ECLI:NL:RBNHO:2015:4179
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake afwijzing subsidie op grond van de Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvenieuwing
In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 27 mei 2015, wordt de afwijzing van een subsidieaanvraag op basis van de Gemeentelijke Subsidieverordening Stadsvenieuwing (GSSV) behandeld. Eiser had een aanvraag ingediend voor subsidie voor de realisatie van twee zolderappartementen in Haarlem, maar de gemeente had de aanvraag buiten behandeling gesteld en later afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de berekening die aan het bestreden besluit ten grondslag ligt, niet begrijpelijk is en dat de gemeente niet voldoende heeft toegelicht welke gegevens als uitgangspunt voor de berekening zijn gebruikt. Dit is problematisch, vooral omdat de aanvraag in het primaire besluit ten onrechte buiten behandeling is gesteld, waardoor er in de bezwaarfase nauwelijks inhoudelijk debat heeft plaatsgevonden over de berekening en de gebruikte gegevens.
De rechtbank stelt vast dat de gemeente in de bezwaarfase erkende dat de aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld en dat er een gebrek in de motivering van het bestreden besluit is. De rechtbank biedt de gemeente de gelegenheid om de gebreken te herstellen, waarbij zij moet onderzoeken en motiveren welke gegevens als uitgangspunt dienen voor de berekening van de (on)rendabele top van het project. De rechtbank legt de gemeente ook op om de door eiser toegezonden spreadsheet en de aankoopakte van de appartementen bij de herstelpoging aan de rechtbank te overleggen.
De rechtbank bepaalt dat de gemeente binnen zes weken na verzending van de tussenuitspraak het gebrek moet herstellen en dat zij binnen twee weken moet meedelen of zij gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, inclusief het verzoek om schadevergoeding en proceskosten. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en is gedaan door mr. H. Brouwer, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Helmich, griffier.