6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de volgende rapportages is gebleken:
- het Pro Justitia rapport van drs. [psycholoog], GZ-psycholoog en drs. [psychiater], kinder- en jeugdpsychiater en psychiater volwassenen, van 7 april 2015;
- het advies van Reclassering Nederland van 22 januari 2015, met aanvullend advies van 14 april 2015.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan openlijk geweld in een rijdende trein. Zonder daartoe enigerlei wijze aanleiding te hebben gegeven, is het slachtoffer daarbij door verdachte en zijn mededaders meermalen bij de keel gegrepen en meermalen gestompt of geslagen in zijn gezicht en op zijn lichaam. Terwijl het slachtoffer tegen een trap en op de grond lag is hij meermalen geschopt en getrapt in zijn rug en op zijn lichaam.
Het betreft een zeer ernstig geweldsfeit, gepleegd in een rijdende trein, waarbij het slachtoffer omringd door vijf personen geen kant op kon en waardoor het slachtoffer letsel heeft bekomen en pijn, angst en schade heeft geleden. Het slachtoffer heeft, zoals uit zijn schriftelijke verklaring valt op te maken, hiervan nog steeds last. Dit soort geweld leidt ook in het algemeen tot veel onrust en angst in de samenleving. Door zijn handelen heeft verdachte blijk gegeven van een gebrek aan respect voor de (lichamelijke) integriteit van anderen. De rechtbank rekent verdachte dit ernstig aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 13 april 2015, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder terzake van geweldsdelicten onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf is veroordeeld en nog in twee proeftijden liep.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden te recidiveren.
Volgens de deskundigen heeft verdachte niet willen meewerken aan een onderzoek. Zij zijn desondanks van mening dat een aantal conclusies kan worden getrokken op basis van de wel beschikbare informatie en vanuit eigen onderzoek. De deskundigen stellen vast dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis in de zin van misbruik van cannabis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en narcistische trekken.
De persoonlijkheidsstoornis is in de tijd een structureel probleem en was derhalve ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Ten tijde van het ten laste gelegde was er ook sprake van misbruik van cannabis. Gezien diens weigerende en grotendeels ontkennende grondhouding is er geen duidelijk zicht verkregen op de omstandigheden, gevoelens en gedachten van verdachte voorafgaand aan en ten tijde van het ten laste gelegde en de precieze aard en doorwerking van zijn problematiek op het tenlastegelegde feit. De onderzoekers onthouden zich van een uitspraak over de toerekeningsvatbaarheid van verdachte rond het tenlastegelegde feit. Verdachte heeft geen huisvesting, geen dagbesteding, een beperkt sociaal netwerk, geen duidelijk toekomstperspectief, hij toont weinig tot geen zelfinzicht en heeft vanuit zijn pathologie moeite met het zich conformeren aan de maatschappelijke normen en waarden. Hij kan impulsieve acties ondernemen en beschikt over matige copingvaardigheden. Hierdoor wordt het risico op gewelddadige recidive in algemene zin als hoog ingeschat.
In het verleden is meerdere malen getracht om middels speciaal onderwijs, ambulante begeleiding, gesloten jeugdzorgplaatsingen en hulp en toezicht vanuit de reclassering het gedrag van verdachte ten positieve te keren. Tot op heden heeft dit niet tot het gewenste effect geleid. Verdachte toont zich niet gemotiveerd voor hulpverlening. Daarnaast heeft hij in het verleden herhaald laten zien dat hij zich niet houdt aan de gestelde voorwaarden en is het extra zorgelijk dat hij opnieuw in contact is geweest met politie en justitie terwijl hij in een proeftijd zit.
De deskundigen zijn van mening dat vanuit gedragskundig oogpunt gewerkt moet worden aan verschillende behandeldoelen en aan begeleiding, zoals het toewerken naar een acceptabele sociale integratie op het gebied van wonen, werken en sociale contacten, het beheersbaar houden dan wel abstineren van middelengebruik, het verbeteren van agressieregulatie en het versterken van copingvaardigheden en slachtofferempathie.
Als meest passend behandelkader wordt door de deskundigen de ISD-maatregel geadviseerd.
De deskundigen zijn van mening dat er op basis van de beschikbare informatie vanuit gedragsdeskundig oogpunt geen duidelijke aanwijzingen zijn om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Reclassering Nederland verwacht een niet-coöperatieve opstelling bij verdachte, indien wordt overgegaan tot oplegging van de ISD-maatregel. Hierdoor zal hij zich mogelijk minimaal inspannen en kunnen profiteren van deze maatregel. Verdachte staat momenteel onder toezicht van de reclassering. Gezien de leeftijd van verdachte en het huidige, zij het prille, bestaande toezichttraject is continuering hiervan het overwegen waard. De reclassering is van mening dat wel aanvullende bijzondere voorwaarden wenselijk zijn.
De reclassering adviseert om het volwassenenstrafrecht toe te passen en naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij Reclassering Nederland gedurende de proeftijd;
- locatiegebod op het adres [adres ] te Middenbeemster, voor de duur van een half jaar;
- meewerken aan de totstandkoming van een aanmeld- en intakeprocedure met betrekking tot ambulante GGZ-behandeling;
- meewerken aan een intake- en aanmeldprocedure met betrekking tot een begeleid zelfstandig wonen traject, zoals die van Exodus, en aan het uiteindelijke aanbod hiervan;
- een alcohol- en drugsverbod;
- de inspanningsverplichting om een dagbesteding te zoeken.
De rechtbank ziet geen reden om bij de strafoplegging aansluiting te zoeken bij het minderjarigenstrafrecht. Voor het toepassen van jeugdstrafrecht biedt noch het ForCA-rapport, noch voornoemde reclasseringsrapportages enig aanknopingspunt. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. De deskundigen van de Forca hebben zich van een uitspraak daarover onthouden en het rapport waarnaar de raadsman in dit kader verwijst, is opgemaakt in een eerdere strafzaak. In onderhavige zaak heeft verdachte geweigerd mee te werken aan het opstellen van enige rapportage met betrekking tot zijn toerekenbaarheid.
De officier van justitie heeft bij haar eis niet verzocht de ISD-maatregel op te leggen, zodat de rechtbank deze maatregel niet kan opleggen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen voor het thans tenlastegelegde feit tot een langere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op het uitgebreide strafblad van verdachte en de oriëntatiepunten die door het LOVS zijn opgesteld. De rechtbank is van oordeel dat voor het tenlastegelegde feit in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden is. De rechtbank ziet in het feit dat verdachte onder strikte voorwaarden is geschorst en het feit dat verdachte zich aan die strikte voorwaarden houdt en heeft toegezegd zich daaraan te blijven houden, aanleiding om een deel van die straf in voorwaardelijke vorm op te leggen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
De rechtbank ziet af van oplegging van de bijzondere voorwaarden, maar zal de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden aan de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf onder parketnummer 15/700131-13, die gelijktijdig ter zitting van 16 april 2015 is behandeld en waarbij, bij aparte beslissing van heden, de bijzondere voorwaarden zijn gewijzigd.