4.3.Oordeel van de rechtbank
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 1. primair ten laste gelegde feit op grond van het volgende.
Redengevende feiten en omstandigheden feit 1 primair
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], wonende aan de[adres], heeft op 14 oktober 2014 aangifte gedaan. Zij heeft verklaard dat zij in de ochtend van 14 oktober 2014 in haar woning met haar ex-vriend [verdachte] (hierna ook: verdachte) woorden kreeg, in de slaapkamer met hem in gevecht raakte en dat zij doodsbang voor hem was. Hij schreeuwde dat hij haar ging vermoorden en zichzelf in de woonkamer zou gaan ophangen zodat ze weer snel bij elkaar zouden zijn. In een flits zag ze dat hij een groot mes in zijn handen had. Later voelde zij een hevige pijn in de rechterzijde van haar buikstreek en zag zij dat ze een steekwond had opgelopen. Vervolgens dreigde verdachte dat hij haar ging doodmaken en bleef hij maar zeggen dat hij haar zou gaan vermoorden. Zij heeft gevochten voor haar leven en daarna op hem ingepraat en hem gesmeekt een ambulance te bellen. Tijdens het vechten heeft verdachte haar in haar rechterwenkbrauw en in haar rechterhand gebeten. Ook heeft zij het mes vastgepakt waarmee hij haar probeerde te verwonden. Uiteindelijk heeft verdachte een familielid opgebeld en gevraagd of hij een ambulance wilde bellen.
Op 14 oktober 2014 omstreeks 12.32 uur kregen verbalisanten [verbalisant 1]en [verbalisant 2]een melding om naar de [adres] te gaan. Eenmaal onderweg naar [adres] kregen verbalisanten te horen dat er een vrouw was neergestoken en dat deze in de woning zou liggen. Ter plaatse troffen verbalisanten in één van de slaapkamers een vrouw aan die later bleek te zijn genaamd [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Zij zagen [slachtoffer] op de rand van het bed en dat zij onder het bloed zat. Ook zagen zij veel bloed op de vloer en op het bed. [slachtoffer] vertelde verbalisanten dat zij door [verdachte], haar ex-vriend, was gestoken en zij wees daarbij op de rechterzijde van haar buik. De verbalisanten constateerden aldaar een steekwond van ongeveer vijf centimeter breed. [slachtoffer] kwam erg versuft over.
In de geneeskundige verklaring van 16 oktober 2014 betreffende medische informatie over[slachtoffer] wordt melding gemaakt van een steekwond aan de rechterbovenbuik (uitwendig waargenomen letsel) met een breedte van 7 centimeter en uitwendig bloedverlies tot circa 1 liter, verwondingen aan handen en polsen en bijtwonden in gelaat. Over de opname van[slachtoffer] op de afdeling Intensive Care (IC) van het Kennemer Gasthuis te Haarlem is op 3 november 2014 nader gerapporteerd dat [slachtoffer] op de IC is opgenomen met een hypovolemische shock met multipele steekverwondingen (o.a. steekwond caudaal van de lever, niet penetrerend door de buikwand). Tevens was sprake van uitgebreid peesletsel aan beide handen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich op 14 oktober 2014 in de woning van [slachtoffer] bevond en dat [slachtoffer] vertelde dat zij hem wilde verlaten. Volgens verdachte had hij plotseling een mes in zijn handen. [slachtoffer] probeerde dit mes van hem af te pakken waarna er een worsteling plaatsvond. Verdachte heeft verklaard dat hij op een gegeven moment tot zichzelf kwam en [slachtoffer] gewond op de grond zag liggen, waarna hij het mes op het bed en later op de slaapkamerkast heeft gelegd. Vervolgens heeft hij een bekende gevraagd het alarmnummer te bellen.
Eindconclusie
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich, gedurende de tijdspanne waarin [slachtoffer] het letsel (wond aan de buik) heeft opgelopen, bevond in de woning van [slachtoffer] aan [adres]. De rechtbank is van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat geen andere persoon in die periode in de woning aan [adres] is geweest. Noch uit uitgebreid onderzoek (naar eventuele (DNA) sporen), noch uit verklaringen van aangeefster [slachtoffer] en verdachte of anderszins uit het onderzoek ter terechtzitting is enige aanwijzing daarvoor naar voren gekomen.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij door verdachte – tijdens een worsteling – in haar buikstreek is gestoken met een mes. Deze verklaring van aangeefster wordt op essentiële onderdelen door andere bewijsmiddelen, het proces-verbaal van de verbalisanten, de verklaring van verdachte en het geconstateerde letsel – ondersteund, terwijl geen concrete aanknopingspunten voor de onjuistheid van de verklaring van aangeefster aannemelijk zijn geworden. De rechtbank ziet daarom geen grond voor twijfel aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster en zal voor de bewezenverklaring uitgaan van haar verklaring, te weten dat verdachte heeft geprobeerd die [slachtoffer] van het leven te beroven door haar met een mes in de buikstreek te steken/snijden.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ‘vol opzet’ had op de dood van die [slachtoffer]. Dat opzet blijkt uit het feit dat verdachte en [slachtoffer] hebben gevochten, verdachte een mes in zijn handen had en hij [slachtoffer] daarbij in de bovenbuik heeft gestoken/gesneden in combinatie met hetgeen verdachte voor en na het steken meerdere keren tegen [slachtoffer] heeft gezegd (ik ga je vermoorden’ of ‘ik ga je doodmaken’). Uit die handelingen gecombineerd met die bewoordingen blijkt immers duidelijk dat verdachte op dat moment de bedoeling had om [slachtoffer] te doden en dat [slachtoffer] door het door verdachte gepleegde geweld zou (kunnen) komen te overlijden. [slachtoffer] heeft, volgens haar eigen verklaring, gevochten voor haar leven hetgeen wordt ondersteund uit de vele en diepe snijwonden in haar beide handen.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk heeft geprobeerd[slachtoffer] van het leven te beroven, op de wijze zoals in de bewezenverklaring onder 1. primair is beschreven.
Met betrekking tot het tenlastegelegde dichtknijpen van hals en/of nek is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van aangeefster op dit punt onduidelijk zijn en niet worden ondersteund door enig ander bewijsmiddel zodat de rechtbank verdachte voor dit onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
Aan verdachte is onder 2. ten laste gelegd dat hij [slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met als strafverzwarende omstandigheid dat dit feit zwaar lichamelijk letsel tot gevolg heeft gehad.
Aangeefster heeft verklaard dat zij tijdens een worsteling door verdachte werd gestoken en dat zij vervolgens moest smeken om een ambulance te mogen bellen. Onduidelijk is wanneer dit steekincident heeft plaatsgevonden. Mogelijk was het tijdstip gelegen op 14 oktober 2014 tussen 9.30 – 10.00 uur aangezien een aantal buren ([getuige 2], pagina 152) en[getuige 1], pagina 156) op dat moment lawaai hoorde in de flat. Vast staat dat rond 12.30 uur de ambulance bij de woning van aangeefster arriveert. Aangeefster kan zich het tijdsverloop niet precies herinneren, verklaart hier wisselend over en is ook nog even het bewustzijn verloren. Verdachte ontkent dat hij haar van haar vrijheid heeft beroofd.
Nu de feitelijke toedracht, en met name het tijdsverloop, onvoldoende kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 2. tenlastegelegde.