ECLI:NL:RBNHO:2015:3249

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 april 2015
Publicatiedatum
17 april 2015
Zaaknummer
15/821296-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke invoer van cocaïne te Schiphol bewezen verklaard met onvoorwaardelijke gevangenisstraf

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 13 april 2015 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 18 december 2014 op Schiphol werd aangehouden met ongeveer 5,7 kilogram cocaïne in zijn bagage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte, geboren in Peru en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, arriveerde met vlucht KL744 vanuit Lima. Bij controle van zijn koffers werden flacons aangetroffen die volgens de opschriften shampoo en conditioner bevatten, maar feitelijk cocaïne bleken te zijn. De verdachte heeft betoogd dat hij niet op de hoogte was van de inhoud van de flacons en dat deze door een vriendin in zijn koffer waren geplaatst. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor de inhoud van zijn bagage. De rechtbank achtte voorwaardelijk opzet op de invoer van de cocaïne bewezen, omdat de verdachte had moeten weten dat er een aanmerkelijke kans bestond dat hij drugs vervoerde. De rechtbank verklaarde het ten laste gelegde feit bewezen en oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde in strijd met de Opiumwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 38 maanden geëist, maar de rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 36 maanden op, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne bestemd was voor verdere verspreiding en dat de verspreiding van cocaïne gepaard gaat met andere vormen van criminaliteit. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/821296-14
Uitspraakdatum: 13 april 2015
Tegenspraak
Vonnis (P)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Peru),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zwaag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. Y.M. Eising en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.M.J. Nuijten, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 december 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5,7 kilogram, althans een hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, althans bevattende een (ander) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van opzettelijke invoer.
3.3. Redengevende feiten en omstandigheden [1]
Op 18 december 2014 arriveert verdachte met vlucht KL744 vanuit Lima/Peru op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Bij een controle van zijn koffers worden daarin diverse flacons aangetroffen, volgens de opschriften shampoo en conditioner bevattend, maar feitelijk een dikke substantie die niet uit de gecontroleerde flacons te gieten bleek. [2] Bij nader onderzoek van een flacon blijkt gebruik te zijn gemaakt van een “binnenzak”; bij een MMC cocaïnetest van de zich daarin bevindende witte substantie wordt een positieve kleurreactie verkregen. [3] De in totaal 12 flacons zijn naar het Nederlands Forensisch Instituut gestuurd. [4] Aldaar is vastgesteld dat zich in de flacons circa 5,7 kilogram cocaïne bevattende stof bevond. [5]
3.4. Bespreking van het op het ontbreken van opzet gerichte verweer
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van de aangetroffen drugs. Verdachte kreeg op de dag van zijn vertrek uit Lima bezoek van een vriendin, die tijdens zijn afwezigheid de flacons in ontvangst heeft genomen van een onbekende man en die flacons alvast in zijn koffers heeft gedaan. De flacons zouden bij verdachte thuis in Barcelona worden opgehaald. In de cultuur van verdachte is het normaal spullen van anderen mee te nemen. In zijn naïviteit heeft hij nooit gedacht dat er drugs in de flacons zouden zitten. Anders had hij deze nooit meegenomen. Aan de buitenkant van de flacons is immers niet te zien of te ruiken dat deze cocaïne bevatten. Verdachte is erin geluisd, aldus nog steeds de raadsman.
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn betoog en overweegt hieromtrent als volgt.
In zaken als deze, waar bij de inreis in Nederland in hand- of ruimbagage verdovende middelen worden aangetroffen, heeft als uitgangspunt te gelden dat een passagier met de inhoud van zijn bagage bekend is en voor die inhoud verantwoordelijk is, tenzij op grond van feiten en omstandigheden aannemelijk wordt dat die passagier niet met de inhoud van de bagage bekend was en daarmee ook niet bekend had behoren te zijn. Van dergelijke feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Het is een feit van algemene bekendheid dat er veelvuldig per vliegtuig cocaïne wordt gesmokkeld vanuit Peru naar Europa. Verdachte heeft naar eigen zeggen de flacons niet zelf in zijn koffer gedaan. Dat zou zijn gedaan door een in zijn woning aanwezige vriendin, die de flacons had ontvangen van een voor verdachte onbekende man. De spullen zouden bij verdachte thuis in Barcelona worden opgehaald. Onder deze - verdachte - omstandigheden had verdachte grondig onderzoek moeten doen aan de flacons. Door dat onderzoek na te laten, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij drugs vervoerde vanuit Peru naar Nederland. De rechtbank acht dan ook het voorwaardelijk opzet van verdachte op het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de in de koffers aangetroffen cocaïne bewezen.
3.5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 december 2014 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht ongeveer 5,7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.
6. Motivering van de sanctie
6.1. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een lagere onvoorwaardelijke straf, gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte; de straf zou in verband met de regeling strafonderbreking vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf in Nederland in ieder geval beperkt moeten blijven tot ten hoogste 36 maanden.
6.3. Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van circa 5,7 kilogram cocaïne. Dit is een voor de gezondheid van personen schadelijke stof. De ingevoerde hoeveelheid was van dien aard, dat deze bestemd moet zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. De verspreiding van en handel in cocaïne gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stof.
De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van verdachte grond om enigszins af te wijken van de straf zoals door de officier van justitie geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 2 en 10 van de Opiumwet.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.J.M. Verpalen, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. J. Italianer, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier, mr. C.W. van der Hoek,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 april 2015.
Mr. J. Italianer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 18 december 2014, dossierparagraaf 1.1.
3.Proces-verbaal d.d. 18 december 2014, dossierparagraaf 1.1.
4.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen d.d. 19 december 2014, dossierparagraaf 1.1.4.
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 4 februari 2015, zaaknummer 2015.01.05.001 (aanvraag 001), los opgenomen in het strafdossier.