Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
2.Voorvragen
3.InleidingVerdachte wordt verweten dat zij samen met haar man ([medeverdachte 2]) en een vriend van haar man ([medeverdachte 1]) het nichtje van haar man ([betrokkene]) (uit winstbejag) behulpzaam is geweest bij het zich de toegang tot (en het verblijf in) Nederland te verschaffen. [medeverdachte 2] zou op verzoek van [medeverdachte 2] een schijnrelatie met [betrokkene] zijn aangegaan teneinde [betrokkene] in aanmerking te laten komen voor een verblijfsvergunning ten behoeve van verblijf bij partner. Verdachte zou [betrokkene] hierbij behulpzaam zijn geweest – onder meer – door te helpen bij de aanvraag van de verblijfsvergunning. Voorts wordt verdachte verweten dat zij zich in het kader van de aanvraag van de verblijfsvergunning schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
4.Bewijs
5.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
6.Strafbaarheid van verdachte
7.Motivering van de sancties
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
drie [3] maanden, met bevel dat deze straf
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
honderd [100] urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig [50] dagen hechtenis.