ECLI:NL:RBNHO:2015:3215

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 april 2015
Publicatiedatum
16 april 2015
Zaaknummer
15/872055-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal in vereniging met braak en inklimming bij juwelier in Haarlem

Op 9 april 2015 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een inbraak in een juwelierswinkel in Haarlem. De inbraak vond plaats op 22 oktober 2014, waarbij de verdachten een grote hoeveelheid sieraden en edelstenen hebben weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inbraak zorgvuldig was voorbereid, waarbij de ruiten van de winkel en de vitrines met een moker zijn ingeslagen, wat leidde tot aanzienlijke schade aan het pand. De verdachte, die op het moment van de inbraak 18 jaar oud was, heeft tijdens het politieverhoor een bekennende verklaring afgelegd, die door de rechtbank als betrouwbaar werd beschouwd, ondanks het verweer van zijn raadsman dat deze verklaring niet voor het bewijs mocht worden gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf is verkregen door middel van braak en inklimming. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en een behandelverplichting. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 30.865,59 toegewezen aan de benadeelde partij, [juwelier] Edelsmeden, voor de materiële schade die zij heeft geleden als gevolg van de inbraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/872055-14 (P)
Uitspraakdatum: 9 april 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. van Hulsel, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. H. Polat, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit juwelier/edelsmederij [juwelier] gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden/juwelen en/of edelstenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [juwelier] Edelsmeden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Bewijsmiddelverweer
Door de raadsman is bepleit dat de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het politieverhoor op 18 december 2014, niet voor het bewijs mag worden gebruikt. Vanaf zijn aanhouding zat verdachte in alle beperkingen. Verdachte maakte zich zorgen om zijn moeder en zat ook niet lekker in zijn vel. Ook had verdachte na het eerste contact met zijn (voormalige) raadsman deze niet meer gesproken. Verdachte is slechts 18 jaar oud en dacht met het valselijk toegeven van betrokkenheid bij het ten laste gelegde in ieder geval uit de beperkingen te komen. De bekennende verklaring van verdachte dient daarom als onbetrouwbaar te worden uitgesloten van het bewijs, aldus de raadsman.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte zijn verklaring in strijd met de waarheid heeft afgelegd. Verdachte heeft immers niet een algemeen bekennende verklaring afgelegd, maar hij verklaart specifiek en beschikt ook over zogenaamde daderinformatie. Zo verklaart verdachte dat hij, nadat hij in de winkel van de juwelier was geweest, de bestuurder was van de motorscooter die werd gebruikt voor de vlucht. Uit de beschikbare camerabeelden- die ook ter terechtzitting zijn getoond- blijkt, naar eigen waarneming van de rechters, dat de persoon die de motorscooter voor de winkel parkeert, op het moment dat de tweede persoon de winkel verlaat achterop de motorscooter gaat zitten en de persoon waarvan verdachte heeft gezegd dat hij dit is, achter het stuur van de motorscooter gaat zitten. Deze informatie kon verdachte op het moment van zijn verhoor niet bekend zijn, omdat hij ter zitting heeft verklaard de bewegende beelden, waarop deze gang van zaken exclusief te zien is, niet te hebben bekeken. De rechtbank acht de verklaring van verdachte van 18 december 2014 derhalve bruikbaar voor het bewijs.
3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Op 22 oktober 2014 omstreeks 2:58 uur wordt ingebroken bij juwelier/edelsmederij [juwelier] (hierna: de juwelier) gelegen aan de [adres 2]. Een van de glas-in-loodramen boven de luifel wordt verbroken en hierdoor wordt toegang tot de juwelier verkregen. Bij deze inbraak wordt een grote hoeveelheid sieraden/juwelen en edelstenen weggenomen. [2]
Op camerabeelden afkomstig van ijssalon [ijssalon] met zicht op de hoek van het begin van de [adres 2] en de [adres 3], waarbij de voorzijde van de juwelier zichtbaar is, is het volgende te zien. Drie personen (hierna: persoon 1, persoon 2 en persoon 3) lopen naar de voorzijde van de juwelier. Een vierde persoon (hierna: persoon 4) rijdt op een fiets en neemt positie in bij de ijssalon op de [adres 3]. Persoon 1 klimt via de zijkant van het pand omhoog op de luifel. Persoon 2 klimt vervolgens ook op de luifel van de juwelier, geeft iets aan persoon 1 en springt vervolgens naar beneden. Persoon 3 klimt eveneens via de luifel naar boven. Persoon 2 geeft vervolgens iets aan personen 1 en 3. [3]
Op camerabeelden gemaakt binnen in de juwelier is het volgende te zien. Er valt glas naar beneden, afkomstig van een raam boven de vitrine. Een eerste persoon klimt naar binnen. Een tas wordt naar binnen gegooid. Hierna komt een tweede persoon de winkel in. Met behulp van een moker worden meerdere vitrines ingeslagen en sieraden weggenomen. Vervolgens klimmen beide personen via de bovenzijde van de vitrine naar buiten. [4]
Op de camerabeelden gemaakt op de hoek [adres 2] en [adres 3] is vervolgens het volgende te zien. Er wordt een voorwerp vanaf het afdakje naar beneden gegooid. Vervolgens springen personen 1 en 3 van het afdakje. [5] Persoon 2 houdt de scooter bij het stuur vast terwijl hij er links naast staat en vervolgens pakt persoon 1 de scooter over en gaat achter het stuur zitten. Persoon 2 gaat achter persoon 1 zitten en persoon 3 tenslotte gaat geheel achterop de scooter zitten. Vervolgens rijdt persoon 4 op de fiets weg en volgen de personen 1, 2 en 3 op de scooter. [6]
Verdachte verklaart dat hij in de juwelier is geweest. Verdachte wijst zichzelf aan op de hem getoonde schermafdruk van camerabeeld gemaakt in de juwelier als zijnde persoon 1. De inbraak is gepleegd met zijn vieren, met zijn tweeën binnen en met zijn tweeën buiten. De moker heeft verdachte gekregen, alles werd geregeld. Verdachte heeft de motorscooter bestuurd bij de vlucht. [7]
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 22 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit juwelier/edelsmederij [juwelier] gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden/juwelen en/of
edelstenen, toebehorende aan [juwelier] Edelsmeden, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldigen zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak en inklimming en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen (9) maanden, waarvan drie (3) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie (3) jaren, onder de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht met daaraan gekoppeld een meldplicht en een behandelverplichting.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met anderen, schuldig gemaakt aan inbraak in een juwelierswinkel in Haarlem. Hierbij heeft verdachte een groot aantal waardevolle goederen weggenomen en schade toegebracht in het pand. Het betreft een kennelijk zorgvuldig voorbereide inbraak waarbij de ruiten van de winkel en de vitrines met een moker zijn ingeslagen, waardoor een enorme ravage is veroorzaakt. Het behoeft geen betoog dat een dergelijke inbraak een ernstig feit betreft, dat niet alleen veel materiële schade en leed veroorzaakt bij het slachtoffer, maar ook in zijn algemeenheid zorgt voor een gevoel van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft met zijn handelen aangetoond geen enkel respect te hebben voor andermans goederen en eigendommen en heeft uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financieel gewin.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel d.d. 2 maart 2015, dat vier pagina’s telt, is verdachte diverse malen met politie en justitie in aanraking gekomen in verband met vermogens- en geweldsdelicten. Zeker gezien de jeugdige leeftijd van verdachte baart dit de rechtbank zorgen.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de inhoud van het ten aanzien van verdachte opgestelde reclasseringsrapport d.d. 24 maart 2015. Uit dit rapport komt onder meer naar voren dat het verdachte ontbreekt aan een zinvolle dagbesteding. De thuissituatie van verdachte werkt onvoldoende corrigerend en ondersteunend. In een eerder stadium was tevens sprake van problematisch middelengebruik. Betrokkene staat niet onwelwillend tegenover toezicht uitgevoerd door de reclassering. Deze adviseert dan ook een (deels) voorwaardelijke straf met een meldplicht en ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, om betrokkene voor langere tijd te motiveren zijn leven op de rails te zetten.
De rechtbank acht de strafeis zoals door de officier van justitie geformuleerd passend bij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is gepleegd. Ook ziet de rechtbank het belang van begeleiding door de reclassering teneinde verdachte, die pas 18 jaar oud is en nog zijn hele leven voor zich heeft, er van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. Gelet hierop, maar ook gelet op het feit dat deze inbraak qua ernst en omvang meer gelijkenis vertoont met een ramkraak dan met een gewone inbraak en derhalve een daarbij passende straf op zijn plaats is, acht de rechtbank het voorstel van zijn raadsman om een straf gelijk aan het voorarrest op te leggen, niet aangewezen.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van drie (3) jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met en begeleiding door de reclassering noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij [juwelier] Edelsmeden en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [juwelier] Edelsmeden heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 30.865,59 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder feit 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde schade bestaat uit het verschil tussen de totale schadepost (inclusief noodreparatiewerkzaamheden alsmede opruimwerkzaamheden uitgevoerd door [juwelier] Edelsmeden) en het totaalbedrag dat de verzekering heeft uitgekeerd.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot het gevorderde bedrag rechtstreeks voortvloeit uit het onder 3.4. bewezen verklaarde feit. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder 3.4. bewezen verklaarde handelen (kort gezegd: diefstal in vereniging) aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven;
verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij;
bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
NEGEN (9) MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot
DRIE (3) MAANDEN,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
DRIE (3) JARENaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van de vaststelling van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
meldplicht
stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal melden op eerste uitnodiging bij Reclassering Nederland op het in die uitnodiging vermelde adres, en zich hierna zal blijven melden zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
behandelverplichting
stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich zal laten behandelen door de Waag Haarlem of een soortgelijke instelling voor forensische psychiatrie, zolang de behandelaar dit noodzakelijk acht;
bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[juwelier] Edelsmedengeleden schade tot een bedrag van € 30.865,59, bestaande uit materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, aan [juwelier] Edelsmeden, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting en verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte kosten en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een van de medeverdachten is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd;
legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [juwelier] Edelsmeden de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30.865,59, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
ZEVENENVEERTIG (47) DAGENhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een van de medeverdachten aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen;
bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij;
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.W. Groenendijk, voorzitter,
mr. P.H. Lauryssen en mr. B.M.A. Bataille, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van donderdag 9 april 2015.
Mr. B.M.A. Bataille is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [juwelier] d.d. 22 oktober 2014 (dossierpagina’s 132-202).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2015 (dossierpagina’s 288-midden/onder en 289-boven).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 oktober 2014 (dossierpagina’s 205 en 206).
5.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 januari 2015 (dossierpagina 289-onder).
6.Eigen waarneming rechters gedaan ter terechtzitting d.d. 26 maart 2015.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 december 2014 (dossierpagina’s 560, 561 en 565).