3.4.Bewijsoverweging
Voor een bewezenverklaring van het misdrijf ‘witwassen’ is vereist dat komt vast te staan dat de desbetreffende voorwerpen (in dit geval: een geldbedrag) middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden.
De rechtbank stelt voorop dat in dit geval geen direct bewijs aanwezig is voor de afkomstigheid van de gelden uit enig misdrijf. voor gronddelicten aanwezig is.
Verdachte had op Schiphol een bijzonder groot geldbedrag in contanten bij zich, ruim 850.00 euro, voornamelijk in biljetten van 500 euro. Het fysieke vervoer van een dergelijk groot bedrag in contanten via de internationale luchtvaart door een particulier is hoogst ongebruikelijk vanwege het risico van diefstal daarvan. Dat risico wordt in het algemeen uitsluitend geaccepteerd als sprake is van het verbergen van crimineel geld. Bovendien waren de aangetroffen biljetten grotendeels verstopt in de zijwanden van tassen, klaarblijkelijk met als doel het geld verborgen te houden voor controlerende instanties, zoals de douane. Verdachte heeft geen aangifte gedaan van uitvoer of doorvoer van liquide middelen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze feiten en omstandigheden van dien aard dat sprake is van een vermoeden van witwassen:
Onder deze omstandigheden mag van verdachte verlangd worden dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de legale herkomst van het geld geeft.
Verdachte heeft verklaringen afgelegd over de herkomst van het geld, die kort weergegeven op het volgende neerkomen:
- 80.000 euro heeft hij van een onbekende persoon gekregen en was bestemd voor ene [persoon a] in China;
- 90.000 euro was afkomstig van zijn zwager [zwager verdachte] en bestemd voor diens zieke vader in China;
- 350.000 euro was afkomstig van het in Spanje gevestigde bedrijf [bedrijf 1], dat in beheer van zijn zwager [zwager verdachte] is;
- 300.00 euro was afkomstig van een bedrijf van zijn zoon ([zoon verdachte]), genaamd [bedrijf 2], gevestigd in Portugal;
- 30.000 euro was van hemzelf; dit geld heeft hij in casino’s gewonnen.
Door de raadsman is, ter terechtzitting en eerder al in het kader van een klaagschriftprocedure ex artikel 552a Sv, ter onderbouwing van de verklaring van verdachte een veelheid aan financiële stukken overgelegd, waaronder een oprichtingsakte van de eenpersoons-vennootschap “[bedrijf 3]” op naam van [zwager verdachte], aangiften omzetbelasting van en facturen aan deze onderneming, een oprichtingsakte en een balans van de vennootschap “[bedrijf 4]”, balansen van de bedrijven [bedrijf 5] en [beddrijf 6] en niet-vertaalde uitdraaien van de Kamer van Koophandel in Portugal. Ook werd een overzicht in de Portugese taal overgelegd, inhoudende opgaven van de geboekte omzetten in het jaar 2013 en de inkoopwaarde van de omzet in die jaren.
De verklaring die verdachte heeft gegeven met betrekking tot het bedrag van 80.000 euro, inhoudende dat een hem volledig onbekende vrouw, die onaangekondigd voor de deur stond, hem dit geld heeft overhandigd om aan een persoon in China, genaamd [persoon a] te geven, zonder dat hierover iets op papier is gezet, acht de rechtbank niet verifieerbaar en op voorhand zo onaannemelijk dat zij deze terzijde schuift.
Ook de verklaring van verdachte dat hij 90.000 euro op verzoek van zijn zwager moest meenemen voor diens zieke vader in China acht de rechtbank op voorhand niet aannemelijk, te meer nu zijdens verdachte geen enkele nadere onderbouwing van deze stelling naar voren is gebracht.
Het Openbaar Ministerie heeft nader onderzoek gedaan om de verklaringen van verdachte te verifiëren. Daartoe is onder meer een rechtshulpverzoek gericht aan de autoriteiten in Spanje. Hieruit is onder meer het volgende gebleken. Het bedrijf [bedrijf 1] is niet bekend in het centraal handelsregister van Spanje. Wel bekend is het bedrijf [bedrijf 3], waarvan [bedrijf 1] het handelsmerk is. [zwager verdachte] (de zwager van verdachte) is enig directeur van dit bedrijf. In het kader van dit rechtshulpverzoek is de zwager van verdachte op 26 april 2014 in Madrid gehoord. Desgevraagd heeft de zwager verklaard dat hij niet de eigenaar is van het in Nederland onder verdachte in beslag genomen geld of een deel daarvan en dat hij de herkomst van dit geld niet kent. De verklaring van verdachte omtrent de herkomst van een deel van het bij hem aangetroffen bedrag werd derhalve niet bevestigd.
Ook tot de Portugese autoriteiten is een rechtshulpverzoek gericht. Dit verzoek strekte ertoe informatie te verkrijgen over de onderneming “[bedrijf 2]” en de zoon van verdachte, [zoon verdachte], te horen. Uit het antwoord van de Portugese autoriteiten komt naar voren dat het rechtshulpverzoek niet ten uitvoer is gebracht, omdat noch de persoon [zoon verdachte], noch de onderneming “[bedrijf 2]” te traceren bleek. De verklaringen van verdachte zijn in dit opzicht dus niet nader verifieerbaar gebleken. In dit licht wekt het bevreemding dat de verdediging, die stelt persoonlijk contact te hebben gehad met de zoon van verdachte, niet, zoals voor de hand zou hebben gelegen, een schriftelijke verklaring heeft overgelegd van deze persoon, waarmee immers zou worden bevestigd dat verdachte een bedrag van 300.000 euro voor (een bedrijf van) zijn zoon vervoerde, dan wel dat de raadsman verzocht heeft de zoon van verdachte als getuige op te roepen.
De rechtbank stelt vast dat de bescheiden die door de verdediging zijn overgelegd ter adstructie van de herkomst van genoemde bedragen van 300.000 euro, respectievelijk 350.000 euro uit legale handelsactiviteiten van verdachte en/of familieleden van verdachte, merendeels zien op ondernemingen die niet als zodanig door verdachte in zijn verklaringen zijn genoemd. Ook komt de naam van de zoon van verdachte, [zoon verdachte], noch de naam van diens onderneming [bedrijf 2] in de overgelegde stukken voor.
Uit de ingebrachte stukken kan worden afgeleid dat de zwager van verdachte, [zwager verdachte], directeur is van een bedrijf dat – kort gezegd – kleding-accessoires in Spanje importeert uit China. Uit de overgelegde balansen kan de rechtbank niet meer opmaken dan wat aan het einde van de respectieve boekjaren de waarde van de bezittingen (activa) en schulden (passiva) was. Winst- en verliesrekeningen zijn niet overgelegd zodat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen omtrent de inkomsten en uitgaven van de bewuste vennootschappen. Evenmin kan de rechtbank zich een oordeel vormen omtrent de mate waarin de bewuste vennootschappen in staat waren feitelijk hun rekeningen te betalen met daadwerkelijk verkregen geld, nu ook een kasstroomoverzicht niet werd overgelegd. Ten slotte overweegt de rechtbank dat er door verdachte geen inzicht is verschaft in mogelijke rekening-courant verhoudingen tussen gelieerde vennootschappen en/of personen zodat de rechtbank zich geen oordeel kan vormen omtrent diverse disposities over en weer en de waarde daarvan per einde boekjaar. De verklaringen van verdachte blijven daarmee onvoldoende verifieerbaar.
De rechtbank acht de stelling van verdachte dat het aangetroffen geld een legale herkomst heeft voorts onaannemelijk nu verdachte hierover sterk wisselend heeft verklaard. Zo heeft verdachte bij zijn eerste contact met de douane verklaard dat 300.000 euro van hemzelf was, dat het geld uit Spanje kwam, dat hij er tassen mee moest betalen in China, dat de overige 500.000 euro aan van vijf verschillende personen toebehoorden en dat hij daarmee goederen moest bestellen in China. (proces-verbaal bevindingen en overdracht, AH-001). Enkele uren later heeft verdachte tegenover opsporingsambtenaren van de FIOD verklaard dat het geld afkomstig was van twee bedrijven die handelen in Chinese medicijnen, dat het geld bestemd was om rekeningen te betalen in China en dat de fabriek waar het geld naar toe moest, was afgebrand. (proces-verbaal van bevindingen en overdracht, AH-001a) Pas in latere verhoren is verdachte met de meer gespecificeerde verklaring gekomen, zoals hiervoor samengevat is weergegeven. (proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 december 2013, V1-01 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 16 december 2014, V1-02).
Dat het aangetroffen geld uit legale bron afkomstig zou zijn, is voorts onaannemelijk gezien de informatie die Europol heeft ontvangen van de fiscale autoriteiten in Italië, Spanje en Portugal. Uit deze informatie blijkt dat verdachte in 2012 in Italië een legaal inkomen van € 7.453,00 heeft genoten. (proces-verbaal van ambtshandeling AH-007)
Gelet op het vorenstaande, in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank, anders dan de raadsman, van oordeel dat de zijdens verdachte gestelde herkomst van bedoelde gelden onaannemelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het daarom niet anders zijn dat genoemde geldbedragen afkomstig waren uit enig misdrijf en dat verdachte dit wist.
De rechtbank maakt hierbij een uitzondering voor het bedrag van 30.000 euro waarvan verdachte heeft verklaard dat hij het heeft gewonnen in casino’s. Uit de eerdergenoemde via Europol ontvangen informatie blijkt dat bij de Portugese Financial Intelligence Unit (FIU),
64 meldingen bekend zijn van aan casino’s gerelateerde transacties van verdachte. De rechtbank zal daarom de 30.000 euro als gokwinst beschouwen en dit bedrag buiten beschouwing laten.
De raadsman heeft bij pleidooi het voorwaardelijk verzoek gedaan om, in het geval dat de rechtbank de verklaring van verdachte voor de herkomst van het aangetroffen geld onaannemelijk acht, de zoon en de zwager van verdachte alsnog, respectievelijk nogmaals te horen. De rechtbank wijst dit verzoek af. De zwager van verdachte heeft reeds een verklaring afgelegd, met name over het cruciale punt, te weten of hij eigenaar is van een deel van het onder verdachte in beslag genomen geld. Deze vraag is door hem ontkennend beantwoord. De zoon van verdachte is in Portugal onvindbaar gebleken. De verdediging heeft ruimschoots de gelegenheid gehad om een schriftelijke verklaring van de zoon, met wie immers persoonlijk contact was, in het geding te brengen, dan wel hem op te laten roepen als getuige. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het (opnieuw) horen van de getuigen niet noodzakelijk.