ECLI:NL:RBNHO:2015:3811

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 april 2015
Publicatiedatum
7 mei 2015
Zaaknummer
C/15/224325/HA RK 15/60
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van de rechter in een civiele zaak

In deze zaak heeft verzoekster op 30 maart 2015 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter, Mr. W.A. Swildens, in een aanhangige civiele procedure bij de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De wraking werd aangevraagd omdat verzoekster van mening was dat de zitting niet had mogen plaatsvinden, aangezien er geen schriftelijke aangetekende opzegging van huur was gedaan. Verzoekster was niet verschenen op de zitting van de wrakingskamer op 3 april 2015, terwijl de rechter en de wederpartijen in de hoofdzaak wel aanwezig waren.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld aan de hand van de criteria voor onpartijdigheid van de rechter. Het uitgangspunt is dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid. De rechtbank concludeert dat de gronden die verzoekster heeft aangevoerd niet voldoende zijn om te concluderen dat de rechter partijdig zou zijn. De rechtbank stelt vast dat de vraag of de wederpartij in de hoofdzaak een zaak heeft tegen verzoekster, beoordeeld moet worden in de hoofdzaak zelf.

De rechtbank wijst het verzoek tot wraking af en stelt vast dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd maken. Bovendien wordt er geconstateerd dat er sprake is van misbruik van het rechtsmiddel wraking, wat aanleiding geeft om artikel 39, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering toe te passen. De rechtbank beveelt aan dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/15/224325/HA RK 15/60
Beslissing van 3 april 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoekster],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
doch feitelijk verblijvende te [verblijfplaats],
verzoekster,
niet verschenen.
Het verzoek is gericht tegen:
Mr. W.A. SWILDENS
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoekster heeft op 30 maart 2015 schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar aanhangige zaak met als zaaknummer 3878398/KG EXPL 15/31, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 3 april 2015. Verzoekster, de rechter en de wederpartijen in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoekster is niet verschenen. De rechter is verschenen. De wederpartijen in de hoofdzaak hebben van de geboden gelegenheid, zonder bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoekster heeft ter onderbouwing van het verzoek – samengevat –
het volgende aangevoerd. De zitting heeft plaatsgevonden terwijl deze niet had mogen plaatsvinden omdat er geen schriftelijke aangetekende opzegging van huur is geweest terwijl dit ruimschoots voor de zitting aan eiseres en advocaat tegenpartij is gemeld, waardoor zij misbruik hebben gemaakt van procesrecht.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert . Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
Het subjectieve oordeel van verzoekster is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
Uit de gronden die door verzoekster zijn aangevoerd blijkt dat verzoekster vooral van mening is dat haar wederpartij in de hoofdzaak geen zaak tegen haar heeft en dat om die reden de zitting niet had mogen worden gepland. De vraag of de wederpartij in de hoofdzaak een zaak heeft tegen verzoekster, is echter een vraag die beoordeeld dient te worden in de hoofdzaak. Iedere burger kan in beginsel een zaak beginnen tegen een ander. Het is aan de rechter om een aan hem of haar voorgelegde zaak vervolgens inhoudelijk te beoordelen. Die beoordeling vindt plaats op basis van hoor en wederhoor, juist ter voorkoming van een oordeel op basis van een bepaalde vooringenomenheid. Kort en goed; dat in een zaak een zitting wordt bepaald, zegt niets over de uitkomst van de zaak.
3.3
Gesteld noch gebleken is dat de rechter jegens verzoekster een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.4
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.5
De feiten en omstandigheden die verzoekster ter onderbouwing van haar verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.
3.6
De rechtbank ziet voorts aanleiding om toepassing te geven aan artikel 39, vierde lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, omdat gebleken is van misbruik van het rechtsmiddel wraking.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoekster in de hoofdzaak op dezelfde gronden niet in behandeling wordt genomen,
4.3
beveelt de griffier onverwijld aan verzoekster, de rechter en de wederpartijen in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.4
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, voorzitter, mr. J.H. Gisolf en
mr. M.A.J. Berkers leden, van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
C. Vis-van Zanden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2015.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.