In deze beschikking heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Holland op 6 mei 2015 geoordeeld over een verzoek tot beëindiging van de alimentatieverplichting van de man jegens de vrouw, gebaseerd op artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man heeft aangetoond dat de vrouw sinds begin 2013 samenwoont met een ander, wat leidt tot het einde van de onderhoudsplicht van de man. De rechtbank concludeert dat er sprake is van een affectieve relatie, gemeenschappelijke huishouding en wederzijdse verzorging tussen de vrouw en haar partner, wat de alimentatieverplichting van de man per 8 april 2013 beëindigt.
De procedure begon met een verzoek van de man, bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.F. Kalff, tegen de vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. P.M. de Vries. De rechtbank heeft verschillende stukken en faxberichten in overweging genomen, evenals de verklaringen van beide partijen en getuigen. De vrouw ontkende de samenwoning en de affectieve relatie, maar de rechtbank oordeelde dat haar verweer niet overtuigend was, gezien de overgelegde bewijsstukken van een detectivebureau.
De rechtbank heeft ook de verzoeken van de man om schadevergoeding voor gemaakte juridische kosten en kosten van recherchebureaus afgewezen, omdat de vrouw niet verplicht was om de man te informeren over haar samenwoning in de periode waarin de alimentatieplicht op nihil was gesteld. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.