Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
verweerster.
Rechtbank Noord-Holland
Op 9 juni 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door mr. A.G. Moeijes, een verzoek indiende om ING Bank N.V. te bevelen in te stemmen met een door haar aangeboden schuldregeling. De verzoekster had een totale schuld van € 149.788,90, waarvan € 129.630,90 aan ING. De ouders van verzoekster boden € 15.000,- aan als finale kwijting van de rest van de vordering, onder voorwaarde dat hun vordering niet meer zou worden ingediend indien het verzoek werd toegewezen. ING weigerde in te stemmen met de regeling, omdat zij vond dat het aanbod niet in verhouding stond tot de totale schuld en dat zij feitelijk de enige schuldeiser was.
De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot het vaststellen van een dwangakkoord slechts kan worden toegewezen als ING in redelijkheid niet tot weigering van instemming kon komen. De rechtbank overwoog dat de aangeboden regeling het maximaal haalbare was voor verzoekster, gezien haar financiële situatie en de omstandigheden waaronder zij verkeerde. De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoekster zwaarder wogen dan die van ING, en dat ING niet in redelijkheid kon weigeren in te stemmen met de schuldregeling.
Uiteindelijk heeft de rechtbank ING bevolen in te stemmen met de schuldregeling en de kosten op nihil begroot, omdat er geen griffierecht verschuldigd was en de kosten niet gespecificeerd waren. Dit vonnis benadrukt het belang van een minnelijke regeling in situaties van financiële nood en de rol van de rechtbank in het faciliteren van dergelijke overeenkomsten.