ECLI:NL:RBNHO:2015:4096

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 mei 2015
Publicatiedatum
19 mei 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 1360
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fiscale bijtelling van auto van de zaak en de gevolgen voor SV-loon en uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 22 mei 2015, staat de vraag centraal of de fiscale bijtelling van een auto van de zaak invloed heeft op de berekening van het SV-loon van een werknemer en de daaruit voortvloeiende uitkering. Eiser, een B.V., heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), waarin werd medegedeeld dat er gedurende een bepaalde periode te veel voorschot was betaald aan de werknemer van eiser. De werknemer ontving sinds 7 januari 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering, waarbij het dagloon was vastgesteld op € 141,90. De fiscale bijtelling van de auto van de zaak werd per 1 januari 2013 aangemerkt als loon voor de berekening van de premie werknemersverzekeringen, wat leidde tot een verhoging van het SV-loon van de werknemer.

Eiser betoogde dat de werknemer financieel benadeeld werd door deze wijziging, omdat de bijtelling voor de berekening van het SV-loon werd meegenomen, terwijl dit niet was gebeurd voor de berekening van het dagloon. Eiser stelde dat er overgangsrecht zou moeten zijn om deze ongelijkheid te verhelpen. De rechtbank oordeelde echter dat de invoering van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) per 1 januari 2013 geen overgangsrecht kent en dat de wetgever bevoegd is om bestaande regelgeving te wijzigen. De rechtbank concludeerde dat de werknemer door de wetswijziging slechter af is, maar dat dit niet betekent dat de wet niet correct is toegepast.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de berekening van het teveel betaalde voorschot niet werd betwist en er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de wetgever om bij wetswijzigingen rekening te houden met de gevolgen voor de betrokkenen, maar bevestigt ook de rechterlijke beperking in het toetsen van de wet aan beginselen van behoorlijk bestuur.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: ALK 14/1360

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2015 in de zaak tussen

[eiser] B.V., te [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: M. Burger),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (districtskantoor Alkmaar),verweerder
(gemachtigde: L.C. Husman).

Procesverloop

Bij besluit van 15 mei 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat gedurende de periode van 7 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 aan eiser een bedrag van € 2.110,76 teveel aan voorschot is betaald in verband met de uitkering ingevolge de WIA van eisers werknemer [naam] (de werknemer).
Bij besluit van 3 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2015.
Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Werknemer ontvangt sinds 7 januari 2014 een loongerelateerde WGA-uitkering. Het dagloon is vastgesteld op € 141,90. Werknemer werkt daarnaast bij eiser en maakt, zowel zakelijk als privé, gebruik van een auto van de zaak. Werknemer ontvangt maandelijks via eiser van verweerder een voorschot op zijn uitkering. Met de inwerkingtreding van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) per 1 januari 2013 wordt de bijtelling voor het privégebruik van de auto aangemerkt als loon voor de berekening van de premie werknemersverzekeringen. De maandelijkse (fiscale) bijtelling telt ook mee bij de berekening van werknemers inkomsten uit arbeid. Bij het primaire besluit van 17 december 2012 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat gedurende de periode van 7 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 aan eiser een bedrag van € 2.110,76 teveel aan voorschot is betaald ten behoeve van werknemer. Tegen deze beslissing heeft eiser bezwaar gemaakt.
2. Eiser stelt zich in beroep op het standpunt dat werknemer ernstig financieel wordt benadeeld omdat voor de berekening van zijn SV-loon per 1 januari 2013 de fiscale bijtelling van de bedrijfsauto wordt meegenomen. Maar voor de berekening van zijn dagloon is uitgegaan van de referteperiode van 1 januari 2011 tot 1 januari 2012 zonder de fiscale bijtelling. Daardoor valt zijn SV-loon per 7 januari 2014 door deze maatregel veel hoger uit. De vergelijking tussen enerzijds het SV-loon van 2011 (zonder fiscale bijtelling) en de huidige verdiensten (het SV-loon van 2014 inclusief fiscale bijtelling) gaat mank. Er zou overgangsrecht moeten zijn.
3. Bij het bestreden besluit en ter zitting heeft verweerder - kort weergegeven - aangegeven dat door de invoering van de WUL de maandelijkse bijtelling van de auto van de zaak tot het SV-loon is gaan behoren. De WUL is per 1 januari 2013 in werking getreden en kent geen overgangsrecht. Verweerder is gehouden uitvoering te geven aan deze wet. Het dagloon van werknemer is vastgesteld bij beslissing van 6 december 2013. Het refertejaar liep van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Het dagloon is destijds berekend zonder dat de fiscale bijtelling van de auto van de zaak daarin is meegenomen. Dit sloot aan bij het feitelijke premieloon dat werknemer verdiende. Volgens verweerder wijzigt het dagloon niet door de invoering van het uniforme loonbegrip. Dit kan ertoe leiden dat de uitkering lager wordt, doordat het SV-loon stijgt, terwijl het dagloon gelijk blijft. Verweerder is van mening dat op juiste gronden is besloten dat gedurende de periode van 7 januari 2014 tot en met 31 maart 2014 een bedrag van € 2.110,76 teveel aan voorschot is betaald.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat werknemer door de wetswijziging en door invoering van de WUL per 1 januari 2013 inderdaad slechter af is dan hij vóór de wetswijziging zou zijn. Immers, na 1 januari 2013 wordt de fiscale bijtelling van de auto van de zaak meegenomen in het SV-loon. Het dagloon van werknemer wijzigt echter niet, waardoor hij per saldo een lagere uitkering ontvangt. In gevallen waarin de referteperiode ná 1 januari 2013 begint, wordt de fiscale bijtelling wel meegenomen in de vaststelling van het dagloon.
6. Vanaf 1 januari 2013 is verweerder verplicht uitvoering te geven aan de bepalingen van de WUL. In verband met de negatieve inkomenseffecten die toepassing van deze wet heeft voor werknemer verwijst de rechtbank naar een tweetal uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van respectievelijk 3 april 2007 en 16 augustus 2010 (ECLI:NL:CRVB:2007:BA2286 en ECLI:NL:CRVB:2010:BN2788). In de eerstgenoemde uitspraak overweegt de CRvB dat de wetgever bevoegd is bestaande regelgeving te wijzigen. Daarbij staat het hem vrij om, ter voorkoming van eventuele onbedoelde effecten, een overgangsregeling te maken. Het is daarbij uitdrukkelijk niet aan de rechter de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen. In de als tweede genoemde uitspraak deed zich, net als nu bij werknemer, de situatie voor dat de verzekerde te maken kreeg met in feite een verlaging van zijn inkomen als gevolg van een wetswijziging. Dit werd door de CRvB geaccepteerd. Nu in het onderhavige geval geen overgangsregeling is getroffen, heeft de wetgever de situatie zoals die zich bij werknemer voordoet, blijkbaar, voor lief genomen. De rechtbank is niet bevoegd de wet te toetsen aan de beginselen van behoorlijk bestuur of aan algemene rechtsbeginselen. Eisers beroep kan dan ook niet slagen. De rechtbank neemt hierbij nog in aanmerking dat de berekening van de hoogte van het teveel betaalde voorschot niet wordt betwist.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, in aanwezigheid van D. Ebbink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.
griffier rechter
de griffier is verhinderd te tekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.