ECLI:NL:RBNHO:2015:4470

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
15/194858-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensensmokkel door het faciliteren van een schijnrelatie

Op 29 april 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van honderd uren. De zaak betreft de betrokkenheid van de verdachte bij het faciliteren van een schijnrelatie tussen zijn nichtje en een medeverdachte, met als doel de toegang van het nichtje tot Nederland te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met zijn vrouw en een vriend de nicht heeft geholpen bij het verkrijgen van een verblijfsvergunning door het aangaan van een schijnrelatie. De rechtbank verwierp het beroep van de verdediging op uitsluiting van het getuigenverhoor, omdat er voldoende steunbewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de getuige betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van mensensmokkel. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te wijzen op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen strafblad had en twee jonge kinderen had. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, met inachtneming van de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/194858-13 (P)
Uitspraakdatum: 29 april 2015
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 april 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De politierechter heeft de zaak naar deze kamer verwezen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. E. Visser en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.H. ten Wolde, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 02 april 2010 tot en met 17 juli 2013 in de gemeente Schagen en/of in de gemeente Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [betrokkene], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000
te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of haar daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft/is hij, verdachte, - [medeverdachte 1] verzocht een schijnrelatie of schijnhuwelijk of niet duurzame en/of exclusieve relatie met die [betrokkene] aan te gaan (opdat die [betrokkene] naar Nederland kon reizen en/of in Nederland kon verblijven en/of een Nederlandse machtiging voorlopig verblijf en/of een Nederlandse verblijfsvergunning kon aanvragen/verkrijgen) en/of
- die [medeverdachte 1] in contact gebracht met die [betrokkene] en/of een afspraak gemaakt voor een ontmoeting tussen die [medeverdachte 1] en die [betrokkene] (bij familie van die [verdachte]) (om het aangaan van een schijnrelatie tussen die [medeverdachte 1] en die [betrokkene] te bespreken en/of af te spreken) en/of
- de kosten voor diensten van een advocaat betaald (voor de aanvraag van een machtiging voorlopig verblijf en/of een verblijfsvergunning ten behoeve van die [betrokkene]) en/of -de reiskosten van die [betrokkene] (van Sri Lanka naar Nederland) betaald, terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 30 augustus 2012 tot en met 17 juli 2013 in de gemeente Schagen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, een ander, te weten [betrokkene], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag
tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers immers heeft/is hij, verdachte,
- die [betrokkene] tegen betaling (van huurpenningen) een woon-/verblijf-/slaapplaats verschaft/ter beschikking gesteld op/aan de [adres] en/of
- die [betrokkene] als kinderoppas laten werken en/of huishoudelijk werk laten verrichten, terwijl hij, verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.InleidingVerdachte wordt verweten dat hij samen met zijn vrouw ([medeverdachte 2]) en een vriend ([medeverdachte 1]) zijn nichtje [betrokkene] (uit winstbejag) behulpzaam is geweest bij het zich de toegang tot (en het verblijf in) Nederland te verschaffen.

[medeverdachte 1] zou op verzoek van verdachte een schijnrelatie met [betrokkene] zijn aangegaan teneinde [betrokkene] in aanmerking te laten komen voor een verblijfsvergunning ten behoeve van verblijf bij partner. [medeverdachte 2] zou [betrokkene] hierbij behulpzaam zijn geweest – onder meer – door te helpen bij de aanvraag van de verblijfsvergunning.
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich aan het vorenstaande schuldig heeft gemaakt.

4.Bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde mensensmokkel. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring die [betrokkene] heeft afgelegd voor het bewijs gebezigd kan worden nu deze verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De verklaringen die verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] hebben afgelegd acht de officier van justitie niet geloofwaardig. De officier van justitie is van mening dat ook het alternatief/cumulatief aan verdachte ten laste gelegde feit, inhoudende het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, wettig en overtuigend bewezen kan worden. [betrokkene] paste op de kinderen van verdachte en [medeverdachte 2], zij haalde en bracht de kinderen van en naar school en zij verrichtte huishoudelijk werk voor verdachte en [medeverdachte 2].
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de aan hem ten laste gelegde mensensmokkel en het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. De raadsvrouw heeft betoogd dat de verklaring van [betrokkene] uitgesloten dient te worden van het bewijs, nu de verdediging niet in de gelegenheid is geweest [betrokkene] te bevragen en de betrouwbaarheid van de door haar afgelegde verklaring te kunnen toetsen. De raadsvrouw voert daarbij aan dat de verklaring van [betrokkene] in onvoldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen zodat het gebruik van deze verklaring in strijd zou zijn met
artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Indien de rechtbank vorenstaand verweer zou verwerpen heeft de raadsvrouw voorts nog aangevoerd dat, gelet op de dwingende wijze van vragen stellen door de politie, er ernstig getwijfeld dient te worden aan de betrouwbaarheid van de door [betrokkene] afgelegde verklaring en dat om die reden die verklaring alsnog zou moeten worden uitgesloten van het bewijs.
De raadsvrouw heeft vervolgens bepleit dat niet bewezen kan worden dat de relatie tussen [medeverdachte 1] en [betrokkene] een schijnrelatie betrof. Dit maakt dat het verblijf van [betrokkene] in Nederland niet wederrechtelijk was. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat het dossier geen bewijsmiddelen bevat op grond waarvan kan worden bewezen dat verdachte uit winstbejag [betrokkene] behulpzaam zou zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland.
4.3.
Vrijspraak
Volgens de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte cumulatief/alternatief ten laste is gelegd en moet hij daarvan worden vrijgesproken.
Cumulatief/alternatief wordt verdachte verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat het dossier geen wettig bewijs bevat waaruit kan blijken dat het handelen van verdachte was gericht op verrijking.
4.4.
Beroep op bewijsuitsluiting
I. Dient het ontbreken van de mogelijkheid [betrokkene] op zitting te horen te leiden tot uitsluiting van de door haar op 2 april 2013 afgelegde verklaring?
Vooropgesteld moet worden dat in een geval als het onderhavige waarin de verdediging niet in enig stadium van het geding de gelegenheid heeft gehad een persoon die een verklaring tegenover de politie heeft afgelegd te (doen) ondervragen, artikel 6 van het EVRM aan het gebruik tot het bewijs van het proces-verbaal met een dergelijke verklaring niet in de weg staat, als de betrokkenheid van verdachte bij het hem tenlastegelegde feit in voldoende mate steun vindt in andere bewijsmiddelen, en voorts dat dit steunbewijs dan betrekking zal moeten hebben op die onderdelen van de hem belastende verklaring die hij betwist (HR NJ 2004, 344).
[betrokkene] heeft op 2 april 2013 als getuige een belastende verklaring afgelegd over verdachte. Daarna is er geen gelegenheid meer geweest [betrokkene] te horen, nu – zo blijkt uit de beslissing van de rechter-commissaris d.d. 5 juni 2014 in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 1] - haar verblijfplaats onbekend is en aldus niet aannemelijk is dat deze getuige binnen afzienbare tijd zal kunnen worden gehoord.
De rechtbank ziet in het voorgaande geen reden voornoemde getuigenverklaring uit te sluiten van het bewijs. In de hierna te bezigen bewijsmiddelen is immers voldoende steun te vinden voor de betrokkenheid van verdachte bij het hem tenlastegelegde, waarbij de rechtbank in het bijzonder wijst op de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] van 16 juli 2013 en het proces-verbaal van verbalisanten [verbalisanten] van 26 maart 2013 betreffende het onderzoek in de woning [adres]. De rechtbank zal de verklaring van [betrokkene] van 2 april 2013 dus bezigen voor het bewijs zolang deze niet het enige of doorslaggevende bewijsmiddel vormt.
II. Betrouwbaarheid verklaring [betrokkene]
De rechtbank is van oordeel dat uit het proces-verbaal van verhoor van [betrokkene] als getuige – hoewel de wijze van vragen stellen zorgvuldiger had kunnen plaatsvinden – niet is gebleken dat getuige [betrokkene] haar verklaring niet in vrijheid heeft afgelegd. Nu de verklaring van [betrokkene], in belangrijke mate steun vindt in het hiervoor onder I aangehaalde en hierna te hanteren overige bewijsmateriaal en niet aannemelijk is geworden dat deze getuige verdachte valselijk heeft willen belasten, ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verklaring. De rechtbank acht deze verklaring dan ook betrouwbaar en bezigt die tot het bewijs.
4.5.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 30 augustus 2012 heeft [betrokkene] bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Colombo een aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) ingediend, waarbij zij als doel heeft opgegeven: ‘verblijf bij partner [medeverdachte 1]’. [2] In deze procedure is een ‘Vragenlijst voor verblijf bij partner’ met bijlage gevoegd, gedateerd 14 september 2012 te Schagen. De vragenlijst is ondertekend door [medeverdachte 1] en in deze vragenlijst met bijlage staat dat [betrokkene] en [medeverdachte 1] elkaar hebben leren kennen op 14 maart 2010, dat zij aan elkaar zijn voorgesteld door hun ouders, dat het meteen klikte, dat zij heel vaak contact hebben via Skype en de telefoon, dat zij elkaar nog elke dag spreken, dat [medeverdachte 1] bij [betrokkene] in Sri Lanka op bezoek is geweest en dat de liefde alleen maar groter is geworden. [betrokkene] en [medeverdachte 1] zouden sinds 14 februari 2011 een relatie hebben. [3]
Op 12 november 2012 is door de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) bericht dat er geen bezwaar tegen afgifte van de MVV bestaat. Hierna is [betrokkene] met de geldige MVV Nederland ingereisd. Vervolgens heeft [betrokkene] op 19 december 2012 een aanvraag ingediend voor een reguliere verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. Als doel van de aanvraag werd wederom opgegeven: ‘verblijf bij partner [medeverdachte 1]’. Bij de aanvraag was een relatieverklaring gevoegd. [4] Hierin staat dat [betrokkene] met [medeverdachte 1] een exclusieve relatie onderhoudt, met hem samenwoont op het adres [adres] en dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren. De relatieverklaring is door [betrokkene] en [medeverdachte 1] ondertekend. [5] Bij beschikking van 14 januari 2013 is de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd voor verblijf bij partner met ingang van 19 december 2012 aan [betrokkene] verleend. [6]
Bij het indienen van de aanvraag bij het IND loket te Amsterdam constateerde de loketmedewerkster dat [betrokkene] en [medeverdachte 1] geen woord met elkaar wisselden. Het stel kwam afstandelijk over op de loketmedewerkster. Een derde persoon (naar later blijkt [medeverdachte 2]) voerde het woord. [7]
Op 26 maart 2013 wordt door verbalisanten werkzaam bij de IND een onderzoek ingesteld op het adres [adres]. Er wordt open gedaan door hoofdbewoonster
[medeverdachte 2]. Zij vertelt de verbalisanten dat [betrokkene] in haar kamer ligt te slapen. In de kamer op de eerste verdieping waar [betrokkene] inderdaad wordt aangetroffen staan twee eenpersoonsbedden. Slechts één van deze bedden is beslapen. In de kamer ligt kleding en er staat een aantal koffers van [betrokkene]. [betrokkene] geeft aan dat [medeverdachte 1] op een andere kamer slaapt. In deze kamer staat een tweepersoonsbed, waarvan één zijde beslapen is. Op de andere zijde van het bed ligt een opgevouwen dekbed. [8]
Op 2 april 2013 wordt [betrokkene] als getuige gehoord en zij verklaart dat de relatie tussen haar en [medeverdachte 1] een schijnrelatie is en dat verdachte (de oom van [betrokkene]) dit heeft geregeld. [betrokkene] kon via verdachte en anderen naar Nederland komen. [betrokkene] heeft [medeverdachte 1] voordat zij naar Nederland kwam eenmaal in Sri Lanka gezien. Op de vraag wat [betrokkene] in Sri Lanka heeft besproken met [medeverdachte 1] antwoordt [betrokkene] dat zij alles hebben geregeld. [betrokkene] is de schijnrelatie met [medeverdachte 1] aangegaan zodat zij naar Nederland kon komen. [9]
[medeverdachte 1] verklaart op 2 april 2013 dat hij geen relatie heeft met [betrokkene]. [medeverdachte 1] heeft een vriend van hem, verdachte, geholpen om [betrokkene] naar Nederland te krijgen. Verdachte kwam drie jaar geleden met dit idee. [medeverdachte 1] is naar Sri Lanka gegaan en heeft [betrokkene] daar bij haar familie ontmoet. Verdachte heeft deze afspraak gemaakt. Er was van tevoren al besproken dat [medeverdachte 1] met [betrokkene] een schijnrelatie zou aangaan. [10]
Op 16 juli 2013 wordt [medeverdachte 1] wederom gehoord. Hij verklaart dan dat de vrouw van verdachte voor hem de vragenlijst heeft ingevuld die hoorde bij de aanvraag van de verblijfsvergunning voor [betrokkene]. [medeverdachte 1] heeft deze vragenlijst ondertekend. Ook de relatieverklaring heeft [medeverdachte 1] ondertekend. De vrouw van verdachte ([medeverdachte 2]) is met [betrokkene] en [medeverdachte 1] mee gegaan naar de IND. [medeverdachte 2] voerde toen voornamelijk het woord. [medeverdachte 1] heeft in zijn tweede verhoor nogmaals verklaard dat verdachte het brein achter de schijnrelatie was. Verdachte heeft dit samen met zijn vrouw [medeverdachte 2] gedaan. [11]
Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat zijn vrouw de vragenlijst heeft ingevuld voor [medeverdachte 1]. [12]
4.6.
Bewijsoverweging
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] [betrokkene] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, terwijl verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was. Verdachte heeft daartoe medeverdachte [medeverdachte 1] verzocht een schijnrelatie aan te gaan met zijn nichtje [betrokkene]. Voorts heeft verdachte de eerste ontmoeting tussen [betrokkene] en [medeverdachte 1] – die plaatsvond in Sri Lanka – georganiseerd. [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] en [betrokkene] geholpen bij het invullen van de vragenlijst behorende bij de MVV bij partner. Deze vragenlijst heeft [medeverdachte 1] ondertekend. In de vragenlijst staat – in strijd met de waarheid – dat [medeverdachte 1] sinds 14 februari 2011 een duurzame en exclusieve relatie met [betrokkene] heeft en voorts heeft [medeverdachte 1] in de door hem op 19 december 2012 te Schagen ondertekende bijlage relatieverklaring verklaard dat [betrokkene] zijn levenspartner is en dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren en dat hij feitelijk met haar samenwoont op het adres [adres], op basis waarvan [betrokkene] wederrechtelijk toegang tot Nederland heeft verkregen, waardoor haar verblijf hier eveneens wederrechtelijk is.
De rechtbank gaat voorbij aan de verklaringen van verdachte en [medeverdachte 2] en de later door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring bij de rechter-commissaris dat geen sprake was van een schijnrelatie. In dit verband overweegt de rechtbank dat zij deze verklaringen tegen de achtergrond van het voorgaande, waaronder de verklaringen van [medeverdachte 1] bij de politie en het proces-verbaal bevindingen betreffende het onderzoek in de woning aan de [adres], niet geloofwaardig acht, bij welk oordeel de rechtbank mede in aanmerking neemt dat zij niets specifieks hebben kunnen verklaren over het dagelijks reilen en zeilen met betrekking tot die gestelde exclusieve liefdesrelatie en gemeenschappelijke huishouding met [medeverdachte 1].
4.7.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 2 april 2010 tot en met 17 juli 2013 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een ander, te weten [betrokkene], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, immers heeft hij, verdachte,
- [medeverdachte 1] verzocht een schijnrelatie of schijnhuwelijk met die [betrokkene] aan te gaan opdat die [betrokkene] naar Nederland kon reizen en in Nederland kon verblijven en een Nederlandse machtiging voorlopig verblijf en een Nederlandse verblijfsvergunning kon aanvragen/verkrijgen en
- die [medeverdachte 1] in contact gebracht met die [betrokkene] en een afspraak gemaakt voor een ontmoeting tussen die [medeverdachte 1] en die [betrokkene] bij familie van verdachte om het aangaan van een schijnrelatie tussen die [medeverdachte 1] en die [betrokkene] te bespreken en af te spreken
terwijl hij, verdachte wist dat die toegang wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

5.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van mensensmokkel.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

7.Motivering van de sancties

7.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van honderd uren, te vervangen door vijftig dagen hechtenis.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, als zij daar aan toekomt, bij de bepaling van de straf rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte geen strafblad heeft en er sinds het moment dat de verdenking jegens verdachte is gerezen bijna twee jaren zijn verstreken. Voorts heeft de raadsvrouw gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte heeft twee jonge kinderen. De financiële situatie van verdachte is niet rooskleurig te noemen. Gelet op het voorgaande heeft de raadsvrouw verzocht een geheel of grotendeels voorwaardelijke straf op te leggen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een vorm van mensensmokkel door een ander een schijnrelatie aan te laten gaan. Door aldus te handelen heeft verdachte het overheidsbeleid inzake de bestrijding van illegaal verblijf in Nederland doorkruist. Het belang van strafbaarstelling van hulp bij illegaal verblijf is daarin gelegen, dat op het grondgebied van een staat alleen mensen verblijven die daartoe gerechtigd zijn.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 maart 2015, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank verder nog overwogen dat verdachte werkt, schulden heeft en samen met zijn vrouw medeverdachte [medeverdachte 2] twee jonge kinderen heeft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart niet bewezen wat aan verdachte cumulatief/alternatief is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.7. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
drie [3] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
 Veroordeelt verdachte voorts tot het verrichten van
honderd [100] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig [50] dagen hechtenis.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S. van Leeuwen, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. J. van Beek, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. F. van den Brink,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 april 2015.
mr. Littooy en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Een geschrift, te weten een aangifte d.d. 15 mei 2013 opgemaakt door [medewerker IND] namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst, pagina 31.
3.Een geschrift, te weten een ‘Vragenlijst voor verblijf bij partner’ met bijlage d.d. 14 september 2012, productie 11.
4.Een geschrift, te weten een aangifte d.d. 15 mei 2013 opgemaakt door [medewerker IND] namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst, pagina 31.
5.Een geschrift, te weten een relatieverklaring d.d. 19 december 2012.
6.Een geschrift, te weten een aangifte d.d. 15 mei 2013 opgemaakt door [medewerker IND] namens de Immigratie- en Naturalisatiedienst, pagina 32.
7.Een geschrift, te
8.Proces-verbaal bevindingen verbalisanten [verbalisanten] d.d. 26 maart 2013, pagina’s 10 en 11.
9.Proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de op 2 april 2013 door [betrokkene] afgelegde verklaring, pagina’s 17 tot en met 19.
10.Proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de op 2 april 2013 door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, pagina’s 13 tot en met 15.
11.Proces-verbaal verhoor getuige, inhoudende de op 16 juli 2013 door [medeverdachte 1] afgelegde verklaring, pagina’s 34 tot en met 36.
12.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] door de rechter-commissaris d.d. 18 december 2014, los proces-verbaal.