In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de kinderalimentatie die de man aan de vrouw moet betalen voor hun kind, [Kind]. De vrouw heeft verzocht om een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [Kind], die bij haar verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de behoefte van [Kind] is vastgesteld op € 538,- per maand, inclusief kinderopvangkosten. De man heeft echter verweer gevoerd en gesteld dat hij geen draagkracht heeft om de door de vrouw verzochte bijdrage te betalen, mede omdat hij onderhoudsplichtig is voor zijn dochter uit een nieuwe relatie, [Kind 2].
De rechtbank heeft de behoefte van [Kind] berekend op basis van de inkomensgegevens van beide ouders en de kosten van kinderopvang. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een netto besteedbaar inkomen (NBI) had van € 1.777,- per maand, terwijl de vrouw een NBI had van € 1.861,- per maand. De rechtbank heeft de draagkracht van beide ouders berekend en geconcludeerd dat de totale draagkracht van partijen gezamenlijk hoger is dan de behoefte van [Kind].
Uiteindelijk heeft de rechtbank bepaald dat de man een bijdrage van € 181,- per maand moet betalen voor de periode van 16 april 2014 tot en met 31 december 2014, en € 77,- per maand met ingang van 1 januari 2015. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. R. van der Heijden, rechter, in aanwezigheid van de griffier, mr. M. Knoop-Gerritsen.