtingen als kentekenhouder’ zal worden afgewezen, nu de grondslag voor toewijzing daarvan ontbreekt.
4.3.
De vorderingen sub b tot en met e van het primaire petitum zullen als onvoldoende duidelijk worden afgewezen, omdat het in feite omschrijvingen zijn van wat [eiser] wil bereiken met de vordering sub a.
4.4.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering heeft [eiser] ter zitting aangegeven dat hij deze heeft ingesteld voor het geval de primair toe te wijzen verklaring voor recht voor de RDW niet voldoende is en [eiser] de wijziging van de tenaamstelling dus niet zelf kan regelen. Omdat de kantonrechter niet kan inschatten of de toe te wijzen verklaring voor recht voor de RDW voldoende zal zijn, zal de kantonrechter ook de subsidiaire vordering toewijzen zoals hierna vermeld. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.5.
Op grond van het bepaalde in artikel 26 lid 2 van het Kentekenreglement, is degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden verplicht binnen een week nadat hij eigenaar of houder van het voertuig is geworden bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs. [gedaagde] is op grond van dit artikellid verplicht de tenaamstelling op zijn naam te realiseren. Hij heeft echter aangevoerd dat hij hiertoe niet in staat is omdat hij de papieren van beide auto’s niet heeft ontvangen. De kantonrechter is echter van oordeel dat dit verweer moet worden verworpen. De kantonrechter neemt daarbij in aanmerking dat [eiser] zich in deze procedure steeds op het standpunt heeft gesteld dat de autopapieren van de Mercedes Vito direct op 30 januari 2011 aan [gedaagde] zijn meegegeven en dat de papieren van de Opel Movano later in Amsterdam Zuidoost aan (volgens [eiser]) de echtgenote van [gedaagde] zijn overhandigd, terwijl [gedaagde] in deze procedure tegenstrijdige standpunten heeft ingenomen. Immers, bij antwoord heeft [gedaagde] gesteld dat het niet de bedoeling was dat de auto’s op zijn naam zouden worden gesteld, terwijl hij ter zitting heeft gesteld dat dit wel de bedoeling was en dat hij er alles aan heeft gedaan de auto’s op zijn naam over te schrijven. Verder heeft [gedaagde] ter zitting gesteld dat [eiser] van de auto’s af wilde omdat hij van de gemeente boetes had ontvangen. In dat kader is het niet geloofwaardig dat [eiser] de papieren niet aan [gedaagde] ter hand heeft gesteld, want dan zou [eiser] zijn doel niet bereiken. Gezien de gemotiveerde en consequente stellingen van [eiser] en de tegenstrijdige stellingen van [gedaagde], zijn de stellingen van [eiser] over de terbeschikkingstelling van de autopapieren aan [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende gemotiveerd door [gedaagde] betwist. Maar ook in het geval [gedaagde] daadwerkelijk niet beschikt over de autopapieren is het niet onmogelijk de tenaamstelling van de auto’s te realiseren. In artikel 30 lid 1 van het Kentekenreglement is immers bepaald, dat de Dienst Wegverkeer een voertuig te naam kan stellen zonder dat aan de in de artikelen 26 tot en met 29 van het Kentekenreglement bedoelde verplichtingen is voldaan, indien de aanvraag hiertoe wordt ingediend door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon die verklaart eigenaar of houder van het voertuig te zijn en indien naar het oordeel van de Dienst Wegverkeer aannemelijk is gemaakt dat niet aan bedoelde verplichtingen kan worden voldaan. De kantonrechter begrijpt de subsidiaire vordering sub a aldus, dat [eiser] bedoelt te vorderen [gedaagde] te
veroordelenom binnen 24 uur na het bekendmaken van dit vonnis de tenaamstelling op naam van [gedaagde] te realiseren en het vrijwaringbewijs aan [eiser] te overhandigen. Die vordering zal gelet op hetgeen in deze alinea van dit vonnis is overwogen worden toegewezen in die zin, dat [gedaagde] zal worden veroordeeld om binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis de tenaamstelling op naam van [gedaagde] te realiseren en vervolgens het vrijwaringsbewijs aan [eiser] te overhandigen.
4.6.
Met betrekking tot de subsidiaire vordering sub b overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de stellingen van [eiser] blijkt dat hij zich beroept op wanprestatie van [gedaagde], omdat hij stelt dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst tot eigendomsoverdracht gehouden was de auto’s op zijn naam te zetten en [gedaagde] in de nakoming van die verplichting is tekortgeschoten. [eiser] heeft schade geleden doordat hij al aanzienlijke bedragen aan bekeuringen heeft betaald. De vordering ziet echter uitdrukkelijk alleen op openstaande boetes, terwijl schade door [eiser] pas wordt geleden wanneer hij boetes betaalt. Weliswaar heeft [eiser] zich er ook op beroepen dat [gedaagde] een onrechtmatige daad heeft gepleegd, maar in dat kader heeft hij uitdrukkelijk gesteld dat hij geen vermogensschade heeft geleden. Gelet hierop moet de subsidiaire vordering sub b bij gebreke van een grondslag worden afgewezen.
4.7.
Ook de subsidiaire vordering sub c zal worden afgewezen, nu de kantonrechter geen aanleiding ziet voor het opleggen van een dwangsom.
4.8.
De subsidiaire vordering sub d zal eveneens worden afgewezen, nu de grondslag voor toewijzing daarvan ontbreekt.
4.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Omdat aan [eiser] een toevoeging is verleend heeft de griffier verschotten voor exploten voldaan. [gedaagde] dient deze de verschotten op grond van artikel 27 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken aan de griffier te betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
Verklaart voor recht dat de Mercedes Vito met kenteken [1] met ingang van 30 januari 2011 eigendom is van [gedaagde] en dat de Opel Movano met kenteken [2] met ingang van 1 april 2011 eigendom is van [gedaagde].
5.2.
Veroordeelt [gedaagde] om binnen 3 werkdagen na betekening van dit vonnis de tenaamstelling op naam van [gedaagde] te realiseren en vervolgens het vrijwaringsbewijs aan [eiser] te overhandigen.
5.3.Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op € 472,77, te weten:
dagvaarding € 95,77
griffierecht € 77,00
salaris gemachtigde € 300,- ;
en veroordeelt [gedaagde] daarvan te voldoen:
€ 95,77 aan de griffier (wegens dagvaardingskosten in verband met de aan [eiser] verleende
toevoeging), na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak,
en € 377,- aan [eiser] (wegens griffierecht en salaris gemachtigde).
5.4.
Verklaart dit vonnis, behoudens de verklaring voor recht, uitvoerbaar bij voorraad.
5.5.
Wijst de vorderingen voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.E. Merkus, kantonrechter en op 24 juni 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter