ECLI:NL:RBNHO:2015:3253

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
15/840029-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in zaak van witwassen van € 86.500

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 17 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van witwassen van een geldbedrag van € 86.500. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie, mr. E. van Doorn, had gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. De verdachte, geboren in Duitsland en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het verwerven, voorhanden hebben, overdragen en/of omzetten van een geldbedrag dat vermoedelijk afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet overtuigend bewezen was dat het geldbedrag van € 86.500 afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank overwoog dat het een feit van algemene bekendheid is dat grote bedragen in contanten vaak via Schiphol worden vervoerd, maar dat de verdachte geen op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven over de herkomst van het geld. De verdachte had verklaard dat zij het geld deels van haar moeder had gekregen en deels had verdiend met haar werkzaamheden als advocaat en handelaar in aandelen. De rechtbank vond de verklaringen van de verdachte niet op voorhand ongeloofwaardig, ook al waren ze niet tot in detail te verifiëren.

De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet schuldig was aan het ten laste gelegde feit en sprak haar vrij. Tevens gelastte de rechtbank de teruggave van het in beslag genomen geldbedrag van € 86.500 aan de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. J.A.M. Jansen en de rechters mrs. P.H. Lauryssen en M.A.H. van der Woude, in aanwezigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. D.F. Jironet Loewe.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/840029-13 (P)
Uitspraakdatum: 17 april 2015
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 april 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Duitsland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. van Doorn.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 24 december 2012, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (te weten 86.500 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl zij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het een feit van algemene bekendheid is dat niet zelden via Schiphol grote bedragen in contanten, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Het bij verdachte aangetroffen geldbedrag van € 86.500 bestond bijna geheel uit biljetten van € 500. Het is hoogst ongebruikelijk om een dergelijk geldbedrag fysiek te vervoeren, gelet op de risico's waarmee dit gepaard gaat. Daarbij komt dat het een feit van algemene bekendheid is dat dergelijke coupures van € 500, zeker in dergelijke hoeveelheden, nagenoeg uitsluitend in het criminele milieu plegen te worden gebruikt. Er zijn voorts onder verdachte drie telefoontoestellen in beslag genomen. In twee van deze telefoons stonden - naast de naam van verdachte zelf - geen contactpersonen opgeslagen. Het is een feit van algemene bekendheid binnen de opsporing dat het bezit van meerdere telefoons waarin géén contactpersonen staan, kan duiden op strafbare feiten, nu dergelijke mobiele telefoons vaak door criminele personen en/of organisaties worden gebruikt om afzonderlijk onderling contact te hebben. Daarbij komt dat verdachte beschikte over een tijdelijk reisdocument dat slechts geldig was van 22 tot 31 december 2012 en zij een vage reden voor haar komst naar Nederland heeft gegeven, te weten dat zij op internet naar een appartement in Amsterdam ging zoeken.
Voor een bewezenverklaring van witwassen is vereist dat komt vast te staan dat het geldbedrag dat verdachte op 24 december 2012 op Schiphol bij zich had, middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte dat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden. De rechtbank deelt het standpunt van de officier van justitie dat het dossier geen direct bewijs heeft opgeleverd dat het geldbedrag middellijk of onmiddellijk van enig misdrijf afkomstig is, maar dat de hierboven genoemde feiten en omstandigheden wel een vermoeden van witwassen rechtvaardigen. Gelet op dat vermoeden mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld, die concreet en verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Over de herkomst van het geldbedrag heeft verdachte verklaard dat zij het geld deels van haar moeder heeft gekregen - ze kreeg nog geld uit een erfenis en had de volmacht over het geld van de familie - en deels heeft verdiend met haar voormalige werkzaamheden als advocaat en handelaar in aandelen. Uit antwoorden op het rechtshulpverzoek aan de Duitse autoriteiten blijkt dat verdachte in het verleden inderdaad advocaat is geweest en dat haar moeder op 25 januari 2009 is overleden. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat zij in 2003 € 100.000,- van haar bankrekening heeft afgehaald in briefjes van € 500 en dat de briefjes die onder haar zijn aangetroffen daarvan deel uitmaken. Een tweede rechtshulpverzoek heeft uitgewezen dat van de 173 biljetten van € 500 die onder verdachte zijn aangetroffen, er 126 in Duitsland zijn gedrukt. Van deze 126 biljetten blijken er 108 te zijn geproduceerd in de periode van 1999-2001, vier uit 2004 en 14 uit 2005. Hieruit volgt dat een groot deel van de biljetten inderdaad in 2003 kunnen zijn opgenomen. Bij het eerste rechtshulpverzoek zijn slechts de saldi van verdachte in 2012 opgevraagd, zodat haar stelling dat zij in 2003 € 100.000 van haar bankrekening heeft opgenomen, niet geverifieerd kan worden. De verklaringen die verdachte heeft afgelegd over de herkomst van het geld, zijn derhalve niet op voorhand hoogste onwaarschijnlijk dan wel in strijd met de waarheid, ook al kloppen ze niet tot op ieder detail.
Daarnaast valt op dat verdachte vrijwillig heeft verklaard over het feit dat zij in Duitsland documentatie heeft op het gebied van de Wet wapens en munitie. Dit past naar het oordeel van de rechtbank niet bij het verhaal van iemand die zichzelf niet verdacht wil maken. Deze veroordeling wordt bevestigd in de antwoorden op het rechtshulpverzoek. Voor het feit dat zij met een tijdelijk reisdocument reisde, heeft zij ook een verklaring gegeven. Haar paspoort was gestolen, hetgeen eveneens door het rechtshulpverzoek wordt bevestigd. Hetzelfde geldt voor haar verklaring dat ze steeds ergens anders verblijft, waaronder in verschillende hotels. Ook dat is door het rechtshulpverzoek bevestigd. Het geld zat bovendien gewoon in een etui in de handtas van verdachte, wat op zichzelf ook zou kunnen passen bij het beeld van iemand die geen vaste verblijfsplaats heeft en zijn geld dus met zich mee voert.
Daarbij komt nog het volgende. In verschillende processen-verbaal van zowel de Koninklijke Marechaussee - alwaar verdachte zich meermalen vanuit Duitsland ongevraagd heeft gemeld - als de Duitse politie wordt herhaaldelijk opgemerkt dat verdachte op de verbalisanten een warrige indruk maakt. Zo heeft zij bij de Koninklijke Marechaussee onder meer geïnformeerd naar haar hond, die zij niet bij zich had. Ook de rechtbank is opgevallen dat verdachte tijdens de verhoren merkwaardige antwoorden geeft. Zo is uit navraag van de Duitse politie bij het bevolkingsregister gebleken dat de moeder van verdachte op 25 januari 2009 is overleden. Verdachte praat echter over haar moeder alsof zij nog in leven is. Verdachte verklaart in december 2012 tegenover de Koninklijke Marchechaussee dat zij twee auto’s bezit en dat haar moeder in één van deze wagens rijdt. In mei 2013 verklaart verdachte tegenover de Koninklijke Marchechaussee dat zij graag bij haar moeder wil zijn zolang zij nog leeft, maar dat zij geen contact met haar mag hebben. Het verdachte kortweg tegenwerpen niet op gemaakte afspraken te verschijnen, teneinde aangekondigde bewijsstukken te overleggen ter onderbouwing van de herkomst van het geld en ter ontkrachting van het gerezen vermoeden, gaat de rechtbank onder de gegeven omstandigheden te ver, temeer verdachte zich anderzijds meermalen ongevraagd heeft gemeld. Hoewel het vervoeren van een geldbedrag van € 86.500 als ongebruikelijk moet worden beschouwd, kan de rechtbank op voorhand evenmin uitsluiten dat de verklaring daarvoor geheel kan en moet worden gevonden in de (geestelijke) toestand waarin verdachte zich bevond en mogelijk bevindt, en welke toestand eerder meermalen als vreemd en verward is geduid. Aangezien verdachte niet ter terechtzitting is verschenen en er evenmin informatie over de persoon van verdachte bekend is, kan de rechtbank niet uitsluiten dat een en ander samenhangt met de persoon van verdachte.
Nu de rechtbank op grond van het hiervoor overwogene niet de overtuiging heeft dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het ten laste legde, zal zij verdachte daarvan vrijspreken.
4. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Gelast de teruggave aan verdachte van het onder haar in beslag genomen geldbedrag van € 86.500.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A.M. Jansen, voorzitter,
mrs. P.H. Lauryssen en M.A.H. van der Woude, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffiers J.A. Huismans en mr. D.F. Jironet Loewe,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 april 2015.
Mr. Van der Woude is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.