ECLI:NL:RBNHO:2015:2732
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van wederrechtelijke vrijheidsberoving en medeplegen niet bewezen
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van wederrechtelijke vrijheidsberoving en medeplegen daarvan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte niet actief had bijgedragen aan de vrijheidsberoving van het slachtoffer, [benadeelde].
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het slachtoffer was op 4 juni 2014 aanwezig in de woning van een medeverdachte, waar hij wederrechtelijk van zijn vrijheid werd beroofd en mishandeld. De verdachte was op dat moment ook in de woning, maar zijn rol beperkte zich tot het schoonmaken van de woning en het wassen van de kleding van het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van de vrijheidsberoving. De rechtbank oordeelde dat de verdachte slechts een faciliterende rol had gespeeld en niet de benodigde mate van betrokkenheid had om als medepleger te worden aangemerkt.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastelegging en verklaarde de benadeelde partij, [benadeelde], niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de vereisten voor medeplegen volgens de wet.