Op 3 april 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland een verzoek tot wraking ontvangen van een verzoeker, die feitelijk verblijft op een onbekende locatie. Het verzoek was gericht tegen de rechters Mr. L.J. Saarloos, Mr. J.H. Gisolf en Mr. M.A.J. Berkers, die betrokken waren bij een civiele procedure met zaaknummer C/15/224110/HA RK 15/57. De verzoeker stelde dat hij vragen had gestuurd aan de rechters en dat hij geen tijdig antwoord had ontvangen, wat hem noopte tot het indienen van het wrakingsverzoek. De rechters hebben echter mondeling laten weten niet in de wraking te berusten.
De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Artikel 36 Rv stelt dat een rechter gewraakt kan worden op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Artikel 37 Rv vereist dat een verzoek tot wraking voldoende gemotiveerd is. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoeker niet had aangetoond dat de rechters niet onpartijdig of onafhankelijk zouden zijn. Het verzoek was onvoldoende gemotiveerd, omdat de verzoeker geen specifieke vragen of stukken had genoemd die hij had opgevraagd en niet had ontvangen.
Daarom heeft de wrakingskamer besloten het verzoek tot wraking buiten behandeling te stellen wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid. De rechtbank heeft tevens bepaald dat de procedure in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.