ECLI:NL:RBNHO:2015:3951
Rechtbank Noord-Holland
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake ontvangst aangetekende brief
In deze zaak heeft opposante verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, waarin haar beroep tegen een beslissing op bezwaar van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had in de eerdere uitspraak geoordeeld dat opposante geen beroepsgronden had ingediend, ondanks een verzoek daartoe. Opposante stelde dat zij de aangetekende brief waarin om deze beroepsgronden werd verzocht, nooit had ontvangen omdat zij op de betreffende dag aan het werk was en geen postbezorger had gezien.
Tijdens de zitting op 20 april 2015 werd echter vastgesteld dat de aangetekende brief op 30 augustus 2014 op het adres van opposante was afgeleverd en dat er voor ontvangst was getekend. De partner van opposante voerde aan dat de handtekening op het bewijs van ontvangst van de aangetekende brief was gezet door hun 13-jarige dochter. De rechtbank concludeerde dat, gezien de omstandigheden, onvoldoende was gewaarborgd dat de brief opposante daadwerkelijk had bereikt.
De rechtbank oordeelde dat de eerdere niet-ontvankelijk verklaring ten onrechte was gedaan, omdat er twijfel bestond over de ontvangst van de brief. Het verzet werd gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak vervalt en de zaak opnieuw op zitting zal worden behandeld. De rechtbank merkte op dat het eindoordeel na het onderzoek ter zitting nog steeds kan zijn dat het beroep niet-ontvankelijk is, maar dat dit pas na de zitting kan worden vastgesteld. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.