Uitspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 86.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. E. van Doorn, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdachte, geboren in Duitsland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en/of omzetten van een geldbedrag dat vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet overtuigend bewezen was dat het geldbedrag van € 86.500 afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank overwoog dat het een feit van algemene bekendheid is dat grote bedragen in contanten vaak via Schiphol worden vervoerd, maar dat de verdachte geen op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat zij het geld deels van haar moeder had gekregen en deels had verdiend met haar werkzaamheden als advocaat en handelaar in aandelen. De rechtbank vond de verklaringen van de verdachte niet op voorhand ongeloofwaardig, ook al waren ze niet tot in detail te verifiëren.
De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit en sprak haar vrij. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 86.500 aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. J.A.M. Jansen en de rechters mrs. P.H. Lauryssen en M.A.H. van der Woude, in aanwezigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. D.F. Jironet Loewe.