Op 3 april 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van de kantonrechter, mr. W.A. Swildens, afgewezen. Het verzoeker, die niet verschenen was, had op 25 maart 2015 ter zitting om wraking verzocht in een aanhangige civiele zaak. De rechter had schriftelijk gereageerd op het verzoek en was ter zitting verschenen. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden voor wraking, zoals aangevoerd door verzoeker, niet voldoende waren om te concluderen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat het enkele feit dat er een zitting was gepland, geen indicatie is voor vooringenomenheid van de rechter. Ook de groet tussen de rechter en de advocaat van de wederpartij werd niet als een aanwijzing voor partijdigheid gezien. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor partijdigheid en dat de subjectieve beleving van verzoeker niet voldoende was om de wraking te rechtvaardigen. Het verzoek werd afgewezen en de rechtbank besloot dat een volgend wrakingsverzoek op dezelfde gronden niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.