ECLI:NL:RBNHO:2015:2912

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
7 april 2015
Zaaknummer
15/710470-12; 15/243888-14 (ttz gev); 15/710193-14 (ttz gev);
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, diefstal en huisvredebreuk met gevolgen voor de rechtsorde en de samenleving

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, diefstal en huisvredebreuk. De verdachte heeft samen met mededaders op 23 juli 2012 in Haarlem een persoon, [slachtoffer 1], meermalen mishandeld, wat heeft geleid tot letsel en pijn. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen, waaronder het stelen van goederen uit een Albert Heijn en een Jumbo, waarbij geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 3]. Tevens heeft de verdachte op 2 november 2014 wederrechtelijk een woonboot betreden, wat heeft geleid tot de aanklacht van huisvredebreuk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele ten laste gelegde feiten, maar heeft de overige feiten bewezen verklaard. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft ook voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en deelname aan een behandelprogramma. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet was onderbouwd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/710470-12; 15/243888-14 (ttz gev); 15/710193-14 (ttz gev);
15/810421-14 (ttz gev) (P)
Uitspraakdatum: 31 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Groot Brittannië),
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres 1],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Utrecht, locatie Nieuwersluis te Nieuwersluis.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F.H.A. Schlingemann en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T.H. Kapinga, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten aanzien van parketnummer 15/810421-14, onder feit 2, ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/710470-12:
zij (op een of meerdere tijdstip(pen)) op of omstreeks 23 juli 2012 in de gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]) - (meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (de rest van) het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of - (meermalen) (met kracht) op/tegen het hoofd en/of (de rest van) het lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of - (met kracht) van de trap (af) heeft (mee)getrokken en/of (mee)gesleurd, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 15/243888-14:
zij op of omstreeks 02 november 2014 te Haarlem in een (woon)boot, te weten een werfschuit, gelegen aan de [adres 2], althans een ligplaats langs een zijkanaal van de [adres 3] en (op dat moment) in gebruik bij [slachtoffer 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen;
Ten aanzien van parketnummer 15/810421-14:
Feit 1:
zij op of omstreeks 08 december 2014 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een filiaal van Albert Heijn (gelegen aan de [adres 4], aldaar) vier, althans een of meerdere blikje(s) Bacardi-mix en/of een blikje Coebergh , in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Feit 2:
zij op of omstreeks 17 november 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in of uit een filiaal van Jumbo (gelegen aan de [adres 5], aldaar) twaalf, althans een of meerdere blikje(s) bacardi-mix en/of een fles Bacardi-mix en/of een fles wodka-mix, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of haar mededader(s) - toen die [slachtoffer 3], haar, verdachte en/of haar mededader(s) (meerere malen) had vastgepakt - zichzelf en/of haar, mededader(s), (met kracht) heeft/hebben weggetrokken en/of losgerukt en/of met de armen (wild) om zich heen heeft/hebben gezwaaid en/of die [slachtoffer 3] (met kracht) (met gebalde vuist) in het gezicht heeft/hebben geslagen;
Feit 3:
zij op of omstreeks 19 oktober 2014 te Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft/hebben mishandeld door die [slachtoffer 4] (met kracht) (met gebalde vuist) in het gezicht en/of (meerdere malen) tegen het hoofd te stompen en/of te slaan;
Ten aanzien van parketnummer 15/710193-14:
Feit 1 primair:
zij op of omstreeks 24 april 2014 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of uit de bijbehorende schuur (perceel [adres 6]) heeft weggenomen een boekje en/of een hoeveelheid bankafschriften en/of goederen van haar/hun gading, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), waarbij verdachte en/of haar mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
Feit 1 subsidiair:
zij op of omstreeks 24 april 2014 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning/besloten lokaal/besloten erf, gelegen de Vogelenzangseweg en in gebruik bij [slachtoffer 5], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of haar mededader(s) wederrechtelijk is binnengedrongen;
Feit 2:
zij op of omstreeks 23 april 2014 te Heemstede tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een elektrische fiets (merk Batavus, type Fuego Ego), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s).

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder 1 primair en ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder 3 ten laste gelegde feit en tot bewezenverklaring van het ten aanzien van parketnummer 15/710470-12 ten laste gelegde feit, de ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten, het ten aanzien van parketnummer 15/243888-14 ten laste gelegde feit en de ten aanzien van parketnummer 15/810421 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
3.2.
VrijspraakNaar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder 3 en ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 primair ten laste is gelegd en moet zij daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Met betrekking tot het ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat naast de verklaring van aangever geen ander bewijsmiddel voorhanden is. Daarmee is niet voldaan aan het wettelijk vereiste bewijsminimum, waardoor het feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot het ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 primair ten laste gelegde is de rechtbank van oordeel dat verdachte, nu zij ontkent iets te hebben weggenomen en daar uit het dossier ook niet van blijkt, zich niet schuldig heeft gemaakt aan diefstal. Ook van medeplegen is geen sprake, nu nergens uit blijkt dat zij wetenschap had dat medeverdachten iets hadden meegenomen en daar ook geen vooropgezet plan voor was. De verklaring van verdachte dat zij slechts een slaapplaats zocht, aangezien zij dakloos was en het slecht weer was, acht de rechtbank plausibel.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden [1]
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten aanzien van parketnummer
15/710470-12, ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en 2, ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens haar geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Ten aanzien van parketnummer 15/710470-12:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 24 juli 2012 (dossierpagina 69, 70);
  • het proces-verbaal verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 24 juli 2012 (dossierpagina 75,76);
  • het proces-verbaal van bevindingen d.d. 23 juli 2012 (dossierpagina 81,82);
  • het proces-verbaal verhoor van [getuige 1] d.d. 25 juli 2012 (dossierpagina 55- 57).
Ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [getuige 2] d.d. 8 december 2014 (dossierpagina 63-67);
Ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 20 november 2014 (dossierpagina 37-39);
  • het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 23 november 2014 (dossierpagina 45-48).
Ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 24 april 2014 (dossierpagina 77-78);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 4] d.d. 25 april 2014 (dossierpagina 50-54)
Ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 2:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6] d.d. 26 april 2014 (dossierpagina 36-38);
  • het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [getuige 4] d.d. 25 april 2014 (dossierpagina 55-56).
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten aanzien van parketnummer 15/243888-14 ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Ten aanzien van parketnummer 15/243888-14:
[slachtoffer 2], eigenaar van een boot welke lag afgemeerd langs een zijkanaal van de [adres 3], ter hoogte van [adres 2], zag op 1 november 2014 dat het doek van de stuurhut openstond en er een laken op de grond lag. Op 2 november 2014 bleek het doek weer gesloten te zijn en vermoedde hij dat er iemand in de boot lag te slapen. [2]
Op 2 november 2014 werd verdachte aangetroffen op het bed in het woongedeelte van voornoemde boot. [3] De boot kon als woning gebruikt worden, het zitgedeelte kon veranderd worden in een tweepersoonsbed en er was een keukentje in de kajuit aanwezig. [4]
3.4.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van parketnummer 15/243888-14:
Namens verdachte heeft de raadsman betoogd dat verdachte van dit feit dient te worden vrijgesproken, nu zij zich bevond op een zogenaamde werfschuit en niet, zoals is ten laste gelegd, in een woning, danwel besloten lokaal, danwel een erf.
De rechtbank overweegt het navolgende.
De betreffende boot kon worden bewoond, gelet op het interieur van de boot zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2012, proces-verbaal nummer PL100-2014217977-6. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij er wilde gaan slapen, wat kan worden gezien als (tijdelijke) bewoning. Aldus heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk.
3.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten aanzien van parketnummer 15/710470-12, ten aanzien van parketnummer 15/243888-14, de ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en feit 2, de ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Ten aanzien van parketnummer 15/710470-12:
zij op 23 juli 2012 in de gemeente Haarlem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 1] - meermalen met kracht tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en - meermalen met kracht tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Ten aanzien van parketnummer 15/243888-14:
zij op 2 november 2014 te Haarlem in een (woon)boot, gelegen aan de [adres 2], een ligplaats langs een zijkanaal van de [adres 3] en op dat moment in gebruik bij [slachtoffer 2], wederrechtelijk is binnengedrongen;
Ten aanzien van parketnummer 15/810421-14:
Feit 1:
zij op 8 december 2014 te Haarlem met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een filiaal van Albert Heijn gelegen aan de [adres 4], aldaar vier blikjes Bacardi-mix en een blikje Coebergh toebehorende aan Albert Heijn;
Feit 2:
zij op 17 november 2014 te Haarlem, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit een filiaal van Jumbo gelegen aan de [adres 5], aldaar twaalf blikjes bacardi-mix en een fles Bacardi-mix en een fles wodka-mix toebehorende aan Jumbo, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte - toen die [slachtoffer 3], haar, verdachte had vastgepakt - zichzelf (met kracht) heeft losgerukt en met de armen (wild) om zich heen heeft/ gezwaaid;
Ten aanzien van parketnummer 15/710193-14:
Feit 1 subsidiair:
zij op 24 april 2014 te Vogelenzang, gemeente Bloemendaal, tezamen en in vereniging met anderen, in een woning, gelegen aan de Vogelenzangseweg en in gebruik bij [slachtoffer 5], wederrechtelijk is binnengedrongen;
Feit 2:
zij op 23 april 2014 te Heemstede , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een elektrische fiets merk Batavus, type Fuego Ego, toebehorende aan winkelbedrijf [winkel].
Hetgeen aan verdachte de ten aanzien van parketnummer 15/710470-12, ten aanzien van parketnummer 15/243888-14, de ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en feit 2, ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 15/710470-12:
Medeplegen van mishandeling.
Ten aanzien van parketnummer 15/243888-14:
In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Ten aanzien van parketnummer 15/810421-14:
Feit 1: Diefstal.
Feit 2: Diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Ten aanzien van parketnummer 15/710193-14:
Feit 1 subsidiair: In de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Feit 2: Diefstal Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden, waarvan vier (4) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee (2) jaren, met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering en voorlopige hechtenis. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen volgens de officier van justitie de voorwaarden te worden verbonden die zijn genoemd in het reclasseringsadvies van de GGZ Palier te Haarlem d.d. 11 februari 2015.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert de officier van justitie hoofdelijke toewijzing van de vordering ten bedrage van € 3.604,52, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel;
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert de officier van justitie niet ontvankelijkheid in de vordering.
6.2.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling. Daardoor hebben verdachte en haar mededaders inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en voor hem een angstige situatie in het leven geroepen. Daarnaast brengen dergelijke feiten gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een drietal (gekwalificeerde) diefstallen. Verdachte heeft aldus bij de slachtoffers financiële schade veroorzaakt. Deze feiten behoren tot een categorie strafbare feiten die ernstig inbreuk maken op de rechtsorde en die in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken.
Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan huisvredebreuk.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder ter zake van gewelds- en vermogensdelicten onherroepelijk tot vrijheidsbenemende straffen is veroordeeld.
Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden te recidiveren.
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport gedateerd 11 februari 2015 van
M.G. Stoutenberg als reclasseringswerker verbonden aan GGZ reclassering Palier Haarlem. Uit dit rapport komt naar voren dat de reclassering van mening is dat er tenminste sprake is van alcoholmisbruik. Verdachte heeft niet eerder een behandeling ondergaan voor haar alcoholgebruik. Het middelengebruik van betrokkene lijkt een risicofactor, daar zij onder invloed van alcohol in aanraking komt met justitie. Diagnostisch onderzoek is geïndiceerd, ten einde verdachte passende hulpverlening te bieden. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat en reclasseringstoezicht is geïndiceerd om het risico op recidive te beperken.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte rekening met het feit dat het met betrekking tot parketnummer 15/710470-12 bewezenverklaarde een oud feit betreft.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een deel van deze straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal aan het voorwaardelijk deel een proeftijd verbinden van drie jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met GGZ reclassering Palier noodzakelijk, alsmede medewerking aan de intakeprocedure en diagnostisch onderzoek van de Forensische Polikliniek Palier en het daaruit voortvloeiende behandelplan, waarbij tevens een kortdurende klinische opname tot de mogelijkheden kan behoren. Daarnaast moet verdachte meewerken aan de aanmelding en intake bij de Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) van Palier, zoals voorgesteld in bovengenoemd reclasseringsrapport. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 5.269,52 ingediend tegen verdachte wegens materiële (€ 3.109,52) en immateriële (€ 2.160,-) schade die hij als gevolg van het ten aanzien van parketnummer 15/710470-12 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade rechtstreeks voortvloeit uit het ten aanzien van parketnummer 15/710470-12 bewezen verklaarde feit.
Tevens komt de rechtbank vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 250,- billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder parketnummer 15/710470-12 bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: medeplegen van mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (Sr) op te leggen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.

8.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 500,- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die hij als gevolg van het onder parketnummer 15/243888-14 ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat nu deze vordering niet is onderbouwd, de benadeelde partij niet in zijn vordering zal kunnen worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 47, 57, 63, 138, 300, 310, 311, 312 Sr .

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 primair en ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 3 ten laste is gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten aanzien van parketnummer 15/710470-12, het ten aanzien van parketnummer 15/243888-14, de ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en feit 2 en de ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.5. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte ten aanzien van parketnummer 15/710470-12, ten aanzien van parketnummer 15/243888-14, ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en feit 2 en ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en feit 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de ten aanzien van parketnummer 15/710470-12, ten aanzien van parketnummer 15/243888-14, ten aanzien van parketnummer 15/810421-14 onder feit 1 en feit 2, ten aanzien van parketnummer 15/710193-14 onder feit 1 subsidiair en feit 2 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
ZES (6) MAANDEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot VIER (4) MAANDEN
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van drie (3) jaren.
Stelt als algemene voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
Meldplicht
zich moet houden aan de aanwijzingen die de reclassering haar geeft en zich zo spoedig mogelijk meldt bij GGZ Reclassering Palier op het adres: Zijlweg 148C te Haarlem. Gedurende de proeftijd dient zij zich te blijven melden zo frequent als GGZ reclassering Palier dit nodig acht.
Behandelverplichting
wordt verplicht om mee te werken aan de intakeprocedure en het diagnostisch onderzoek van de Forensische Polikliniek Palier of een soortgelijke instelling en het daaruit voortvloeiende behandelplan, waarbij een kortdurende klinische opname binnen een ambulant behandeltraject voor de duur van maximaal 7 weken ten behoeve van crisis, detoxificatie, stabilisatie, observatie en/of diagnostiek tot de mogelijkheden behoort.
Tevens dient veroordeelde mee te werken aan aanmelding bij de Maatschappelijk Juridische Dienstverlening van Palier teneinde haar schulden te inventariseren en overige maatschappelijke zaken te regelen.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer 1] geleden schade tot een bedrag van € 3.359,52, bestaande uit € 3.109,52 voor de materiële en
€ 250,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [slachtoffer 1], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [slachtoffer 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.359,52, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2012 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 43 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Daalmeijer, voorzitter,
mr. G.D. de Jong en mr. D.G.M. van den Hoogen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier C.A. de Koning,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2015.
Mr. Van den Hoogen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De door de rechtbank in de voetnoten als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 2 november 2014 (proces-verbaal nummer PL100-2014217977-4).
3.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 november 2014 (proces-verbaal nummer PL100-2014217977-4).
4.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 november 2014 (proces-verbaal nummer PL100-2014217977-6).