Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
1.Tenlastelegging
bestuurder van een vrachtwagen(combinatie) (trekker met oplegger), daarmede
rijdende over de weg, de Melis Stokelaan bij de kruising van deze weg met de
Geesterweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer, althans aanmerkelijk
onvoorzichtig en/of onoplettend te rijden, immers:
van de door hem bestuurde vrachtwagen(combinatie) heeft gekeken, en/of
de situatie ter plaatse,
hem op dezelfde weg bevond, over het hoofd heeft gezien en geen voorrang heeft
verleend en/of niet ongehinderd haar weg heeft laten vervolgen en/of niet
heeft laten staan en/of
heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg, vóór dan wel (rechts)
naast hem, kon overzien en waarover deze voor en/of naast zijn motorrijtuig
vrij was,
waarna of (mede) waardoor de door hem bestuurde vrachtwagen(combinatie) tegen
die fietsster aan en/of (vervolgens) over die fietsster is gereden, waardoor
een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
de Melis Stokelaan, bij de kruising van deze weg met de Geesterweg,
van de door hem bestuurde vrachtwagen(combinatie) heeft gekeken, en/of
de situatie ter plaatse,
hem op dezelfde weg bevond, over het hoofd heeft gezien en geen voorrang heeft
verleend en/of niet ongehinderd haar weg heeft laten vervolgen en/of niet
heeft laten staan en/of
heeft gebracht binnen de afstand waarover hij de weg, vóór dan wel (rechts)
naast hem, kon overzien en waarover deze voor en/of naast zijn motorrijtuig
vrij was,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2.Voorvragen
3.Standpunt van de officier van justitie
4.Vrijspraak van hetgeen primair is ten laste gelegdNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5.Bewijs
De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Een professionele vrachtwagenchauffeur dient zich te realiseren dat er in een dergelijke situatie sprake kan zijn van een dode hoek of belemmerd zicht vanwege de raamstijl, zoals in het onderhavige geval, en behoort zijn rijgedrag daarop aan te passen. Het is een feit van algemene bekendheid dat verkeersdeelnemers die zich rechts naast de cabine van een vrachtwagen bevinden mogelijk niet (goed) zichtbaar zijn voor de bestuurder van die vrachtwagen. Verdachte was zich daar ook van bewust. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte zich ook moeten realiseren dat in de tijd dat hij stilstond voor de kruising er iemand ter rechterzijde van zijn vrachtwagen heeft plaats kunnen nemen en had hij dit, rekening houdend met het gegeven dat via de spiegels waarin hij heeft gekeken niet het gehele gebied vlak naast de cabine zichtbaar was, moeten onderzoeken voordat hij optrok. Dit geldt eens temeer nu verdachte in een woonwijk reed, waar zich over het algemeen fietsers en voetgangers bevinden en hij zich om de bocht naar rechts te kunnen maken uiterst links op de Melis Stokelaan had opgesteld, waardoor er aan de rechterzijde van zijn vrachtwagen ruimte voor andere verkeersdeelnemers was ontstaan. Toen verdachte optrok en de bocht naar rechts maakte, was er een gedeelte ter rechterzijde van de trekker dat hij niet voldoende via de rechter buiten- en dodehoekspiegels heeft kunnen zien. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte zich voor het inzetten van de manoeuvre er onvoldoende van heeft vergewist dat het wegvak rechts naast de trekker leeg was. Hij heeft niet in de stoepspiegel gekeken, en vervolgens heeft hij ook tijdens het inzetten van de bocht het slachtoffer die op dat moment te zien was in zijn spiegels, gemist omdat hij op dat moment vooral op de lantaarnpaal en de verkeerszuil op de middenberm van de Geesterweg aan zijn linker zijde heeft gelet. Bovendien is gebleken dat het slachtoffer kort nadat verdachte de bocht naar rechts had ingezet en voor het moment van verhaking van haar fiets met de onderrijbescherming aan de rechterflank van de oplegger, in de rechter buitenspiegels van de vrachtwagen goed zichtbaar moet zijn geweest.
6.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
7.Strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de sanctie
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
5, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
10.Beslissing
ZESTIG (60) uren, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door dertig (30) dagen hechtenis.
TWAALF (12) maanden.
nietzal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
mr. E.J. van Keken, voorzitter,
mrs. E.M.M. Gabel en B.C. Swier, rechters,
mr. A.C. Diesfeldt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 januari 2015.