3.4Redengevende feiten en omstandigheden
[aangeefster] verklaart op 11 augustus 2013 als volgt:Ik doe aangifte van een overval in mijn woning aan de [straat] te [plaats], gemeente [plaats]. Dit gebeurde op 10 augustus 2013. Ik heb ongeveer 22.50 uur wat ingeschonken. Op een gegeven moment werd er heel hard op de deur gebonsd. Ik heb even gewacht en ben naar de voordeur gelopen. Ik zag een schim in de richting van ons pad lopen langs de voorkant van onze woning. Mijn man was al via de achterdeur naar buiten gelopen om te kijken wie of wat er was. Ik zag toen dat die schim of schimmen de hoek om liepen, over het pad en langs de zijkant van onze woning. Daar zag ik twee mannen lopen. Ik ben weer naar de woonkamer gelopen en aldaar kwam ik ineens een man tegen. Hij kwam zo de hoek om. Ik zag dat de man een ijzeren staaf bij zich had. De man zei tegen mij: “Mevrouw, open de kluis”. Ik zei tegen hem: “We hebben dit huis pas gekocht en de kluis is open en er zit niets in.” Vanaf de salontafel haalde de man de iPad af. Ik zag dat de man rondkeek in de keuken en hij zei nog tegen mij: “Pak je tas!” Ik zag dat hij naar de keuken liep en daar staat een soort van houten dienblad en daarin een bakje. Daarin zat de portemonnee van mijn man. Hij had de staaf in zijn linkerhand en hij pakte de iPad met zijn rechterhand. Volgens mij deed hij deze onder zijn arm. Daarna pakte hij met rechts de portemonnee. Ik heb het idee dat er nog een man was maar deze heb ik niet gezien. Deze stond mogelijk in de deuropening of op het stoepje. De man met de staaf heeft namelijk nog wat tegen hem gezegd. Het was in een vreemde taal. Daarna ging hij naar buiten door de achterdeur, samen mogelijk met die ander en rechtsom richting het pad en het parkeerterrein. Ik ben op een gegeven moment zelf ook naar buiten gelopen door de achterdeur. Op dat moment hoorde ik op het parkeerterrein naast ons een auto starten. Ik zag trouwens eerst koplampen. Bij ons is volgens mij weggenomen mijn mans portemonnee met pasjes en de iPad (merk Apple) van mijn man.
Ik kan u de man die in de woonkamer stond en mij aansprak en de ijzeren staaf bij zich had als volgt omschrijven:
- Man
- Negroïde uiterlijk
- Volgens mij rond de dertig jaar oud
- Tussen de 1.80 m en 1.90 m
- Dun en slank
- Haarnet/panty om volgens mij langer haar in vast te houden. Er zat in ieder geval wel een bult aan de linkerkant alsof er haar in zat.
- Hij had geen accent, maar sprak met een mogelijk andere dader in een vreemde taal.
De echtgenoot van mevrouw [aangeefster], de heer [aangever], heeft als volgt verklaard:
Op 10 augustus 2013 tussen 23.15 uur en 23.30 uur zat ik met mijn vrouw tv te kijken. Mijn vrouw hoorde gerammel aan de voordeur en maakte mij daarop attent. Vervolgens ben ik via de achterdeur rechtsom het huis gelopen. Ik trof aan de voorkant van mijn woning twee gehurkt zittende mannen. Ik zei tegen de mannen: “Hé, wat moet dat daar, houd daar mee op, ga weg”. Ik zag toen dat beiden mannen opstonden, waarbij één man naar mij toe kwam en de tweede afstand van mij nam. Vervolgens zie ik een derde man komen uit de richting de voordeur van mijn woning die ik verdachte drie zal noemen. De man die op mij afliep, die ik verdachte één noem, zei in gewoon Nederlands: “Wat bedoel je” of “wat nou” of woorden van gelijke strekking. Vervolgens zag ik dat de tweede man, deze noem ik verdachte twee, ook mijn richting op kwam. Mijn vrouw had inmiddels het buitenlicht wat op het hek zit aangedaan. Ik zag dan ook dat toen verdachte twee op een afstand van circa twee meter stond een bivakmuts op had. Ik zag toen ook dat hij in zijn rechterhand een staaf had, ik dacht ongeveer van circa 30 centimeter lengte en een doorsnee van 1 tot 1,5 centimeter dik. Hij hield zijn hand hangend langs zijn lichaam en de staaf was naar beneden gericht.
Omschrijving verdachte één:
- Man
- Ongeveer 30 jaar
- Lengte 1.80 meter
- Uiterlijk Afrikaans
- Een fors postuur, iets gezet postuur
- Donker en kort haar boven de oren
- Gelaat vorm rond
- Kleur iets getint
- Spraak vlot Nederlands, redelijk ABN, verder sprak hij een onbekende buitenlandse taal met zijn compaan.
Omschrijving verdachte twee:
- Man
- jong, gezien de houding en postuur
- kleiner dan één, ik schat 1.70 meter
- postuur slank
- heeft niets tegen mij gezegd, alleen in een buitenlandse taal gesproken tegen nummer één.
Verdachte drie heb ik slechts als een schim gezien.
Getuige [Z.] heeft als volgt verklaard:
Op zaterdag 10 augustus 2013 rond 23.20 uur was ik in de kantine van de camping [K.]. Op dat moment kwam mijn buurman [aangever] binnen vliegen en hij riep: “Bel de politie, ik heb drie gemaskerde mannen binnen en [aangeefster] is ook nog binnen”. We liepen naar zijn woning en zagen [aangeefster] net naar buiten komen. Op dat moment zagen wij een auto vanaf de parkeerplaats komen. De parkeerplaats ligt rechts naast de woning van [aangeefster] en [aangever]. Dit is een grote parkeerplaats welke hoort bij Hotel Fletcher. Ik kan alleen vertellen dat de auto met hoge snelheid weg reed. Ik kon alleen zien dat hij remde bij de kruising [straat]/[straat] te [plaats]. Ik kan alleen van de auto zeggen dat deze voor mijn gevoel grote brede remlichten had, je kon ze duidelijk zien. Toen ik met [aangever] aan kwam lopen reed de bewuste auto al ter hoogte van het Hotel Fletcher. Wij hebben hem dus niet van de parkeerplaats af zien komen, dat zei [aangeefster].
Getuige [G.] heeft als volgt verklaard:
Ik ging gisteravond omstreeks 23.25 uur mijn vrouw ophalen bij het station in [plaats]. Ik heb nog op de klok van mijn auto gekeken en die gaf 23.28 uur aan. Volgens mij loopt de klok van mijn auto iets voor, ongeveer 3 minuten. Toen ik van huis wegreed zag ik vanaf het parkeerterrein van het Fletcher hotel een auto wegrijden. De auto reed met redelijk vaart weg bij de parkeerplaats. Bij de kruising met de [straat] en de [straat] zag ik dat de auto linksaf sloeg richting [plaats]. De auto was rood, een kort model, hatchback. Ik had het idee dat het een vrij sportief model was. Het was een vrij breed model. De auto heeft in ieder geval een Nederlandse kentekenplaat. De verlichting stond boven elkaar. De verlichting van de auto was rechthoekig, de verschillende verlichtingen waren als het ware boven elkaar gestapeld.
Op 3 september 2013 is getuige [G.] nader verhoord over de personenauto. Het proces-verbaal van bevindingen houdt het volgende in:
Ik, verbalisant, had een tekening gemaakt van een achterzijde van een personenauto. Hierop waren geen achterlichten ingetekend. Ik vroeg aan getuige [G.] of hij voor mij de verlichting wilde intekenen van de rode personenauto waarover hij eerder had verklaard. Vervolgens tekende getuige de verlichting tot in de raamstijlen.
Vervolgens toonde ik, verbalisant, getuige [G.] een aantal foto’s van de achterzijde van de rode personenauto’s. Getuige bekeek de foto’s en verklaarde als volgt:
Foto 12: Ja, dat is het model. De kleur is het zeker.
Foto 14: Ja, inderdaad een Ford Focus.
Verbalisanten [O.] en [R.] hebben als volgt gerelateerd:
Op zaterdag 10 augustus 2013, omstreeks 23.28 uur hoorden wij dat er zojuist een overval op een woning had plaatsgevonden in [plaats] en dat de daders vermoedelijk waren gevlucht in een personenauto. Het zou gaan om drie mannen met allen een donkere huidskleur. Omstreeks 23.50 uur hoorden wij dat de officier van dienst, [M.], inspecteur van politie, achter een personenauto reed, voorzien van het kenteken [AA-BB-99], met daarin drie donker gekleurde mannen. [M.] gaf aan dat hij zag dat het voertuig ter hoogte van [straat] over de N9 reed, komende uit de richting van [plaats] en rijdende in de richting van [plaats]. Op zaterdag 10 augustus 2013, omstreeks 23.55 uur, hielden wij bedoelde voertuig staande op de [straat]. Wij zagen dat het voertuig een personenauto betrof van het merk Ford, type Focus, kleur rood en voorzien van kenteken [AA-BB-99]. Wij zagen dat in het voertuig drie mannen zaten welke ons opgaven te zijn genaamd:
[medeverdachte]. Was bestuurder van de genoemde personenauto.
Signalement:
Huidskleur: donkere huidskleur
Lengte: tussen de 1.80 meter en 1.90 meter
Postuur: normaal/sportief
Haardracht: kort gemillimeterd haar
En
[verdachte], zat als passagier in de genoemde personenauto voorin op de bijrijdersstoel.
Signalement:
Huidkleur: negroïde
Postuur: normaal tot sportief
Haardracht: zwart kroes haar half lang tot op zijn schouders (dreads)
En
[medeverdachte], zat achterin de genoemde personenauto achter de bestuurder.
Signalement:
Huidskleur: persoon met een donkere huidskleur
Lengte: tussen de 1.70 meter en 1.80 meter
Postuur: normaal postuur
Haardracht: kort gemillimeterd haar
Opvallende kenmerken: sprak gebrekkig Nederlands.
Wij verbalisanten hebben op zaterdag 10 augustus 2013, omstreeks 23.56 uur, de drie personen die in de rode Ford Focus zaten, gevraagd om hun identiteitsbewijs. Ik, [O.], heb van de persoon op de bijrijdersstoel alleen twee bankpassen gezien met daarop de eerder opgegeven naam: [verdachte]. Hierna heb ik de persoon in de mij als opsporingsambtenaar beschikbaar zijnde systemen geraadpleegd. Hieruit bleek dat de opgegeven persoonsgegevens juist waren. Ook zag ik dat er in onze systemen een foto van[verdachte], beschikbaar was. Ik zag dat de persoon welke voor mij stond dezelfde was als de persoon op de foto in ons systeem.
Op 18 maart 2015 heeft verbalisant [O.] ten aanzien van de herkenning van verdachte aanvullend als volgt verklaard:
In het specifieke geval van de toen nog als betrokkene aangemerkte [verdachte], [geboortedatum] bleek dat er een foto in ons zogenoemde HKS-systeem bij de opgegeven persoonsgegevens beschikbaar was. Het HKS-systeem werkt zo dat hij automatisch de meest recente foto van de persoon laat zien. Dit was op het moment van staande houding een foto van betrokkene [verdachte] [geboortedatum] genomen in 2006. De foto welke naar voren kwam is dus op straat tijdens de staande houding bekeken en met de staande gehouden persoon vergeleken. Ik, [O.], heb betrokkene [verdachte] destijds herkend als dezelfde persoon als op de beschikbare foto met de daarbij in het systeem staande persoonsgegevens.
Normaal gesproken zou een persoon van wie de identiteit niet kan worden vastgesteld worden aangehouden en worden overgebracht naar het bureau van politie. Dit is in dit geval niet gebeurd omdat er bij mij geen twijfel bestond dat de door de staande gehouden persoon opgegeven persoonsgegevens niet juist waren. De bankpassen waren alleen ondersteunend bewijs, de foto uit ons systeem was doorslaggevend. Van het jongere broertje van [verdachte] was destijds geen foto beschikbaar.
Uit onderzoek telecommunicatie is het volgende is gebleken:
Het telefoonnummer [06-x] is in gebruik bij [medeverdachte]
Uit analyse van zendmastgegevens is komen vast te staan dat het telefoonnummer [06-x] op zaterdag 10 augustus 2013 om 23:10:29 uur gebruik maakt van de zendmast van Vodafone 11663 welke is gelegen aan de [straat] in [plaats]. Het telefonisch contact is met nummer [06-y], in gebruik bij [M.]. Duur van het gesprek is ongeveer 70 seconden. Wanneer het belmoment is beëindigd maakt het telefoonnummer [06-x] gebruik van de zendmast van Vodafone-30983 gelegen aan de [straat] te [plaats].
Uit bovenstaande gegevens blijkt dat de gebruiker van het telefoonnummer [06-x] zich verplaatst vanaf de [straat] in de richting van [plaats].
Volgens zogenaamde ARS-gegevens bevond het kenteken [AA-BB-99] zich op 10 augustus 2013 om 23:45:37 op de provinciale weg N9.Op dat moment passeerde de Ford Focus de locatiepaal RWS_N9_17-A, welke geplaatst is op de provinciale weg N9 net na de kruising met de [straat] te [plaats].
[medeverdachte] heeft op 12 november 2014 bij de politie verklaard dat hij op 10 augustus 2013, toen hij door de politie werd aangehouden, een rode Ford Focus bestuurde en samen met zijn broertje [verdachte] in de auto zat. Ze zijn die avond samen vanaf het huis van[medeverdachte] vertrokken.
Op 15 november 2014 hebben verdachte en zijn broer [medeverdachte] met elkaar gesproken in de hal van het politiebureau te [plaats] en de taxi die verdachte en zijn broer vervoerde van het politiebureau in [plaats] naar [plaats]. Deze gesprekken zijn opgenomen. Onder meer wordt het volgende verklaard: .
[verdachte]: Kijk nòh, ik heb hen in de maling genomen want. Ik had niet bij me.. (..) Daarom heb ik tegen hen gezegd dat ik niet in de auto was.
(…)
Ik zei tegen hen, jullie zijn sukkels. Jullie hadden die ene legitimatie moeten vragen. Begrijp je?
[medeverdachte] Nee ik dacht dat jij ook mijn ehm dat ding nòh …
[verdachte]: Nee jòh
[medeverdachte]: Legitimatie nòh.
[verdachte]: Anders had ik niet tegen hen kunnen liegen nòh.
Je kan geen spullen van mensen gaan pakken met legitimatie op zak en het valt in het huis van de mensen. Dat kan niet [medeverdachte].
[medeverdachte]: Toen ze de dingen vertelden, hebben ze iets gezegd op de laatste dag dat ik voor moest komen. Kwam er iets anders naar voren, er werd gezegd dat van de parkeerplaats van het hotel een, de auto zag een auto voor zich wegscheuren.
[verdachte]: Ik weet heel goed dat toen we wegreden, we reden en daarna gingen we zo snel mogelijk links.
[medeverdachte]: Ja.
[verdachte]: Ze menen te zeggen dat wanneer de politie mij vroeg wie ik was, dat ik mijn twee bankpassen heb gegeven. Hé, matie ik ga nooit, nooit van jouw leven dingen van mensen pakken met één van die kutten/dingen op zak. Want ik ken veel mensen die naar binnen zijn gegaan, die lieten hun paspoort vallen. Hou op. Dan ben je een lul.
(…)
[verdachte]: Maar, kijk nòh, ik had een dag om mijn verhaal voor te bereiden en daar bleef ik bij.