ECLI:NL:RBNHO:2015:467

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 januari 2015
Publicatiedatum
27 januari 2015
Zaaknummer
15/750028-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging doodslag door worsteling met mes, waarbij het slachtoffer een steekwond heeft opgelopen en veroordeling voor mishandeling, diefstal en heling

Op 27 januari 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot doodslag, mishandeling, diefstal en heling. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken in Alkmaar. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk het slachtoffer met een mes had gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in een situatie van noodweer verkeerde, waarbij het slachtoffer met een mes op hem afkwam. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet bewust de kans had aanvaard dat het slachtoffer letsel zou oplopen.

Daarnaast werd de verdachte wel veroordeeld voor mishandeling van een andere persoon, waarbij hij deze bij de keel had gegrepen en dichtgeknepen, wat leidde tot letsel. Ook werd hij veroordeeld voor diefstal van een damesfiets en een crossmotor, waarbij hij samen met medeverdachten handelde. De rechtbank legde een leerstraf en een voorwaardelijke werkstraf op, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn achtergrond en gedragsproblemen, niet geschikt was voor detentie, maar dat behandeling en toezicht noodzakelijk waren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Sectie Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/750028-14, 15/760081-14 (ttz gev) + 14/811054-11 (tul) (P)
Uitspraakdatum: 27 januari 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 13 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het [adres]
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.N. Verlinden en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.A. Bruinsma, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Parketnummer 15/750028-14
Feit 1 primair:
hij op of omstreeks 08 april 2014 in de gemeente Den Helder ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de hals/nek en/of (elders) in het lichaam van [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 1 subsidiair:
hij op 8 april 2014 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon ([slachtoffer]) – met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de hals/nek van [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 2 (15.031708.14)
hij op of omstreeks 22 november 2013 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer2]),
- met zijn hand(en) haar bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
- die keel heeft dichtgeknepen (waardoor die[slachtoffer2] bijna geen lucht kreeg) en/of (vervolgens)
- ( meermalen) met zijn (geschoeide) voet(en) tegen de be(e)n(en) althans tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Feit 3 (15.850000/14) primair
hij op of omstreeks 26 februari 2014 te Den Helder met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een Quad, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 3 subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 26 februari 2014 tot en met 27 februari
2014 te Den Helder, in elk geval in Nederland, een Quad heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het
verwerven of het voorhanden krijgen van deze Quad wist of redelijkerwijs moest
vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 4 (15.750094/14) primair:
hij op of omstreeks 09 mei 2014 te Den Helder tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (dames)fiets (merk Gazelle), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
Feit 4 subsidiair
hij op of omstreeks 09 mei 2014 te Den Helder, althans in Nederland, een (dames)fiets (merk Gazelle) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die fiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Parketnummer 15/760081-14
Feit 1
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Den Helder, althans in Nederland, een snorfiets (een Piaggio N/A, kleur zwart, [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die snorfiets wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Feit 2(14.750108/14):
hij op of omstreeks de periode van 16 september 2014 tot en met 17 september 2014 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods en/of een garage heeft weggenomen een crossmotor (kleur groen) van het merk Kawasaki en/of een crossmotor (kleur rood) van het merk Honda, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 1 primair en 3 primair en subsidiair van parketnummer 15/750028-14 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 4 primair van parketnummer 15/750028-14 en de onder 1 en 2 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feiten. De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 1 subsidiair van parketnummer 15/750028-14 betoogd dat verdachte zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit tot vrijspraak van alle onder parketnummer 15/750028-14 ten laste gelegde feiten en van het onder 1 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feit. Voor zover de rechtbank ten aanzien van het onder parketnummer 15/750028-14 ten laste gelegde feit 1 wel tot een bewezenverklaring mocht komen, is de raadsman van mening dat sprake was van noodweer, zodat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
3.3.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair en subsidiair en onder 3 primair en subsidiair van parketnummer 15/750028-14 ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair en subsidiair van parketnummer 15/750028-14 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op verdachte kwam aflopen met een uitgeklapt mes in haar hand, daarbij roepend dat ze verdachte ging afmaken. Zij liep met de punt van het mes naar voren richting verdachte en probeerde hem te steken. Verdachte heeft verklaard dat hij aanvankelijk naar achteren liep toen [slachtoffer] op hem af kwam lopen, maar dat hij op een gegeven moment met zijn rug tegen de muur stond. Hij kon ook niet naar rechts en naar links, omdat hij in een nis stond en [slachtoffer] vlak voor hem stond met het mes. Hij heeft toen een mes uit zijn zak gepakt. Vervolgens is er een worsteling ontstaan waarbij [slachtoffer] met het mes is geraakt en een steekwond in haar nek heeft opgelopen. Uit de getuigenverklaringen blijkt niet dat verdachte steekbewegingen in de richting van [slachtoffer] heeft gemaakt en ook niet dat hij op haar afliep. Uit het dossier is dan ook niet af te leiden dat verdachte [slachtoffer] bewust heeft gestoken, zodat niet gesteld kan worden dat verdachte opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel of de dood. De rechtbank zal hem daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank is, gelet op de hiervoor geschetste situatie, van oordeel dat ook niet kan worden bewezen dat verdachte voorwaardelijke opzet had op het toebrengen van letsel bij [slachtoffer]. Verdachte had geen reële mogelijkheid om aan de worsteling te ontkomen, doordat[slachtoffer]met een mes in haar hand en steekbewegingen makend op verdachte bleef aflopen. Nu verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer], door het mes dat hij in zijn hand had, letsel zou oplopen, dient hij te worden vrijgesproken van de subsidiair tenlastegelegde mishandeling.
Ten aanzien van het onder feit 3 primair en subsidiair van parketnummer 15/750028-14 tenlastegelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Uit het dossier is af te leiden dat verdachte niet lang voor de diefstal van de quad bij de eigenaresse van de quad op bezoek is geweest. Medeverdachte [medeverdachte] is een dag later met die quad gezien en hij heeft verklaard dat hij deze op verzoek van verdachte naar zijn huis wilde brengen. Uit het dossier blijkt echter niet dat iemand verdachte met de gestolen quad heeft gezien. De verklaring van [medeverdachte] wordt niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Nu er dus onvoldoende bewijs in het dossier zit, dient verdachte te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 2 en 4 primair van parketnummer 15/750028-14 en de onder 1 en 2 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feiten op grond van het volgende.
Parketnummer 15/750028-14
Feit 2 (15.031708.14):
Op 22 november 2013 heeft verdachte [slachtoffer2] bij de keel gegrepen en haar keel dichtgeknepen, [2] waardoor [slachtoffer2] bijna geen lucht meer kreeg. [slachtoffer2]kwam op de grond terecht. Toen verdachte losliet, waren in de hals van [slachtoffer2]rode vlekken van vingerafdrukken zichtbaar. [3] [4]
Feit 4 (15.750094/14) primair:
Op 9 mei 2014 is de fiets van [slachtoffer3] uit de schuur van [medeverdachte] gestolen. [5] In de woning van [getuige] bedreigde medeverdachte[medeverdachte2] dat hij de schuur moest open maken, omdat daar de fiets van[slachtoffer3] stond. Vervolgens zijn[medeverdachte],[medeverdachte2] en verdachte naar de schuur van [medeverdachte] gelopen. [6] Onder bedreiging van [medeverdachte2] en verdachte heeft [medeverdachte] de schuurdeur open gemaakt en het slot van de fiets doorgeknipt. [7] [8] Verdachte en[medeverdachte2] hebben de fiets van [slachtoffer3] meegenomen. [9]
Parketnummer 15/760081-14
Feit 1:
Op 10 oktober 2014 is verdachte aangehouden bij een zwarte Piaggio [10] , die op 18 september 2014 in Beverwijk was gestolen [11] . Verdachte had in zijn handen de sleutel die paste op het contactslot van de gestolen Piaggio. [12] Hij wist dat [minderjarige] de scooter had gestolen. [13] Die avond had verdachte de scooter, die bij zijn huis geparkeerd stond, gepakt en erop gereden. [14]
Feit 2:
In de nacht van 16 op 17 september 2014 waren verdachte, medeverdachte[medeverdachte2] en[man] op weg van Heerhugowaard naar Den Helder. In de auto vertelde [man] dat hij een plek wist waar twee crossmotoren stonden, die hij wilde gaan stelen. Verdachte, [medeverdachte2] en [man]zijn uitgestapt en het terrein van de bollenboer in Den Helder opgelopen. Ze zijn alle drie de loods binnengegaan via een deur die niet op slot was. [15] Verdachte heeft een hooivork tussen de deur gezet, zodat deze niet dicht kon vallen. [16] Medeverdachte [medeverdachte2] had een koevoet bij zich, maar daarmee kregen ze de deur die toegang gaf tot de ruimte waar de crossmotoren stonden niet open. Met z’n drieën hebben ze toen gezocht naar iets om de deur open te krijgen. Met een griptang hebben ze de cilinder van het slot afgebroken, waardoor ze toegang kregen tot de ruimte waar de crossmotoren stonden. [17] Gezamenlijk hebben ze een groene Kawasaki en een rode Honda crossmotor meegenomen. [18] [19] Op 17 september 2014 om 02.34 uur zijn verdachte en medeverdachte[medeverdachte2] aangehouden, terwijl ze liepen met de gestolen crossmotoren aan hun hand. [20]
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 2 en 4 primair van parketnummer 15/750028-14 en de onder 1 en 2 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Parketnummer 15/750028-14
Feit 2 (15.031708.14)
hij op 22 november 2013 in de gemeente Den Helder opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer2],
- met zijn hand haar bij de keel heeft vastgepakt en vervolgens
- die keel heeft dichtgeknepen, waardoor die [slachtoffer2] bijna geen lucht kreeg, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
Feit 4 (15.750094/14) primair:
hij op 9 mei 2014 te Den Helder tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een damesfiets, merk Gazelle, toebehorende aan [slachtoffer3];
Parketnummer 15/760081-14
Feit 1
hij in de periode van 26 september 2014 tot en met 10 oktober 2014 te Den Helder, een snorfiets, een Piaggio N/A, kleur zwart, [kenteken], voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die snorfiets wist, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Feit 2(14.750108/14):
hij in de periode van 16 september 2014 tot en met 17 september 2014 in de gemeente Den Helder tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods heeft weggenomen een crossmotor, kleur groen, van het merk Kawasaki en een crossmotor, kleur rood, van het merk Honda, toebehorende aan [benadeelde2], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en verbreking.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 15/750028-14
Feit 2: mishandeling
Feit 4: diefstal door twee of meer verenigde personen.
Parketnummer 15/760081-14
Feit 1: opzetheling
Feit 2: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en verbreking.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een leerstraf van 35 uur in de vorm van een training TACT plus. Daarnaast vordert zij een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uur met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de William Schrikker Jeugdreclassering (WSJ) en de maatregel hulp en steun; gedurende de eerste 6 maanden in de vorm van ITB harde kern. Tevens dient als bijzondere voorwaarde te worden gesteld dat, indien de WSJ een therapie geïndiceerd acht, verdachte daaraan dient mee te werken. De officier van justitie vordert tevens de gehele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 40 uur. De vordering van de benadeelde partij [benadeelde] dient te worden afgewezen en de vordering van de benadeelde partij [benadeelde2] kan geheel worden toegewezen met daaraan gekoppeld de schadevergoedingsmaatregel.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman kan zich vinden in de eis ten aanzien van de leerstraf en de voorwaardelijke werkstraf. Hij heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij, alsmede de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, aangezien de nadruk bij verdachte op behandeling dient te liggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, twee gekwalificeerde diefstallen en een opzetheling. Verdachte heeft zonder noemenswaardige aanleiding een medeleerling mishandeld door haar in de klas bij de keel te grijpen. Hij liet pas los na tussenkomst van de mentor. Dit is een ernstig feit dat de persoonlijke integriteit van het slachtoffer aantast en gevoelens van angst teweeg brengt bij zowel het slachtoffer als de medeleerlingen.
Daarnaast heeft verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan een diefstal in vereniging. Hij heeft een jongen bedreigd om een schuurdeur te openen, het fietsslot open te knippen en vervolgens hebben hij en de mededader de fiets gestolen. Ook heeft verdachte met zijn mededaders ’s nachts ingebroken in een loods en twee crossmotoren ontvreemd. Dit zijn ergerlijke feiten die voor de slachtoffers veel overlast en schade teweegbrengen. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling door een scooter, waarvan hij wist dat deze gestolen was, onder zich te hebben. Hiermee heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de afzetmarkt voor gestolen goederen.
6.4.
Hoofdstraffen
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 januari 2015, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder terzake gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) gedateerd 6 januari 2015 opgesteld door dhr. R. Kleefsman, raadsonderzoeker;
- het aanvullend psychologisch onderzoek d.d. 21 november 2014 van mw. drs. W. van de Meer, gedragsdeskundige onder supervisie van dhr. Drs. J. Petri, gedragsdeskundige/ GZ psycholoog;
- het psychologisch onderzoek d.d. 5 september 2014 van mw drs. W. van de Meer, gedragsdeskundige, mw M. Brobbel, stagiaire gedragsdeskundige onder supervisie van
mw. drs E. Bergsma, gedragsdeskundige/ GZ-psycholoog;
- het rapport van de Raad d.d. 29 september 2014 opgesteld door mw. K. Fatels, raadsonderzoeker.
Uit de voorgaande rapporten blijkt dat verdachte een inmiddels vijftienjarige jongen is die is opgegroeid bij zijn pleegmoeder in Den Helder. De biologische moeder van verdachte woont naast hem met zijn overige broers en zussen. Zij heeft wel het gezag over verdachte, maar speelt geen actieve rol in zijn leven. Verdachte heeft zijn vader nooit gekend, deze is in 2003 overleden op Curaçao.
Verdachte heeft een IQ van 70 en is in 2008 gediagnosticeerd met ODD. Hij heeft moeite met het aanleren van sociale vaardigheden, beschikt over onvoldoende zelfinzicht en rechtvaardigt zijn agressieve gedrag. Door zijn lage cognitie en gedragsproblemen en de negatieve feedback daarop, heeft hij een laag zelfbeeld. Verdachte heeft moeite met autoriteit en regelgeving en overschrijdt grenzen van anderen gemakkelijk. Over de gevolgen voor anderen denkt hij niet goed na en hij wordt onvoldoende geremd door normbesef, empathisch vermogen en door sturing en toezicht vanuit de thuissituatie. Hij maakt een verharde indruk.
Daarnaast heeft verdachte depressieve gevoelens, waar onvoldoende aandacht van de omgeving voor is. Er zijn zorgen over de opvoedingsomgeving, omdat pleegmoeder alleenstaand is en fulltime werkt. Daardoor is zij onvoldoende beschikbaar voor verdachte en heeft zij onvoldoende zicht op wat verdachte buitenshuis doet. De kans op recidive is groot. Verdachte en zijn pleegmoeder zijn niet geneigd hulp te vragen.
De Raad is van mening dat eerst de sociale vaardigheden dienen te worden versterkt en vervolgens dient er aandacht te zijn voor zijn internaliserende problemen middels psychologische hulpverlening. Vanwege zijn IQ, de mate waarin hij is verhard en zijn internaliserende problemen is verdachte detentie-ongeschikt, omdat de kans bestaat dat zijn problemen in detentie zullen verergeren. De Raad adviseert een leerstraf TACT individueel plus en daarnaast een voorwaardelijke werkstraf met de bijzondere voorwaarde het houden aan de aanwijzingen van de WSJ. Ter terechtzitting heeft de Raad het advies aangevuld en geadviseerd dat verdachte de eerste zes maanden van de proeftijd zich dient te houden aan de aanwijzingen van WSJ in het kader van ITB harde kern. De pleegmoeder heeft ter terechtzitting toegezegd zich te willen inspannen voor verdachte en wil proberen om eenmaal per week, op de vrijdagmiddag, met verdachte mee te gaan naar gesprekken met de jeugdreclassering in Den Helder.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een leerstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze werkstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Tevens acht de rechtbank verplichte begeleiding door de WSJ noodzakelijk, waarvan de eerste zes maanden in het kader van ITB harde kern. Een dergelijke verplichting zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij
[benadeelde]heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 2480,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 3 van parketnummer 15/750028-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit de waarde van de gestolen quad, de verhuiskosten om de quad vanuit Zwitserland naar Nederland te krijgen en de kosten van de RDW.
De rechtbank is van oordeel dat nu verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, de gestelde schade niet voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij derhalve niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij[benadeelde2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 1185,58 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder 2 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De gestelde schade bestaat uit de kosten van het repareren van de inbraakschade.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 van parketnummer 15/760081-14 bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 2 van parketnummer 15/760081-14 bewezen verklaarde handelen diefstal in vereniging aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 24 mei 2012 in de zaak met parketnummer 14/811054-11 heeft de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Alkmaar verdachte ter zake van poging tot afpersing in vereniging en mishandeling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uur. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 5 juli 2012 aan de verdachte toegezonden.
De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 8 juni 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie nog geen drie maanden geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Nu verdachte echter een intensief traject met toezicht en behandeling tegemoet gaat en de rechtbank hem niet wil overbelasten, zal de rechtbank de vordering voor de helft toewijzen en voor het overige afwijzen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 300, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 primair en subsidiair en onder feit 3 primair en subsidiair van parketnummer 15/750028-14 is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 2 en 4 primair van parketnummer 15/750028-14 en onder 1 en 2 van parketnummer 15/760081-14 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 2 en 4 primair van parketnummer 15/750028-14 en de onder 1 en 2 van parketnummer 15/760081-14 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
vijfendertig (35) urentaakstraf in de vorm van een leerstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 17 dagen jeugddetentie.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
honderdtwintig (120) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 60 dagen jeugddetentie, met bevel dat deze,
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich dient te houden aan de aanwijzingen, die hem zullen worden gegeven door of namens de William Schrikker Jeugdreclassering, ook als dat inhoudt meewerken aan geïndiceerde therapie, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de eerste zes maanden van de proeftijd zal gedragen naar de
aanwijzingen, die hem zullen worden gegeven in het kader van ITB harde Kern.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de eventueel ten uitvoer te leggen taakstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht en met dien verstande dat voor elke dag die verdachte in verzekering heeft doorgebracht twee uren taakstraf, subsidiair één dag jeugddetentie, in mindering worden gebracht.
Verklaart de benadeelde partij
[benadeelde]niet ontvankelijk in de vordering.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij[benadeelde2]geleden schade tot een bedrag van
€ 1185,58, bestaande uit materiële schade en
veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [benadeelde2], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde2] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1185,58, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
21 dagenjeugddetentie, met dien verstande dat toepassing van de vervangende jeugddetentie de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst gedeeltelijk toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 14/811054-11 en gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
twintig (20) uur, opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Alkmaar d.d. 24 mei 2012.
Wijst de vordering voor het overige af.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van Weely, voorzitter,
mr. W.C. Oosterbroek en mr. E.M. Devis, allen tevens kinderrechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. I. Hermans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 januari 2015.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige2] d.d. 23 december 2013 (dossierpagina 7);
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2] d.d. 22 november 2013 (dossierpagina 4);
4.Noot verbalisant bij aangifte van [slachtoffer2] d.d. 22 november 2013 (dossierpagina 4);
5.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer3] d.d. 9 mei 2014 (dossierpagina 8);
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 3 juni 2014 (dossierpagina 14);
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte] d.d. 30 juni 2014 (dossierpagina 17);
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 augustus 2014 (dossierpagina 35)
9.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte[medeverdachte2] d.d. 11 juli 2014 (dossierpagina 27);
10.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2014 (dossierpagina 11);
11.Proces-verbaal van aangifte van aangever [aangever] d.d. 23 september 2014 (dossierpagina 13);
12.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 oktober 2014 (dossierpagina 11);
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 oktober 2014 (dossierpagina 29);
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 24 oktober 2014 (dossierpagina 30);
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 40):
16.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 70);
17.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 71);
18.Proces-verbaal van aangifte van aangever[benadeelde2] d.d. 17 september 2014;
19.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte2] d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 71);
20.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 september 2014 (dossierpagina 29/30);