ECLI:NL:RBNHO:2015:3162

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
15 april 2015
Zaaknummer
3981480 - KG EXPL 15-55
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hogere dwangsom opgelegd in kort geding wegens niet-nakoming eerdere veroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 april 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [werknemer] en Stichting NIOZ. [werknemer] had eerder, op 16 maart 2015, een kort geding aangespannen waarin hij NIOZ had verzocht om hem in staat te stellen zijn werkzaamheden als adjunct directeur te hervatten. De kantonrechter had NIOZ toen veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij niet-nakoming van deze veroordeling. NIOZ heeft echter niet voldaan aan deze veroordeling en heeft de verbeurde dwangsommen op de derdengeldrekening van de gemachtigde van [werknemer] gestort.

In het nieuwe kort geding vorderde [werknemer] een verhoging van de dwangsom tot € 25.000 per dag bij niet-nakoming. NIOZ voerde aan dat zij zich op overmacht beriep, omdat de samenwerking met [werknemer] onwerkbaar zou zijn. De kantonrechter oordeelde dat NIOZ niet kon aantonen dat er sprake was van overmacht en dat de eerdere veroordeling nageleefd moest worden. De kantonrechter besloot daarom de dwangsom te verhogen naar € 1.250 per dag, met een maximum van € 50.000.

De kantonrechter oordeelde dat de vordering van [werknemer] gedeeltelijk werd toegewezen en dat NIOZ als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten werd veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van rechterlijke uitspraken en de gevolgen van niet-nakoming, zoals het opleggen van hogere dwangsommen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Kanton - locatie Alkmaar
Zaaknr/rolnr.: 3981480 \ KG EXPL 15-55
Uitspraakdatum: 14 april 2015
Vonnis in kort geding
De kantonrechter als voorzieningenrechter, rechtdoende in kort geding, heeft het volgende vonnis gewezen in de zaak van:
Prof.dr.ir.
[naam eiser],wonende te [woonplaats]
eisende partij in kort geding
verder ook te noemen: [werknemer]
gemachtigde: mr. M.W. Koole, advocaat te Amsterdam
tegen
de stichting
Stichting NIOZ, Koninklijk Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zeestatutair gevestigd te Texel en kantoorhoudende te Den Hoorn, Texel
gedaagde partij in kort geding
verder ook te noemen: NIOZ
gemachtigde: mr.drs. Th.C. van Schagen, advocaat te Haarlem.

1.Het procesverloop

[werknemer] heeft bij dagvaarding d.d. 25 maart 2015 een voorziening gevorderd.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 31 maart 2015, alwaar zijn verschenen [werknemer] in persoon, bijgestaan door mr. Koole, en NIOZ bij prof.dr. [A] (algemeen directeur) en ir. [B] (voorzitter van het bestuur), bijgestaan door mr. Van Schagen. Voorts zijn als toehoorders onder meer aanwezig: prof.dr. [C], dr. [D], prof.dr. [E], prof.dr. [F] en dr. [G].
Partijen hebben hun standpunt ter zitting toegelicht, mede aan de hand van pleitaantekeningen en producties.
De inhoud van deze processtukken geldt als hier ingelast.
Na afloop van de behandeling is heden uitspraak bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1
De kantonrechter neemt de uitgangspunten over zoals weergegeven in het door de kantonrechter op 16 maart 2015 tussen partijen gewezen kortgedingvonnis onder rolnr. 3681239 \ KG EXPL 14-191.
2.2
In voormeld kortgedingvonnis heeft de kantonrechter onder meer als volgt beslist:
“Veroordeelt NIOZ om uiterlijk vijf dagen na betekening van dit vonnis [werknemer] in staat te stellen in zijn gebruikelijke werk als adjunct directeur op de gebruikelijke wijze en onbelemmerd te hervatten, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat NIOZ in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00.
Veroordeelt NIOZ om uiterlijk vijf dagen na betekening van dit vonnis aan alle medewerkers van NIOZ een e-mail te verzenden, inhoudende dat [werknemer] in functie blijft en zijn normale werkzaamheden en verantwoordelijkheden blijft uitoefenen, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 250,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat NIOZ in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, tot een maximum van € 10.000,00.”
2.3
NIOZ heeft niet aan voormeld kortgedingvonnis voldaan en heeft de verbeurde dwangsommen gestort op de derdengeldrekening van de gemachtigde van [werknemer].
2.4
Voorts heeft NIOZ aangekondigd tegen voormeld kortgedingvonnis in hoger beroep te gaan bij het gerechtshof te Amsterdam. Het gerechtshof heeft op voorhand bepaald dat dit hoger beroep als spoedappel wordt aangemerkt en zal worden behandeld op 29 april 2015.
2.5
Op 25 maart 2015 is bij de rechtbank ingekomen een verzoek van NIOZ tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [werknemer] (zaaknr. 3982966 OA VERZ
15-70), welk verzoek door de kantonrechter zal worden behandeld op 24 april 2015.

3.Het geschil

3.1
[werknemer] vordert bij wege van voorziening ex artikel 254 lid 5 BRv bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
 de bij voormeld korgedingvonnis van 16 maart 2015 gegeven veroordelingen in die zin aan te vullen dat het bedrag van de daarin vermelde dwangsommen met ingang van de dag van betekening van dit vonnis wordt verhoogd tot een bedrag van € 25.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke blijft aan elk van de veroordelingen te voldoen,

althansgedaagde te gebieden alsnog aan de in voormeld kortgedingvonnis van 16 maart 2015 gegeven veroordelingen te voldoen op straffe van een dwangsom van elk € 25.000,-- per dag of gedeelte daarvan dat gedaagde hiertoe in gebreke blijft,

althansiedere andere maatregel jegens het NIOZ te gebieden die U Edelachtbare in goede justitie noodzakelijk acht om gedaagde te verplichten aan de veroordelingen uit voormeld kortgedingvonnis van 16 maart 2015 te voldoen,
 NIOZ te veroordelen in de gedingkosten, waaronder het salaris van de gemachtigde en de nakosten.
3.2
[werknemer] stelt ter onderbouwing van zijn vordering, zakelijk weergegeven, het volgende.
NIOZ beroept zich ten onrechte op overmacht om niet aan het vonnis van 16 maart 2015 te hoeven voldoen; het is geen overmacht, maar onwil. NIOZ had rekening kunnen en moeten houden met de uitkomst van het kort geding. De door NIOZ geschetste omstandigheid levert hoe dan ook geen reden op om een rechterlijk oordeel niet te respecteren.
Omdat de prikkel tot nakoming in voormeld vonnis kennelijk onvoldoende is geweest, verzoekt [werknemer] de kantonrechter thans NIOZ te veroordelen tot een hogere dwangsom dan eerder is opgelegd. Hij heeft groot belang bij zijn wedertewerkstelling.
3.3
NIOZ concludeert in haar verweer tot afwijzing van de vordering en voert hiertoe, zakelijk weergegeven, het volgende aan.
Het kortgedingvonnis van 16 maart 2015, waaruit bleek dat NIOZ gedwongen werd om weer samen te werken met [werknemer], sloeg bij haar in als een bom. De hoofden van de wetenschappelijke afdelingen lieten weten dat zij pertinent niet meer met [werknemer] willen samenwerken. Ook mensen van andere afdelingen lieten hetzelfde geluid horen, hetgeen evenzeer geldt voor het bestuur en de directie. Het vertrouwen in [werknemer] is volledig weg. In de eerdere procedure was reeds aangegeven dat de meeste afdelingshoofden absoluut niet meer met hem willen samenwerken en hier voor zichzelf consequenties aan willen verbinden. Thans zijn ter ondersteuning van dit standpunt schriftelijke verklaringen overgelegd van prof.dr. [H], prof.dr. [c], dr. [d], prof.dr. [e], prof.dr. [f], dr. [G] en prof.dr. [a].
Het vertrek van afdelingshoofden, met name van de hoofden van de wetenschappelijke afdeling, zou de doodsteek betekenen voor NIOZ. De wetenschappers zijn onvervangbaar. Daarom is het voor NIOZ niet mogelijk om aan de terugkeer van [werknemer] mee te werken. Zij beroept zich op overmacht; tot het onmogelijke is niemand gehouden.

4.De beoordeling

4.1
De spoedeisendheid van de zaak vloeit uit het gestelde voort en is in voldoende mate gebleken.
4.2
Uit het over en weer betoogde, de overgelegde stukken en de omstandigheid dat de onderhavige procedure zich niet leent voor (nadere) bewijsvoering is de kantonrechter voorshands, rekeninghoudende met de vermoedelijke beslissing in de eventueel te entameren bodemzaak, het volgende van oordeel.
4.3
De kantonrechter stelt voorop dat zij niet kan treden in de beoordeling door de kantonrechter zoals neergelegd in voormeld kortgedingvonnis van 16 maart 2015. De kantonrechter kan in de onderhavige zaak dit oordeel niet heroverwegen, dit kan alleen de appelrechter van het gerechtshof.
4.4
NIOZ beroept zich op overmacht waardoor zij niet kan voldoen aan het vonnis van 16 maart 2015. De onderbouwing van haar standpunt ziet vooral op de onwerkbare situatie die zou ontstaan bij het hervatten van de werkzaamheden door [werknemer]. Zoals hiervoor onder § 4.4 overwogen, dient dit debat in hoger beroep te worden gevoerd.
Verder stelt NIOZ zich op het standpunt, dat bij terugkeer van [werknemer] in de organisatie vijf afdelingshoofden van de wetenschappelijke afdelingen (de professoren [H], [c], [e] en [f], alsmede dr. [d]) hun functie ter beschikking zullen stellen. De algemeen directeur prof. [a] en de voorzitter van het bestuur ir. [b] hebben zich in soortgelijk bewoordingen uitgelaten.
Dit standpunt is door NIOZ reeds ingenomen in de kortgedingprocedure die heeft geleid tot het vonnis van 16 maart 2015. Nu dit standpunt destijds al in de beoordeling van de kantonrechter is meegewogen, vormt dit geen nieuwe omstandigheid om van overmacht uit te gaan. Dat er thans schriftelijke verklaringen in het geding zijn gebracht die deze stelling staven, maakt dit niet anders.
4.5
Voor zover door NIOZ is aangevoerd, dat haar financiële positie dusdanig zwak is dat zij een hogere dwangsom niet kan dragen – NIOZ zou er al enkele jaren financieel zeer slecht voor staan – wordt dit verworpen, nu dit standpunt niet verder is onderbouwd.
4.6
Overige omstandigheden op grond waarvan overmacht moet worden aangenomen, zijn gesteld noch gebleken. Het kortgedingvonnis van 16 maart 2015 dient dan ook te worden nageleefd. Echter, nu NIOZ er blijk van heeft gegeven de veroordelingen in dat vonnis niet na te komen, dient een zwaardere prikkel aan de veroordelingen te worden verbonden. Daarom zal de kantonrechter aan het vonnis van 16 maart 2015 dwangsommen verbinden zoals hierna in het dictum vermeld. In die zin zal het vonnis worden aangevuld. De nieuwe, hogere dwangsommen worden verbeurd vijf dagen na betekening van het onderhavige vonnis.
In zoverre zal de vordering van [werknemer] worden toegewezen.
4.8
NIOZ dient als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te worden veroordeeld, waaronder de nakosten.

5.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
Vult het door de kantonrechter gewezen korgedingvonnis van 16 maart 2015, onder rolnr. 3681239 \ KG EXPL 14-191, aldus aan dat het bedrag van de daarin vermelde dwangsommen van elk € 250,-- wordt verhoogd naar elk € 1.250,-- per dag of gedeelte daarvan dat NIOZ in gebreke blijft aan elk van de veroordelingen te voldoen. In beide gevallen wordt het maximumbedrag verhoogd van € 10.000,-- naar € 50.000,--.
Deze hogere dwangsommen worden verbeurd indien niet uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van het onderhavige vonnis alsnog door NIOZ aan de veroordelingen wordt voldaan als genoemd in het kortgedingvonnis van 16 maart 2015.
Veroordeelt NIOZ in de proceskosten, die tot heden voor [werknemer] worden vastgesteld op een bedrag van € 555,84 (€ 77,84 aan dagvaardingskosten, € 78,00 aan griffierecht en een bedrag van € 400,00 voor salaris van de gemachtigde van [werknemer]),
en veroordeelt NIOZ tot betaling van € 100,-- aan nasalaris voor zover daadwerkelijk nakosten door [werknemer] worden gemaakt;
Verklaart deze veroordeling(en) uitvoerbaar bij voorraad.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van Rijn, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op
14 april 2015.
De griffier
De kantonrechter