3.3.Oordeel van de rechtbank
Van een krachtens wettelijk voorschrift gedane vordering of bevel als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht is sprake als de vordering of het bevel rechtmatig is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift. Daartoe is vereist dat het betreffende voorschrift uitdrukkelijk inhoudt dat de betrokken ambtenaar gerechtigd is tot het geven van het bevel of het doen van de vordering.
De vordering in de onderhavige zaak is gedaan krachtens het noodbevel op grond van artikel 175, eerste lid van de Gemeentewet. Op grond van deze wettelijke bepaling is de burgemeester in geval van een ernstige verstoring van de openbare orde of de ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevoegd de bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht.
Rechtmatigheid van het noodbevel
Artikel 175, eerste lid van de Gemeentewet bevat een ingrijpende openbare ordemaatregel die vanwege het ad hoc karakter principieel moet worden onderscheiden van de reguliere ordebevoegdheden. Het is een bevoegdheid bedoeld om een actueel en concreet gevaar voor de openbare orde direct te beteugelen. Gelet op het discretionaire karakter van deze bevoegdheid, dient de rechtbank slechts marginaal te toetsen of de burgemeester in redelijkheid tot het uitvaardigen van het noodbevel heeft kunnen komen.
Daartoe neemt de rechtbank als uitgangspunt dat de burgemeester slechts bij uiterste noodzaak gebruik mag maken van zijn bevoegdheid om noodbevelen te geven en dat hij daarbij de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit in acht dient te nemen, hetgeen inhoudt dat voor het geven van het noodbevel geen plaats is indien andere, minder vergaande, maatregelen getroffen kunnen worden.
Op het moment van het uitvaardigen van het noodbevel was sprake van de volgende feiten en omstandigheden:
Nederland was op 24 en 25 maart 2014 gastland van de Nuclear Security Summit 2014 (NSS) en de samen met de NSS georganiseerde Nuclear Industry Summit (NIS). De NSS is een internationale top van regeringsleiders om nucleair terrorisme te voorkomen en de op 24 en 25 maart 2014 te houden top betrof de grootste top die ooit in Nederland was gehouden, waarbij veiligheidsmaatregelen van ongekende omvang werden getroffen. Tegen deze achtergrond ontving de burgemeester van Schagen op 24 maart 2014 het AIVD-bericht dat er de volgende dag een actie zou plaatsvinden, die zou zijn gericht tegen de deelnemers aan de excursie van de NIS aan de hogefluxreactor in Petten. De actievoerders hadden de (protest)actie kennelijk niet vooraf op grond van de Wet Openbare Manifestaties bij de gemeente Schagen gemeld, zodat de aard en omvang van de eventuele actie niet bekend was. Nu de actie de volgende dag al zou plaats vinden, diende een besluit van de burgemeester met grote spoed te worden genomen.
Gezien voornoemde uitzonderlijke omstandigheden, heeft de burgemeester naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid tot het uitvaardigen van het noodbevel kunnen beslissen en bij het nemen van haar beslissing tot het uitvaardigen van een noodbevel voldaan aan voornoemde vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Gelet op het hierna volgende gaat de rechtbank niet in op de overige verweren van de raadsman omtrent de rechtmatigheid van de uitvaardiging van het noodbevel.
Rechtmatigheid van de vordering
Het noodbevel houdt voor zover hier relevant in: “
De burgemeester van de gemeente Schagen beveelt: dat de excursie ongehinderd doorgang moet kunnen vinden en in geen enkele vorm mag worden gehinderd, verstoord of anderszins mag worden beïnvloed; dat al degenen die kennelijk door gedrag, kleding, uitrusting of anderszins kenbaar maken en voor, tijdens of na het tijdstip waarop de excursie plaats zal vinden, zich in of nabij Petten, gemeente Schagen bevinden, op een of andere wijze de orde verstoren of dreigen te verstoren, dan wel geen gehoor geven aan het bevel dergelijke gedragingen te staken dan wel niet uit te oefenen, zijn verplicht om zich op eerste aanzegging van de politie te verwijderen en verwijderd te houden uit de nabijheid van Petten en uit een straal van 10 kilometer rondom Petten.”
De rechtbank dient vast te stellen of de door de politie gedane vordering dat de actievoerders zich moesten verwijderen uit de (wijde) omgeving van de hogefluxreactor in Petten in overeenstemming was met de in het noodbevel aan de politie gegeven bevoegdheid.
Vooropgesteld dient te worden, zoals ook door de officier van justitie is benadrukt, dat het recht op betoging, zoals neergelegd in artikel 9 van de Grondwet en artikel 11 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens een groot goed is. Zoals ook volgt uit de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie van het Europese Hof van de Rechten van de Mens dient zeer terughoudend te worden omgegaan met de inperking van dit recht. Een dergelijke inperking is slechts toelaatbaar in geval van een serieuze dreiging van ernstige ordeverstoringen. De vraag of die situatie zich voordeed op 25 maart 2014 te Petten, op het moment dat inspecteur van politie [inspecteur van politie] zijn bevel gaf, wordt door de rechtbank ontkennend beantwoord.
Uit het proces-verbaal van [inspecteur van politie] van 25 maart 2014 blijkt het volgende:
Een groep van zo’n vijftien tot twintig personen, kwam aanrennen met enkele tassen, ligmatjes en spandoeken in de hand. Door de aanwezige politiemensen werd een linie gevormd over de gehele breedte van de weg: vanaf het hekwerk, over het fietspad, door de berm en tot de rand van de openbare weg Tevens werd de openbare weg versperd door politievoertuigen. De groep mensen kwam tot stilstand op ongeveer vijf meter voor de linie van de politie en rolde spandoeken uit. Daarbij werden anti-kernenergieteksten geroepen. Vervolgens heeft een persoon zich opgeworpen als woordvoerder van de groep en is met [inspecteur van politie] het gesprek aangegaan. [inspecteur van politie] heeft daarbij aangegeven dat het niet de juiste tijd en plaats was om uiting te geven aan hun protest. Daarop heeft [inspecteur van politie] gevorderd dat de groep zich diende te verwijderen tot tien kilometer van Petten. Het noodbevel is aan de woordvoerder overhandigd, die het voorlas aan de groep. Vervolgens kwam er nog een groep van tien tot vijftien personen aanlopen. Na overleg zijn ongeveer vijf personen vertrokken. De overgebleven personen zijn bij elkaar gaan zitten op het fietspad en vervolgens aangehouden.
Uit de door[inspecteur van politie] gegeven beschrijving blijkt niet dat sprake was van een verstoring van de openbare orde of een dreiging daarvan, doch (slechts) van een demonstratie, waarbij, zoals niet ongebruikelijk is, spandoeken werden meegevoerd en leuzen werden geroepen. Aldus bestond er geen grond voor het inzetten van een dusdanig vergaand middel als het doen van een op een noodbevel gebaseerde vordering. Daarbij komt dat uit het proces-verbaal blijkt dat een niet onaanzienlijk aantal politiemensen ter plaatse was, waardoor de situatie voldoende adequaat tegemoet kon worden getreden zonder dat het verdachte en haar medestanders onmogelijk werd gemaakt om hun grondrecht om te betogen uit te oefenen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de vordering, nog daargelaten de wijze waarop deze aan de actievoerders kenbaar is gemaakt, niet rechtmatig is gegeven. Verdachte heeft zich dan ook niet schuldig gemaakt aan hetgeen haar ten laste is gelegd en de rechtbank zal haar daarvan vrijspreken.
De rechtbank zal de bespreking van de overige verweren achterwege laten, nu verdachte daarbij geen belang meer heeft.