ECLI:NL:RBNHO:2015:3281

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2015
Publicatiedatum
20 april 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 3116
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herregistratie in het register voor bedrijfsartsen en de gevolgen van het besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 22 april 2015, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had verzocht om herregistratie in het register voor bedrijfsartsen, maar zijn verzoek was door de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst slechts gedeeltelijk gehonoreerd. De rechtbank oordeelde dat de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig waren in verhouding tot de doelen die met het besluit dienden te worden bereikt. Eiser had op 23 september 2013 verzocht om herregistratie, omdat zijn inschrijving op 5 november 2013 zou verlopen. De rechtbank stelde vast dat eiser op 13 november 2013 voldeed aan de kwaliteitseisen, maar dat verweerder dit niet had meegenomen in zijn beoordeling. De rechtbank vond het onterecht dat verweerder de herregistratie had beperkt tot twee jaren, terwijl eiser recht had op de maximale duur van vijf jaren. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat verweerder eiser met ingang van 5 november 2013 voor de duur van vijf jaren registreert in het specialistenregister voor bedrijfsartsen. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 14/3116

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 april 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. G.J. Kessels),
en
de Registratiecommissie Geneeskundig Specialisten van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst, verweerder
(gemachtigde: mr. M.E.F. Bots)

Procesverloop

Bij besluit van 16 januari 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers inschrijving in het register van bedrijfsartsen hernieuwd voor de periode van 5 november 2013 tot 5 november 2015.
Bij besluit van 30 juni 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken overgelegd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en mr. [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Jannink en R. van der Meer, bijgestaan door verweerders gemachtigde. Voorts is verschenen J.H.M. Manders, werkzaam bij de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), die als informant is gehoord.

Overwegingen

1.1
Eiser staat sinds 5 november 1998 ingeschreven in het register voor bedrijfsartsen. Eiser heeft op 23 september 2013 verzocht om herregistratie voor de (maximale) duur van vijf jaren omdat zijn inschrijving op 5 november 2013 zou verlopen.
1.2.
Eiser heeft deelgenomen aan het visitatieprogramma van de NVAB. De formele visitatie heeft plaatsgevonden op 1 november 2013. Zijn Individuele Verbeterplan (IVP) is op 13 november 2013 door de NVAB goedgekeurd.
2. Op grond van artikel D.15, eerste lid, van het Kaderbesluit College Sociale Geneeskunde (Kaderbesluit), herregistreert verweerder een specialist in een specialistenregister, als de specialist in de periode van vijf jaar direct voorafgaand aan de expiratie van de vigerende registratie heeft voldaan aan de volgende eisen:
a. hij heeft zijn specialisme in voldoende mate en regelmatig uitgeoefend en
b. hij heeft in voldoende mate deelgenomen aan deskundigheidsbevorderende activiteiten op het terrein van het betreffende specialisme en
c. hij heeft deelgenomen aan een visitatieprogramma van of goedgekeurd door de betreffende wetenschappelijke vereniging.
3.1.
Verweerder stelt dat eiser niet voldoet aan de voorwaarde D.15, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit, omdat het IVP niet voor 5 november 2013 is goedgekeurd. Om die reden heeft verweerder het verzoek van eiser niet gehonoreerd en de herregistratie beperkt tot een periode van twee jaren.
3.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat hij (tijdig) heeft voldaan aan de eis van deelname aan het visitatieprogramma. Volgens eiser is verweerder gehouden om de goedkeuring van zijn IVP te betrekken bij de beoordeling van het verzoek tot herregistratie. Eiser beroept zich daarbij onder meer op afspraken die (de rechtsvoorganger van) verweerder met de NVAB heeft gemaakt om problemen rondom de tijdige afronding van het visitatieprogramma (in het kader van verzoeken tot herregistratie) te beperken. Eiser voert aan dat de nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt. Daargelaten het antwoord op de vraag of eiser niet tijdig heeft voldaan aan de eis voor herregistratie van artikel D.15, eerste lid, onder c, van het Kaderbesluit, stelt de rechtbank voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat in elk geval per 13 november 2013 aan de betreffende eis is voldaan. Op 16 januari 2014, ten tijde van het primaire besluit, was verweerder er derhalve al mee bekend dat eiser (inmiddels) voldeed aan alle kwaliteitseisen. Niet valt in te zien welke met de kwaliteitseisen te dienen belangen worden geschaad door de goedkeuring van eisers IVP alsnog bij de beoordeling van de aanvraag te betrekken en de registratie voor de duur van vijf jaren te verrichten.
3.4
Daarbij acht de rechtbank mede van belang dat de NVAB en (de rechtsvoorganger van) verweerder in 2012 hebben onderkend dat er voor een aantal bedrijfsartsen problemen bestonden in verband met de tijdige afronding van de kwaliteitsvisitatie, ook omdat het voor velen van hen de eerste keer was dat zij deelnamen aan het programma en daar onvoldoende op waren voorbereid. Deze problemen zijn voor de NVAB en (de rechtsvoorganger van) verweerder aanleiding geweest om voor diverse categorieën van gevallen afspraken te maken over een coulante behandeling van verzoeken tot herregistratie. Hieruit volgt, zoals ter zitting is vast komen te staan, dat verweerder in elk geval in een aantal gevallen niet strikt heeft vastgehouden aan de expiratiedatum van de inschrijving als moment waarop het visitatieprogramma moest zijn voltooid om in aanmerking te komen voor de herregistratie voor de (maximale) duur van vijf jaren. In dit verband is van belang dat het ook voor eiser de eerste keer was dat hij deelnam aan het visitatieprogramma en dat hij zich tijdig heeft gemeld voor de kwaliteitsvisitatie.
3.5.
Eiser zal, nu verweerder de herregistratie heeft beperkt tot een periode van twee jaren, drie jaren eerder dan waarin het Kaderbesluit voorziet, een verzoek tot herregistratie moeten indienen. Daarmee wordt eiser met extra uitvoeringslasten geconfronteerd.
3.6.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank de voor eiser nadelige gevolgen van het bestreden besluit onevenredig in verhouding tot de met dit besluit te dienen doelen. De beroepsgrond slaagt.
4. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit nu het is genomen in strijd met het bepaalde in artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien. De rechtbank herroept het primaire besluit nu daaraan hetzelfde gebrek kleeft als aan het bestreden besluit. Uit deze uitspraak vloeit voort dat verweerder geen andere beslissing kan nemen dan eiser te herregistreren voor de (maximale) duur van vijf jaren. De rechtbank zal daarom bepalen dat verweerder eiser met ingang van 5 november 2013 voor de duur van vijf jaren registreert in het specialistenregister voor bedrijfsartsen. De rechtbank bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.960,-- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat verweerder eiser met ingang van 5 november 2013 voor de duur van vijf jaren registreert in het specialistenregister voor bedrijfsartsen;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165,-- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.960,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J.M. Janse van Mantgem en mr. D.M. de Feijter, leden, in aanwezigheid van mr. C. van Steenoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 april 2015.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.