ECLI:NL:RBNHO:2015:3826

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
8 mei 2015
Zaaknummer
15/800180-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging, laster en poging tot zware mishandeling met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 januari 2015 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging, laster en poging tot zware mishandeling. De officier van justitie, mr. Y.M. Eising, eiste een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 187 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een locatieverbod en een contactverbod met het slachtoffer, aangeduid als [aangeefster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan stelselmatige belaging van zijn ex-vriendin, waarbij hij haar herhaaldelijk heeft bedreigd, beledigd en haar eigendommen heeft vernield. De rechtbank heeft de feiten bewezen verklaard, waarbij de verdachte onder andere is veroordeeld voor het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster] en het aanrichten van schade aan haar eigendommen. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot het verrichten van 180 uren taakstraf, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-naleving. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 3.719,55 toegewezen aan [aangeefster] voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf toegewezen, maar omgezet in een taakstraf. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en de rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd ter bescherming van [aangeefster].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800180-14 en 13/030687-11 (tul)
Uitspraakdatum: 29 januari 2015
Tegenspraak
verkort strafvonnis(art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 januari 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- het standpunt van de officier van justitie, mr. Y.M. Eising, dat ertoe strekt dat de rechtbank de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren en hem hiervoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 187 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en hieraan de bijzondere voorwaarden zal koppelen dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, zal meewerken aan een ambulante behandeling bij de Waag in Haarlem, zich voor 1 jaar zal houden aan een locatieverbod (met GPS) en een contactverbod met [aangeefster]. De officier van justitie heeft bovendien gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot het verrichten van 180 uren taakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 dagen hechtenis.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze vordering dient te worden toegewezen, te weten een bedrag van € 5.719,55 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie vordert tevens dat de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging zal toewijzen, met dien verstande dat de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 84 uren, subsidiair 42 dagen hechtenis.
- hetgeen door verdachte en mr. E. Boskma, raadsman van verdachte, naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij in of omstreeks de periode van 3 november 2013 tot en met 22 juni 2014 in de gemeente Alkmaar en/of te Uitgeest en/of te Beverwijk, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangeefster], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
- die [aangeefster] veelvuldig meermalen per dag sms-berichten gestuurd en/of
- veelvuldig meermalen per dag en/of per week gebeld naar de mobiele telefoon van die [aangeefster] en/of haar een e-mail gestuurd en/of gebeld en/of
- onder het balkon van de flatwoning van een vriendin (waar die [aangeefster] op dat moment verbleef) 'kankerhoer' geschreeuwd en/of
- meermalen twee vriendinnen van die [aangeefster] rond 06.00 uur in de ochtend gebeld en/of bij hen aangebeld en/of
- zich veelvuldig, zowel overdag als 's avonds als 's nachts opgehouden bij de woning van die [aangeefster] en/of (daarbij) aangebeld en/of op de deur gebonkt en/of
- ( meermalen) die [aangeefster] (met een auto) gevolgd en/of klem gereden en/of de weg geblokkeerd en/of
- ( meermalen) de ouders en/of een broer van die [aangeefster] benaderd en/of zich (daarbij) beledigend en/of lasterlijk over die [aangeefster] uitgelaten en/of
- op 2 februari 2014 aan die [aangeefster] geadresseerde post geopend en deze van een beledigende tekst voorzien en een briefje met beledigende tekst bijgevoegd en/of
- het uurwerk van een antieke klok van die [aangeefster] verbogen en in de metalen plaat ervan het woord 'slet' gelast en enkele kookboeken van die [aangeefster] versnipperd en tezamen in een aan die [aangeefster] geadresseerde doos gestopt en in de centrale hal van haar flatwoning geplaatst en/of
- op 21 februari 2014 en op 12 maart 2014 het voordeurslot van de woning waar die [aangeefster] verblijft vol gespoten met een opgedroogde en/of verharde vloeistof, waardoor zij de voordeur niet meer kon openen en/of
- die [aangeefster] direct en/of via anderen bedreigd met onder meer de volgende woorden
* "Ik krijg nog 1500 euro van je. Ik kom het vanavond halen. Als je het niet hebt dan ruk ik je kop van je romp" en/of
* "Als ik haar te pakken krijg, dan schop ik haar de kankertering in" en/of
* "Het is een kankerhoer. Ik ga haar leven kapot maken, ik krijg nog 1500 euro van haar (..)" en/of
- op 11 juni 2014 middels een elektronisch (chat)bericht een foto naar de broer van die [aangeefster] gestuurd waarop [aangeefster] met haar huidige vriend en een andere man lachend staat afgebeeld met daarbij/daaraan voorafgaand de tekst(en) 'Is ze in de uitverkoop?" en/of 'stimuleer je dat ook';
Feit 2:
hij in of omstreeks 20 januari 2014 tot en met 5 februari 2014 te Amsterdam en/of te Uitgeest, in elk geval in Nederland, opzettelijk, door middel van verspreiding van (een) geschrift(en), de eer en/of de goede naam van [aangeefster] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel (een) geschrift(en), zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, verspreid, terwijl verdachte wist dat dit/deze telastgelegde feit(en) in strijd met de waarheid was/waren;
Feit 3:
Primair
(parketnummer 15/700247-14)
hij op of omstreeks 18 april 2014 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto op die [aangeefster] is ingereden door plotseling naar links, in de richting van die [aangeefster] en haar hond te sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 18 april 2014 te Alkmaar [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een personenauto op die [aangeefster] en haar hond ingereden;

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1
Bewijs
De rechtbank grondt de beslissing dat verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen worden slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden opgenomen.
3.2
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij in de periode van 15 januari 2014 tot en met 22 juni 2014 in de gemeente Alkmaar en te Uitgeest en te Beverwijk, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster], met het oogmerk die [aangeefster] te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft verdachte,
- die [aangeefster] veelvuldig meermalen per dag berichten gestuurd en
- veelvuldig meermalen per dag gebeld naar de mobiele telefoon van die [aangeefster] en
- onder het balkon van de flatwoning van een vriendin (waar die [aangeefster] op dat moment verbleef) 'kankerhoer' geschreeuwd en
- meermalen twee vriendinnen van die [aangeefster] gebeld en
- zich veelvuldig, zowel overdag als 's avonds als 's nachts opgehouden bij de woning van die [aangeefster] en daarbij aangebeld en op de deur gebonkt en
- meermalen de ouders en een broer van die [aangeefster] benaderd en zich daarbij beledigend over die [aangeefster] uitgelaten en
- op 2 februari 2014 aan die [aangeefster] geadresseerde post geopend en deze van een beledigende tekst voorzien en een briefje met beledigende tekst bijgevoegd en
- het uurwerk van een antieke klok van die [aangeefster] verbogen en in de metalen plaat ervan het woord 'slet' gelast en enkele kookboeken van die [aangeefster] versnipperd en tezamen in een aan die [aangeefster] geadresseerde doos gestopt en in de centrale hal van haar flatwoning geplaatst en
- op 21 februari 2014 en op 12 maart 2014 het voordeurslot van de woning waar die [aangeefster] verblijft vol gespoten met een vloeistof, waardoor zij de voordeur niet meer kon openen en
- die [aangeefster] direct en via anderen bedreigd met onder meer de volgende woorden:
* "Ik krijg nog 1500 euro van je. Ik kom het vanavond halen. Als je het niet hebt dan ruk ik je kop van je romp" en
* "Als ik haar te pakken krijg, dan schop ik haar de kankertering in" en
* "Het is een kankerhoer. Ik ga haar leven kapot maken, ik krijg nog 1500 euro van haar (..)" en
- op 11 juni 2014 middels een bericht een foto naar de broer van die [aangeefster] gestuurd waarop [aangeefster] met een vriend en een andere man lachend staat afgebeeld met daarbij de teksten 'Is ze in de uitverkoop?" en 'stimuleer je dat ook';
Feit 2:
hij in de periode van 20 januari 2014 tot en met 5 februari 2014 te Amsterdam en te Uitgeest, opzettelijk, door middel van verspreiding van een geschrift, de eer en goede naam van [aangeefster] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft verdachte met voormeld doel een geschrift, zoals aan deze telastelegging gehecht en daarvan deel uitmakende, verspreid, terwijl verdachte wist dat dit ten laste gelegde feit in strijd met de waarheid was;
Feit 3:
Primair
(parketnummer 15/700247-14)
hij op 18 april 2014 te Alkmaar ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [aangeefster], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een personenauto op die [aangeefster] is ingereden door plotseling naar links, in de richting van die [aangeefster] en haar hond te sturen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Op grond van de bewijsmiddelen gaat de rechtbank – kort gezegd – uit van het volgende:
Verdachte, die zijn auto bestuurde, zag [aangeefster] voor zich op de linkerzijde van de weg staan. In plaats van om [aangeefster] heen te rijden, is verdachte op [aangeefster] en haar hond, ingereden. Verdachte heeft immers naar links gestuurd, in de richting van die [aangeefster]. [aangeefster] wist zich in veiligheid te brengen door van de auto weg te springen. Haar hond bleef echter staan en deze is ter hoogte van zijn linkerheup geraakt door de auto van verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [aangeefster] zou raken met zwaar lichamelijk letsel als reëel gevolg. Verdachte kon immers niet voorzien hoe [aangeefster] op zijn handelen zou reageren. Daarbij heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangeefster] in een reactie op zijn stuurmanoeuvre, niet tijdig zou wegspringen, dan wel in een andere richting dan door verdachte voorzien of mogelijk ten val zou kunnen komen, en aldus door de auto geraakt zou worden, met alle mogelijke gevolgen van dien. Op grond van vorenstaande acht de rechtbank voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
belaging
Feit 2:
laster
Feit 3:
Primair
(parketnummer 15/700247-14)
poging tot zware mishandeling
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de hoofdstraffen

Bij de beslissing over de hoofdstraffen die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich vanaf 15 januari 2014, gedurende zes maanden, schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin [aangeefster] door haar, ondanks haar verzoeken te stoppen, stelselmatig te bellen, berichten te sturen en zich op te houden bij haar woning. Verdachte heeft eigendommen van [aangeefster] vernield en meermalen contact opgenomen met de ouders, broer en vriendinnen van het slachtoffer waarbij hij zich beledigend en bedreigend jegens [aangeefster] heeft uitgelaten. Ook heeft verdachte een brief met daarin ongegronde beschuldigingen verstuurd naar de werkgever van [aangeefster], waarmee zij in haar eer en goede naam is aangetast. Voorts is verdachte met zijn auto op [aangeefster] en haar hond ingereden. Aldus heeft verdachte gepoogd om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door adequaat te handelen wist zij te voorkomen dat zij als gevolg van het handelen van verdachte zou worden aangereden.
[aangeefster] heeft veel last en hinder ondervonden van deze ernstige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Verdachte heeft laten zien geen oog te hebben voor de persoon en de belangen van het slachtoffer. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk. Hoe ingrijpend de gevolgen van deze feiten zijn geweest, blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring en de toelichting op de door het slachtoffer ingediende vordering van de benadeelde partij. Het handelen van verdachte is intimiderend geweest en heeft bij [aangeefster] langdurige gevoelens van angst, onveiligheid en boosheid teweeggebracht.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 18 december 2014, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van belaging en mishandeling van een ex-vriendin. Verdachte liep hiervoor ook nog in een proeftijd. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte inmiddels zelf ook hulp heeft gezocht voor zijn problematiek.
De rechtbank heeft daarbij acht geslagen op de over verdachte uitgebracht rapportages te weten:
- het psychologisch Pro Justitia Rapport, gedateerd 22 september 2014, opgesteld door [rapporteur 1], GZ-psycholoog; en
- het over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport, gedateerd 17 oktober 2014, opgesteld door [rapporteur 2], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland.
Het bovengenoemde Pro Justitia Rapport van GZ-psycholoog [rapporteur 1] houdt betreffende de persoon van verdachte en mogelijke interventies, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Bij betrokkene is sprake van een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Door de gecompliceerde relatiebreuk voelde hij zich verdrietig, machteloos en boos waarbij sprake was van een sombere stemming, verminderde eetlust, piekerklachten en slaapproblemen. Binnen een liefdesrelatie is hij gevoelig voor krenking en gevoelens van onrecht. Wanneer hij onrecht ervaart is hij geneigd hier obsessief over te piekeren wat tot vasthoudendheid en boosheid leidt. Deze woedegevoelens kan hij slecht kanaliseren en blijven lange tijd aanwezig. Daarnaast is er sprake van misbruik van cannabis (ten tijden van het onderzoek in vroege volledige remissie). Ook ten tijde van het ten laste gelegde was er sprake van bovenstaande problematiek.
Betrokkene voelde zich door zijn ex-partner gebruikt en gekrenkt. Voor zijn gevoel werd hem onrecht aangedaan. Hier reageerde hij op met verdriet maar ook woede. Hij wilde zijn geld terug en hij wilde dat zijn ex-partner zich net zo ellendig zou voelen. Om zijn doelen te bereiken en zijn woede te ventileren ondernam hij acties richting zijn ex-partner. Veelal ging hij daarbij planmatig en gecontroleerd te werk en had hij tijd om te reflecteren op zijn gedrag. De aanpassingsstoornis heeft zijn gedrag en beslismomenten niet dermate beïnvloed dat er sprake is van een doorwerking van de stoornis in het ten laste gelegde (indien bewezen). Ondergetekende adviseert, indien het ten laste gelegde bewezen wordt geacht, betrokkene als volledig toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Aangezien er geen sprake is van een doorwerking van de stoornis in de ten laste gelegde feiten, is het niet mogelijk geweest om vanuit gedragsdeskundig oogpunt een risicoanalyse op te stellen.
Ondergetekende adviseert betrokkene om een ambulante (cognitief gedragstherapeutische) behandeling te volgen waarbij hij leert om zijn eigen grenzen binnen een relatie te bewaken. Daarnaast zal betrokkene er baat bij hebben wanneer zijn copingsvaardigheden vergroot worden en hij leert om zijn woedegevoelens anders te uiten en te kanaliseren. Betrokkene is bereid om een ambulante behandeling te volgen. Hij had zichzelf eerder al vrijwillig gemeld voor een behandeling en volgt inmiddels een behandeling bij de Waag. Hij is gemotiveerd deze behandeling te continueren.
Het bovengenoemde voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 17 oktober 2014 houdt betreffende de strafrechtelijke afdoening, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende in:
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren en de eventuele interventies in het verleden, is een toezicht op bijzondere voorwaarden geïndiceerd. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
  • meldplicht: [verdachte] moet zich melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • behandelverplichting – ambulante behandeling: [verdachte] wordt verplicht om zich te laten behandelen bij de Waag in Haarlem;
  • locatieverbod: op basis van het geconstateerde risico wordt het betrokkene verboden in het opgelegde verboden gebied te komen. Dit betekent dat het gebied, met een straal van minimaal 5 km, rond het slachtoffer gedurende een periode van minimaal 3 maanden, of een veelvoud daarvan, voor betrokkene verboden is. Het locatieverbod wordt gecontroleerd met een elektronisch controlemiddel in de vorm van GPS.
De rechtbank zal de in bovengenoemde rapporten gegeven adviezen overnemen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank zal daarbij verplicht contact met de Reclassering Nederland, en een verplichte behandeling bij De Waag aan verdachte opleggen. Verder overweegt de rechtbank dat zij ter voorkoming van recidive en ter bescherming van het slachtoffer, een contactverbod met [aangeefster] en een locatieverbod wenselijk en noodzakelijk acht. Dit locatieverbod zal worden bepaald rondom [adres 2] te Alkmaar, het huidige woonadres van het slachtoffer, zoals aangegeven op de plattegrond in bijlage I van dit vonnis, en rondom het AMC te Amsterdam, met een straal van 1 km, met uitzondering van de snelwegen. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden. Gelet op de problematiek van verdachte en het feit dat verdachte reeds eerder voor belaging en mishandeling na een relatiebreuk is veroordeeld, acht de rechtbank het aangewezen om beide verboden gedurende de gehele proeftijd te laten voortduren. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank hieraan niet het controlemiddel van elektronisch toezicht verbinden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, beveelt de rechtbank dat de voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte tevens een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van het na te noemen aantal uren moet worden opgelegd.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [aangeefster] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.719,55 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit:
 € 2.500,00 € 2.500,00 wegens een vernielde antieke klok;
 € 2.500,00 € 281,55 wegens twee voordeursloten;
 € 2.500,00 € 438,00 wegens contract ‘aware’ (alarm systeem) voor de duur van zeven maanden.
In totaal vordert [aangeefster] € 3.219,55 aan materiële schade.
De gestelde immateriële schade bedraagt € 2.500,00.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.219,55 rechtstreeks voortvloeit uit de onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten. De schade bestaat uit:
 € 500,00 € 500,00 wegens een vernielde antieke klok;
 € 500,00 € 281,55 wegens twee voordeursloten;
 € 500,00 € 438,00 wegens contract ‘aware’ (alarm systeem) voor de duur van zeven maanden.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade ad € 2.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting.
De vordering zal dan ook worden toegewezen tot een bedrag van € 3.719,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op nihil.
Naar het oordeel van de rechtbank levert de behandeling van het resterende gedeelte van de vordering benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding op. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is. De benadeelde partij kan dat deel desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: belaging, laster en poging tot zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Vordering tot tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 18 januari 2012 in de zaak met parketnummer 13/030687-11 heeft de politierechter te Amsterdam verdachte ter zake van mishandeling, bedreiging en vernieling veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 weken. Ten aanzien van die voorwaardelijke straf is de proeftijd op twee jaren bepaald onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 22 november 2012 aan verdachte toegezonden. De bij genoemd vonnis vastgestelde proeftijd is ingegaan op 19 november 2012 en was ten tijde van het indienen van de vordering van de officier van justitie niet geëindigd.
De officier van justitie vordert thans dat de rechtbank zal gelasten dat die voorwaardelijke straf alsnog ten uitvoer zal worden gelegd met dien verstande dat de opgelegde gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid.
De rechtbank heeft bij het onderzoek ter terechtzitting bevonden dat zij bevoegd is over de vordering te oordelen en dat de officier van justitie daarin ontvankelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen, nu uit de overige inhoud van dit vonnis blijkt dat verdachte niet heeft nageleefd de voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, maar zal daarbij bepalen dat de opgelegde gevangenisstraf zal worden omgezet in een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid van na te noemen aantal uren, zoals ook door de officier van justitie is gevorderd.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 36f, 45, 57, 262, 285b en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank:
- Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2 en 3 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 2 en 3 primair bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
- Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) dagen.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 187 (honderdzevenentachtig) dagen
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
  • een meldplicht, dat veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland en dit gedurende de proeftijd zal blijven doen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
  • een behandelverplichting, dat veroordeelde zich onder behandeling zal stellen bij de Waag in Haarlem, waarbij veroordeelde zich dient te houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandeling zullen worden gegeven;
  • een contactverbod, dat veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster]; en
  • een locatieverbod, dat veroordeelde gedurende de proeftijd zich niet zal begeven in het in bijlage I aangegeven gebied rond [adres 2] te Alkmaar en in een straal van 1 km rondom het AMC te Amsterdam, met uitzondering van de snelwegen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
- Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
180 (honderdtachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[aangeefster]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.719,55, bestaande uit € 1.219,55 voor de materiële en
€ 2.500,00 voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [aangeefster], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
- Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[aangeefster]de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 3.719,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 januari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
47 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
 Wijst toe de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13/030687-11, met dien verstande dat in plaats van de tenuitvoerlegging van de niet ten uitvoer gelegde gevangenisstraf, opgelegd bij vonnis van de politierechter d.d. 18 januari 2012, wordt opgelegd een taakstraf bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 84 uren, subsidiair 42 dagen hechtenis.
 Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.E. van Montfrans-Wolters , voorzitter,
mr. J.M. Sassenburg en mr. M. Steen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.C. Naeije, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van
29 januari 2015.
Mr. Steen en mr. Naeije zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.