Op 5 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening door verzoekster, die een afwijzing van haar aanvraag voor maatschappelijke opvang aanvecht. Verzoekster had op 1 mei 2015 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, welke aanvraag op 1 mei 2015 werd afgewezen. Hierop heeft verzoekster bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 5 juni 2015 is verzoekster verschenen, bijgestaan door haar gemachtigden, terwijl verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De voorzieningenrechter heeft na de zitting om 16:45 uur uitspraak gedaan.
In de uitspraak heeft de voorzieningenrechter verweerder opgedragen om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 45,- te vergoeden en verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 980,-. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst en verweerder opgedragen om zorg te dragen voor de plaatsing van verzoekster in een pension of hotel, inclusief maaltijden, tot maandagochtend 8 juni 2015 om 09:00 uur.
De voorzieningenrechter motiveert zijn beslissing door te stellen dat verzoekster voldoet aan het OGGZ-criterium en tot de doelgroep voor maatschappelijke opvang behoort. Verweerder zal verzoekster binnen afzienbare tijd een toewijzingsbeschikking voor maatschappelijke opvang uitreiken. Verzoekster heeft tot 31 mei 2015 gebruik gemaakt van nachtopvang, maar na een incident is zij voor één nacht geschorst en sindsdien slaapt zij op straat. Verweerder stelt dat hij aan zijn verplichtingen voldoet door nachtopvang te bieden, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat de nachtopvang in de huidige situatie niet adequaat is voor verzoekster, gezien haar psychische problemen en het ontbreken van een advies van een sociaal-psychiatrisch verpleegkundige. De voorzieningenrechter concludeert dat het gevoel van onveiligheid van verzoekster mogelijk voortkomt uit haar traumata, en daarom wordt het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen.