In deze zaak heeft de kinderrechter op 26 mei 2015 uitspraak gedaan over het verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de officier van justitie, de moeder van [minderjarige], en een medewerker van Jeugd en Gezinsbeschermers aanwezig waren. De minderjarige verblijft op dat moment in een gesloten jeugdzorg instelling, Transferium, en ontvangt daar intensieve behandeling. De officier van justitie heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot aan zijn meerderjarigheid op 23 mei 2016, met het oog op het continueren van de noodzakelijke hulpverlening.
De moeder van [minderjarige] heeft haar instemming gegeven met het verzoek, en ook [minderjarige] zelf heeft aangegeven het eens te zijn met de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder door overbelasting niet in staat is om het gezag over [minderjarige] adequaat uit te oefenen. De betrokken jeugdbeschermer, mevrouw [medewerker J & G], heeft een goede verstandhouding met de moeder en is actief bezig met het vinden van een geschikte vervolgplek voor [minderjarige].
De kinderrechter heeft geoordeeld dat er voldaan is aan het wettelijke criterium van artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, en heeft besloten om [minderjarige] onder toezicht te stellen tot aan zijn meerderjarigheid. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.