ECLI:NL:RBNHO:2015:3476

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 april 2015
Publicatiedatum
24 april 2015
Zaaknummer
15/810163-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een aanzienlijk geldbedrag op Schiphol met onduidelijke herkomst

Op 24 april 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 13 december 2013 op Schiphol werd aangehouden met een aanzienlijk geldbedrag van € 850.150 in contanten. De verdachte werd beschuldigd van witwassen, omdat de herkomst van het geld niet kon worden geverifieerd en verdachte geen overtuigende verklaring kon geven voor de legale oorsprong van het geld. Tijdens de zitting op 10 april 2015 heeft de officier van justitie, mr. A.C. Bijlsma, gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. A.J. Admiraal, pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet ter terechtzitting aanwezig was.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de inbeslagname van het geld onderzocht. Douanebeambten ontdekten het geld in de bagage van de verdachte, die op dat moment op weg was naar China. De verdachte gaf verschillende verklaringen over de herkomst van het geld, maar deze werden door de rechtbank als niet verifieerbaar en onaannemelijk beschouwd. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor een legale herkomst van het geld en dat het vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte schuldig bevonden aan witwassen en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 820.150, met uitzondering van € 30.000 dat als gokwinst werd beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte had geprobeerd om de opbrengsten van een misdrijf te verbergen, wat een ernstige aantasting van de integriteit van het financiële systeem met zich meebracht. De uitspraak benadrukt de noodzaak van transparantie in financiële transacties en de gevolgen van witwassen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/810163-13 (P)
Uitspraakdatum: 24 april 2015
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 10 april 2015 in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.C. Bijlsma en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. A.J. Admiraal, advocaat te Amsterdam, naar voren heeft gebracht. Verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 december 2013, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (van in totaal 850.005 euro), althans een geldbedrag, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het hem ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. De verdediging meent dat zij heeft aangetoond dat het onder verdachte in beslag genomen geld niet van enig misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onaannemelijke verklaring gegeven voor de niet-criminele herkomst van het geld, die wordt ondersteund door zijdens verdachte ingebrachte stukken, aldus de raadsman.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 13 december 2013 hebben douanebeambten in de transferkelder van de luchthaven Schiphol een controle uitgevoerd op de bagage die aldaar werd gelost van vlucht KL1962 uit Lissabon, Portugal. In een koffer, ten naam gesteld van [verdachte] (hierna: verdachte) en met bestemming Guangzhou in China, werden diverse tasjes aangetroffen. In de binnenvoering van één van deze tasjes bleek een grote hoeveelheid biljetten van 500 euro te zijn verstopt. Het vermoeden bestond dat het een geldbedrag van meer van € 10.000 betrof. [2] Op basis van deze bevindingen hebben andere douanebeambten bij de gate waar vlucht CZ308 naar Guangzhou in China zou vertrekken, verdachte aangesproken. Bij controle van de handbagage van verdachte werden twee aktetassen aangetroffen. In de zijwanden van deze aktentassen waren biljetten van 500 euro verborgen. In de handbagage zaten verder een handtas met daarin € 2.035 in kleinere coupures en een envelop met daarin € 7.000 in biljetten van 100 en 50 euro. Vervolgens is de koffer die verdachte als ruimbagage had ingecheckt aan een nadere inspectie onderworpen. Hierbij werden, verstopt in de zijwanden van twee aktetassen, biljetten van 500, 200 en 100 aangetroffen. Verdachte heeft desgevraagd verklaard dat hij ongeveer 800.000 euro vervoerde. [3] In totaal is onder verdachte een geldbedrag in beslag genomen van € 850.150. Dit bedrag bestond uit 47 biljetten van 50 euro, 155 biljetten van 100 euro, 69 biljetten van 200 euro en 1637 biljetten van 500 euro. [4]
3.4.
Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf ‘witwassen’ is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende voorwerpen (in dit geval: een geldbedrag) middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
De rechtbank stelt voorop dat in dit geval geen direct bewijs aanwezig is voor de afkomstigheid van de gelden uit enig misdrijf. voor gronddelicten aanwezig is.
Verdachte had op Schiphol een bijzonder groot geldbedrag in contanten bij zich, ruim 850.00 euro, voornamelijk in biljetten van 500 euro. Het fysieke vervoer van een dergelijk groot bedrag in contanten via de internationale luchtvaart door een particulier is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van diefstal daarvan. Dat risico wordt in het algemeen uitsluitend geaccepteerd als sprake is van het verbergen van crimineel geld. Bovendien waren de aangetroffen biljetten grotendeels verstopt in de zijwanden van tassen, klaarblijkelijk met als doel het geld verborgen te houden voor controlerende instanties, zoals de douane. Verdachte heeft geen aangifte gedaan van uitvoer of doorvoer van liquide middelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze feiten en omstandigheden van dien aard dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Onder deze omstandigheden mag van verdachte verlangd worden dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de legale herkomst van het geld geeft.
Verdachte heeft verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, die kort weergegeven op het volgende neerkomen:
  • 80.000 euro heeft hij van een onbekende persoon gekregen en was bestemd voor ene [persoon a] in China;
  • 90.000 euro was afkomstig van zijn zwager [zwager verdachte] en bestemd voor diens zieke vader in China;
  • 350.000 euro was afkomstig van het in Spanje gevestigde bedrijf [bedrijf 1], dat in beheer van zijn zwager [zwager verdachte] is;
  • 300.00 euro was afkomstig van een bedrijf van zijn zoon ([zoon verdachte]), genaamd [bedrijf 2], gevestigd in Portugal;
  • 30.000 euro was van hemzelf; dit geld heeft hij in casino’s gewonnen.
Door de raadsman is, ter terechtzitting en eerder al in het kader van een klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv, ter onderbouwing van de verklaring van verdachte een veelheid aan financiële stukken overgelegd, waaronder een oprichtingsakte van de eenpersoons-vennootschap “[bedrijf 3]” op naam van [zwager verdachte], aangiften omzetbelasting van en facturen aan deze onderneming, een oprichtingsakte en een balans van de vennootschap “[bedrijf 4]”, balansen van de bedrijven [bedrijf 5] en [beddrijf 6] en niet-vertaalde uitdraaien van de Kamer van Koophandel in Portugal. Ook werd een overzicht in de Portugese taal overgelegd, inhoudende opgaven van de geboekte omzetten in het jaar 2013 en de inkoopwaarde van de omzet in die jaren.
De verklaring die verdachte heeft gegeven met betrekking tot het bedrag van 80.000 euro, inhoudende dat een hem volledig onbekende vrouw, die onaangekondigd voor de deur stond, hem dit geld heeft overhandigd om aan een persoon in China, genaamd [persoon a] te geven, zonder dat hierover iets op papier is gezet, acht de rechtbank niet verifieerbaar en op voorhand zo onaannemelijk dat zij deze terzijde schuift.
Ook de verklaring van verdachte dat hij 90.000 euro op verzoek van zijn zwager moest meenemen voor diens zieke vader in China acht de rechtbank op voorhand niet aannemelijk, te meer nu zijdens verdachte geen enkele nadere onderbouwing van deze stelling naar voren is gebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft nader onderzoek gedaan om de verklaringen van verdachte te verifiëren. Daartoe is onder meer een rechtshulpverzoek gericht aan de autoriteiten in Spanje. Hieruit is onder meer het volgende gebleken. Het bedrijf [bedrijf 1] is niet bekend in het centraal handelsregister van Spanje. Wel bekend is het bedrijf [bedrijf 3], waarvan [bedrijf 1] het handelsmerk is. [zwager verdachte] (de zwager van verdachte) is enig directeur van dit bedrijf. In het kader van dit rechtshulpverzoek is de zwager van verdachte op 26 april 2014 in Madrid gehoord. Desgevraagd heeft de zwager verklaard dat hij niet de eigenaar is van het in Nederland onder verdachte in beslag genomen geld of een deel daarvan en dat hij de herkomst van dit geld niet kent. De verklaring van verdachte omtrent de herkomst van een deel van het bij hem aangetroffen bedrag werd derhalve niet bevestigd.
Ook tot de Portugese autoriteiten is een rechtshulpverzoek gericht. Dit verzoek strekte ertoe informatie te verkrijgen over de onderneming “[bedrijf 2]” en de zoon van verdachte, [zoon verdachte], te horen. Uit het antwoord van de Portugese autoriteiten komt naar voren dat het rechtshulpverzoek niet ten uitvoer is gebracht, omdat noch de persoon [zoon verdachte], noch de onderneming “[bedrijf 2]” te traceren bleek. De verklaringen van verdachte zijn in dit opzicht dus niet nader verifieerbaar gebleken. In dit licht wekt het bevreemding dat de verdediging, die stelt persoonlijk contact te hebben gehad met de zoon van verdachte, niet, zoals voor de hand zou hebben gelegen, een schriftelijke verklaring heeft overgelegd van deze persoon, waarmee immers zou worden bevestigd dat verdachte een bedrag van 300.000 euro voor (een bedrijf van) zijn zoon vervoerde, dan wel dat de raadsman verzocht heeft de zoon van verdachte als getuige op te roepen.
De rechtbank stelt vast dat de bescheiden die door de verdediging zijn overgelegd ter adstructie van de herkomst van genoemde bedragen van 300.000 euro, respectievelijk 350.000 euro uit legale handelsactiviteiten van verdachte en/of familieleden van verdachte, merendeels zien op ondernemingen die niet als zodanig door verdachte in zijn verklaringen zijn genoemd. Ook komt de naam van de zoon van verdachte, [zoon verdachte], noch de naam van diens onderneming [bedrijf 2] in de overgelegde stukken voor.
Uit de ingebrachte stukken kan worden afgeleid dat de zwager van verdachte, [zwager verdachte], directeur is van een bedrijf dat – kort gezegd – kleding-accessoires in Spanje importeert uit China. Uit de overgelegde balansen kan de rechtbank niet meer opmaken dan wat aan het einde van de respectieve boekjaren de waarde van de bezittingen (activa) en schulden (passiva) was. Winst- en verliesrekeningen zijn niet overgelegd zodat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen omtrent de inkomsten en uitgaven van de bewuste vennootschappen. Evenmin kan de rechtbank zich een oordeel vormen omtrent de mate waarin de bewuste vennootschappen in staat waren feitelijk hun rekeningen te betalen met daadwerkelijk verkregen geld, nu ook een kasstroomoverzicht niet werd overgelegd. Ten slotte overweegt de rechtbank dat er door verdachte geen inzicht is verschaft in mogelijke rekening-courant verhoudingen tussen gelieerde vennootschappen en/of personen zodat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen omtrent diverse disposities over en weer en de waarde daarvan per einde boekjaar. De verklaringen van verdachte blijven daarmee onvoldoende verifieerbaar.
De rechtbank acht de stelling van verdachte dat het aangetroffen geld een legale herkomst heeft voorts onaannemelijk nu verdachte hierover sterk wisselend heeft verklaard. Zo heeft verdachte bij zijn eerste contact met de douane verklaard dat 300.000 euro van hemzelf was, dat het geld uit Spanje kwam, dat hij er tassen mee moest betalen in China, dat de overige 500.000 euro aan van vijf verschillende personen toebehoorden en dat hij daarmee goederen moest bestellen in China. (proces-verbaal bevindingen en overdracht, AH-001). Enkele uren later heeft verdachte tegenover opsporingsambtenaren van de FIOD verklaard dat het geld afkomstig was van twee bedrijven die handelen in Chinese medicijnen, dat het geld bestemd was om rekeningen te betalen in China en dat de fabriek waar het geld naar toe moest, was afgebrand. (proces-verbaal van bevindingen en overdracht, AH-001a) Pas in latere verhoren is verdachte met de meer gespecificeerde verklaring gekomen, zoals hiervoor samengevat is weergegeven. (proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 december 2013, V1-01 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 december 2014, V1-02).
Dat het aangetroffen geld uit legale bron afkomstig zou zijn, is voorts onaannemelijk gezien de informatie die Europol heeft ontvangen van de fiscale autoriteiten in Italië, Spanje en Portugal. Uit deze informatie blijkt dat verdachte in 2012 in Italië een legaal inkomen van € 7.453,00 heeft genoten. (proces-verbaal van ambtshandeling AH-007)
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de zijdens verdachte gestelde herkomst van bedoelde gelden onaannemelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dat genoemde geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf en dat verdachte dit wist.
De rechtbank maakt hierbij een uitzondering voor het bedrag van 30.000 euro waarvan verdachte heeft verklaard dat hij het heeft gewonnen in casino’s. Uit de eerdergenoemde via Europol ontvangen informatie blijkt dat bij de Portugese Financial Intelligence Unit (FIU),
64 meldingen bekend zijn van aan casino’s gerelateerde transacties van verdachte. De rechtbank zal daarom de 30.000 euro als gokwinst beschouwen en dit bedrag buiten beschouwing laten.
De raadsman heeft bij pleidooi het voorwaardelijk verzoek gedaan om, in het geval dat de rechtbank de verklaring van verdachte voor de herkomst van het aangetroffen geld onaannemelijk acht, de zoon en de zwager van verdachte alsnog, respectievelijk nogmaals te horen. De rechtbank wijst dit verzoek af. De zwager van verdachte heeft reeds een verklaring afgelegd, met name over het cruciale punt, te weten of hij eigenaar is van een deel van het onder verdachte in beslag genomen geld. Deze vraag is door hem ontkennend beantwoord. De zoon van verdachte is in Portugal onvindbaar gebleken. De verdediging heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om een schriftelijke verklaring van de zoon, met wie immers persoonlijk contact was, in het geding te brengen, dan wel hem op te laten roepen als getuige. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het (opnieuw) horen van de getuigen niet noodzakelijk.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 13 december 2013 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal 820.150 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Witwassen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit. Over een in geval van bewezenverklaring op te leggen straf heeft de raadsman zich niet uitgelaten.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
6.4.
Hoofdstraf
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van ruim 820.000 euro. Door dit handelen heeft de verdachte getracht indirecte opbrengsten van enig misdrijf te onttrekken aan het zicht van justitie, douane en fiscus, hetgeen een ernstige aantasting van de integriteit van het internationale financieel en economisch bestel betekent. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten in stand gehouden en indirect ook bevorderd, want zonder personen als de verdachte die criminele gelden van het ene land naar het andere vervoeren en een schijnbaar legale herkomst verschaffen, is het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief.
Niet is gebleken dat verdachte eerder in Nederland met de strafrechter in aanraking is gekomen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
6.5.
Bijkomende straf
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedrag van € 820.150,00 (zijnde 850.150 minus 30.000) dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat geldbedrag, dat aan verdachte toebehoort, is begaan.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht zijn van toepassing.

8.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
 Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Verklaart verbeurdeen geldbedrag van
€ 820.150,00.
 Gelast de
teruggave aan verdachtevan een geldbedrag van
€ 30.000,00.

Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum

Dit vonnis is gewezen door
mr. .M. Nusselder, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 24 april 2015.
Mr. Demmink en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht met nummer 2013-0203-10161A, gedateerd 17 oktober 2013, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (AH-001a).
3.Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht met nummer 2013-0203-10161, gedateerd 14 december 2013, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (AH-001).
4.Het proces-verbaal van inbeslagneming van geld, gedateerd 14 december 2013, inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (AH-002) en de Kennisgeving van inbeslagneming, gedateerd 10 februari 2015, opgemaakt door de verbalisant [verbalisant] en [verbalisant] (AH-002b).