In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan uitkeringsfraude. De verdachte heeft gedurende bijna vijf jaar niet volledige inlichtingen verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) over zijn inkomsten uit arbeid, terwijl hij tegelijkertijd een WIA-uitkering ontving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken, wat heeft geleid tot een onterecht uitgekeerd bedrag van meer dan € 82.000,- aan publieke middelen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. A.N. Verlinden, in overweging genomen, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. H. van der Valk.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte heeft betoogd dat hij niet opzettelijk informatie heeft achtergehouden, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte op de hoogte was van zijn verplichtingen en dat hij opzettelijk heeft nagelaten om het UWV te informeren over zijn werkzaamheden en inkomsten.
De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens, wat in strijd is met de Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. De rechtbank heeft de strafbaarheid van de verdachte vastgesteld en heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.