ECLI:NL:RBNHO:2015:2719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
15/800336-14
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en vrijheidsberoving met gebruik van geweld en bedreiging met een strijkijzer

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij de vrijheidsberoving en mishandeling van het slachtoffer, aangeduid als [benadeelde]. De feiten vonden plaats in de nacht van 4 op 5 juni 2014, toen het slachtoffer door de verdachten werd gedwongen in een auto te stappen en naar de woning van een van de verdachten werd vervoerd. In de woning werd het slachtoffer ernstig mishandeld, waarbij onder andere een hete strijkbout op zijn gezicht werd gedrukt. De verdachten waren op zoek naar een gestolen Rolex horloge en gebruikten geweld om informatie van het slachtoffer te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld en heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/800336-14 (P)
Uitspraakdatum: 31 maart 2015
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 9 september 2014, 9 december 2014 en 17 maart 2015 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens op het adres [plaats 4]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Storm en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, advocaat te Purmerend, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] en van hetgeen namens hem door zijn advocaat mr. M.J. Bouwman naar voren is gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 4 juni 2014 te[plaats 1] en/of te [plaats 2], gemeente
[plaats 3] (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- die [benadeelde] gedwongen plaats te nemen in een auto en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] (met kracht) een zogenaamde elleboogstoot in het gezicht gegeven
en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] vervoerd naar een woning in [plaats 2] en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] gedwongen die woning binnen te gaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] gedwongen naar de slaapkamer van die woning te gaan en/of (vervolgens)
- die [benadeelde] (in die slaapkamer) gedurende enige tijd zwaar mishandeld en/of bedreigd, bestaande die mishandeling uit het meermalen (met kracht) slaan en/of stompen en/of het slaan met een stalen buis tegen het lichaam van die [benadeelde] en/of het trappen en/of schoppen tegen het hoofd althans het lichaam van die [benadeelde] en/of het een of meermalen steken (met een schroevendraaier althans een scherp puntig voorwerp) in de armen althans het lichaam van die [benadeelde] en/of het houden van een heet strijkijzer tegen het gezicht van die [benadeelde] en bestaande die bedreiging uit het voor althans dichtbij het hoofd van die [benadeelde] houden van een heet strijkijzer en daarbij dreigend zeggen: "Ga je nu zeggen wie het is of wil je de rest van leven met een strijkbout op je voorhoofd lopen";
Feit 2:
Primair
hij op of omstreeks de periode van 4 juni 2014 te[plaats 1] en/of te [plaats 2], gemeente [plaats 3], tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een heet strijkijzer tegen het hoofd van die [benadeelde] heeft/hebben gedrukt en/of
- die [benadeelde] (met kracht)(meermalen) tegen het hoofd althans het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- met een schroevendraaier althans een scherp en/of puntig voorwerp in de arm(en) en/of hand(en) althans het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben gestoken/geprikt en/of
- met een stalen pijp/buis tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft/hebben geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 04 juni 2014 te[plaats 1] en/of te [plaats 2], gemeente
[plaats 3], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde]) heeft mishandeld, door
- een heet strijkijzer tegen het hoofd van die [benadeelde] te drukken en/of
- die [benadeelde] (met kracht) (meermalen) tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan/stompen en/of schoppen/trappen en/of
-met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de
arm(en) en/of hand(en) althans het lichaam van [benadeelde] te steken/prikken,
-met een stalen pijp/buis tegen het lichaam van die [benadeelde] te slaan,
waardoor voornoemde [benadeelde] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde refereert de raadsman zich aan het oordeel van de rechtbank.
Indien bewezen zal worden verklaard dat verdachte en zijn medeverdachte een heet strijkijzer hebben gebruikt, refereert de raadsman zich subsidiair aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan in die zin dat verdachte zich op 4 juni 2014 en in de nacht van 4 op 5 juni 2014 heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden van [benadeelde] en samen met een ander heeft gepoogd die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank gaat bij haar beslissing uit van de volgende bewijsmiddelen en de daarin vervatte redengevende feiten en omstandigheden.
De door de rechtbank in deze rubriek als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde] d.d. 8 juni 2014 ( blz. 38 t/m 46):
(blz. 38)
Ik doe aangifte van vrijheidsbeneming en mishandeling, gepleegd tussen 4 juni 2014 te 22.15 uur en 5 juni 2014 te 19.30 uur in de gemeente [plaats 3].
Op 4 juni 2014 tussen 22.15 uur en 22.30 uur is het allemaal begonnen. Ik liep op dat moment samen met twee vrienden naar het station van Krommenie. Ik was samen met [getuige 1] en [betrokkene 1].
(blz. 39)
Ter hoogte van de Hema kwam er een auto aanrijden, een oud type Volkswagen Polo. Ik zag dat er een drietal Molukse personen uitstapten, twee mannen en een vrouw. Ik zag dat de twee mannen naar ons toeliepen. Ik hoorde man 2 in het algemeen aan ons vragen: “waar is het horloge”.
Ik had eerder van mijn moeder gehoord dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij mij thuis aan de deur waren geweest omdat het Rolex horloge van [medeverdachte 1] weg was.
In de nacht van 3 juni op 4 juni had ik bij [medeverdachte 1] geslapen.
(blz. 40)
De twee mannen hadden naar het horloge gevraagd. Vervolgens belde man 2 naar [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] kwam vervolgens aanlopen, samen met[verdachte] en nog een meneer. Op het moment dat zij aan kwamen lopen wilde[verdachte] gelijk naar ons uithalen. Eerst wilde[verdachte] mij slaan en vervolgens wilde hij uithalen naar [getuige 1].
Vervolgens zei[verdachte] tegen mij: “ga jij dan maar mee”. Ik ben toen samen met [medeverdachte 1],[verdachte] en de onbekende meneer naar [medeverdachte 1] zijn auto gelopen. Ik werd toen gedwongen om in de auto van [medeverdachte 1] te stappen. Ik ben toen rechts achterin de auto gaan zitten. Het was een Fiat 500C, wit en parelmoer van kleur. [medeverdachte 1] zat achter het stuur en[verdachte] zat naast mij achterin de auto. De onbekende meneer zat voorin als passagier.
Ik hoorde dat [medeverdachte 1] zei dat we naar zijn huis gingen. Op een gegeven moment werd[verdachte] boos en kreeg ik een elleboog van hem in mijn gezicht. Ik voelde en zag dat ik een bloedneus had. Ik voelde ook dat er een stukje van mijn tand af was.
Ik moest meewerken van hen om de woning van [medeverdachte 1] binnen te gaan. Tot dan toe hadden ze me alleen nog maar verbaal gedwongen. In de woning zat een aantal gasten te chillen. [medeverdachte 2] was ook in de woning en die heeft die gasten weggestuurd. Ik ben samen met [medeverdachte 1] en[verdachte] naar binnen gegaan. Toen ik in de woonkamer stond hoorde ik dat [medeverdachte 1] en[verdachte] met elkaar aan het praten waren. Ik hoorde dat[verdachte] zei: “ik ga je neersteken”.
Ik hoorde dat[verdachte] op dreigende toon zei: “ga maar naar boven”. Toen wij op weg naar boven waren zag ik dat[verdachte] een soort van stalen buis met daaraan een oog pakte. Dit is een buis die gebruikt wordt om auto’s te slepen.
(blz. 41)
Vervolgens zijn wij met z’n drieën naar boven gegaan. Ze bleven mij vragen naar het horloge. Ik bleef zeggen dat ik er niets vanaf wist. Omdat ik dat zei begon[verdachte] mij te slaan met zijn vuisten. Ik hield mijn armen voor mijn gezicht om af te weren. Ik heb van die vuistslagen meerdere blauwe plekken op mijn armen opgelopen.[verdachte] heeft mij ongeveer vijf minuten lang met zijn vuisten geslagen. Tijdens het slaan vroegen zowel [medeverdachte 1] als[verdachte] naar het horloge.
Op een gegeven moment liep [medeverdachte 1] de slaapkamer uit en zag ik dat hij terug kwam met een Gucci riem in zijn handen. Ik zag dat hij de riem aan[verdachte] gaf. Ik zag dat[verdachte] de riem twee of drie slagen om zijn hand wikkelde. De riem stak ongeveer 50 cm uit met aan het uiteinde de metalen gesp.[verdachte] sloeg mij de eerste keer met de riem op mijn linker bovenarm, daarna nog vijf of zes keer op mijn lijf. Hierdoor viel ik op de grond met mijn hoofd tegen de muur.
Toen ik op de grond lag voelde ik dat ik nog een paar keer met de riem werd geslagen totdat de gesp eraf was. Hierna voelde ik dat[verdachte] verder ging met het met zijn vuisten op mij inslaan. Ik voelde de meeste klappen op mijn hoofd terecht komen. Ik voelde en zag dat [medeverdachte 1] ook met de stalen pijp aan het slaan was. [medeverdachte 1] raakte mij met de stalen pijp op mijn armen, mijn hoofd en mijn lichaam. Ik lag op dat moment nog in een hoek van de slaapkamer.
Op een gegeven moment zag ik dat [medeverdachte 1] op mij instak met een schroevendraaier. Ik zag en voelde dat het aan de rechterzijde was. Ik had op dat moment een soort van donzen jas aan. Ik zag tijdens het steken pluisjes uit mijn jas komen. Doordat ik die jas aan had ben ik zelf maar één keer gestoken. Naar mijn idee heeft het heel lang geduurd.
Ik zag en voelde dat ze mij toen gingen schoppen. Ik zag dat[verdachte] op mijn hoofd schopte. Ik zag en voelde dat tegelijkertijd [medeverdachte 1] in mijn buik schopte. [medeverdachte 1] en[verdachte] bleven steeds vragen naar het horloge.
Ik zag dat [medeverdachte 1] toen naar de kleedkamer liep en terug kwam met een strijkijzer. Ik zag dat [medeverdachte 1] hem in het stopcontact deed in de muur boven mij. Ik zag dat het strijkijzer op het bed lag om warm te worden.[verdachte] en [medeverdachte 1] gingen toen weer door met slaan.
[medeverdachte 1] zei toen tegen mij: “Ga je het nu zeggen wie het is of wil je de rest van je leven met een strijkbout op je voorhoofd lopen”.
Ik zag en voelde dat [medeverdachte 1] de strijkbout op het linker gedeelte van mijn voorhoofd zette. Ik voelde dat de strijkbout bloedheet was en ik voelde daarbij enorme pijn. Ik heb mij proberen af te weren.[verdachte] en [medeverdachte 1] begonnen toen weer op mij in te slaan.[verdachte] en [medeverdachte 1] zijn toen weer verder gegaan met slaan. Ze bleven mij vragen naar het horloge. [medeverdachte 1] pakte vervolgens weer de strijkbout en zette die weer op mijn gezicht. Het deed op dat moment zoveel pijn dat ik de naam van een vriend heb genoemd. Ik heb de naam van [getuige 1] genoemd.
(blz. 42)
[medeverdachte 1] en[verdachte] stopten vervolgens met mij pijn te doen. We zijn vervolgens met z’n drieën naar beneden gelopen. Ik zag dat [medeverdachte 2] in de woonkamer zat.
[medeverdachte 2] kreeg vervolgens een whatsapp berichtje dat [getuige 1] in een Shisa lounge was. [medeverdachte 1] en[verdachte] zijn vervolgens alle Shisa lounges afgegaan om te kijken of [getuige 1] daar was.
In de tussentijd bleef ik achter in de woning met [medeverdachte 2]. Ik moest van [medeverdachte 2] mijn kleding uittrekken. Ik zag dat [medeverdachte 2] roze huishoudhandschoenen aandeed en mijn kleding in de wasmachine stopte. Mijn kleding, bruin polo shirt, grijze spijkerbroek en sokken zijn daar gewassen. Ik moest van [medeverdachte 2] gaan douchen om het bloed van mij af te wassen en de pluisjes uit mijn haar te wassen.
Toen ik aan het douchen was zag ik dat [medeverdachte 2] met een dweil naar boven ging. Na het douchen moest ik beneden wachten samen met [medeverdachte 2]. Na ongeveer 1,5 uur kwamen [medeverdachte 1] en[verdachte] weer terug bij de woning. Ze hadden [getuige 1] niet gevonden.
Ik hoorde dat[verdachte] zei dat ik rond 05.00 uur of 06.00 uur naar huis mocht. [medeverdachte 1] zag dat de pluisjes nog niet uit mijn haar waren en dus moest ik nogmaals douchen.
Vervolgens moest ik tegen mijn wil wachten tot het 05.00 uur was. Om ongeveer 04.00 uur kreeg ik mijn kleding terug. Ik moest daarna ook een doekje over mijn schoenen halen omdat daar mogelijk ook bloed op zat. De jas die ik aanhad kreeg ik niet meer van ze terug. Ook had[verdachte] mijn simkaart uit mijn mobiele telefoon gehaald.
Voordat ik weg mocht uit de woning hebben [medeverdachte 1] en[verdachte] tegen mij gezegd dat ik tegen iedereen moest zeggen dat ik om 23.00 uur al weg was gegaan en dat ik de trein van 23.30 uur naar huis had genomen. Ik mocht geen contact met [getuige 1] opnemen.
(blz. 43)
Vervolgens mocht ik de woning verlaten. Ik ben toen naar een vriend van mij gelopen, genaamd [getuige 3].
Proces-verbaal verhoor aangever [benadeelde] d.d. 16 juni 2014 (blz. 164 t/m 173):
(blz. 164)
Ik ben vandaag toevallig naar de dokter geweest. De blauwe plek op mijn arm doet nog veel pijn. Mijn oog is nog een klein beetje blauw. Op mijn linkerpols heb ik nog brandwonden van het strijkijzer.
(blz. 165)
Ik ken [medeverdachte 1] via [medeverdachte 2]. Ik ben misschien 5 tot 10 keer in zijn woning geweest.
(blz. 166)
Ik heb met [betrokkene 2] van jas geruild. Ik heb zijn jas gekregen, een Stone Island. Dit is ook de jas die ik aanhad tijdens het incident. Ik heb die Stone Island jas voor het laatst gezien van woensdag op donderdag in het huis van [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] had na het incident de jas in een witte plastic zak gedaan omdat ik hem niet meer mee kon nemen omdat er allemaal gaten in zaten en omdat er bloed op zat. Later heeft [medeverdachte 2] de jas er weer uitgehaald om het logo eraf te halen. [medeverdachte 2] had roze huishoudhandschoenen aan toen hij de jas in de witte plastic tas stopte.
(blz. 167)
Ik wist niets van een horloge en weet dat nu nog steeds niet.
(blz. 168)
U laat mij een Blackberry zien die inbeslaggenomen is. Ik herken deze telefoon aan de scheur in het scherm en aan de batterij. Ik open de telefoon en herken de simkaart als mijn simkaart. Ik heb voor 100 % mijn telefoon niet geruild met [medeverdachte 1].
Ik was toen in de woning en de hele tijd werd ik met een schroevendraaier geprikt. Ik droeg toen die Stone Island jas.
De schroevendraaier had een rood handvat.
U vraagt mij hoe de strijkijzer eruit zag, waarmee ik werd mishandeld. Het strijkijzer was hoofdzakelijk wit met mogelijk lichtblauw maar dat weet ik niet zeker.
(blz. 169)
Mijn gezicht bloedde wel voordat [medeverdachte 1] het strijkijzer op mijn gezicht zette.
[verdachte] was degene die als eerste begon met slaan en niet stopte.[verdachte] bepaalde wat er gebeurde. [medeverdachte 1] deed wel alles met de schroevendraaier en het strijkijzer.
[verdachte] is klein en rond de 27 jaar oud. Het is een Molukse jongen met een getinte huidskleur. Hij heeft een klein buikje. Hij heeft zwart haar. Hij had zijn haar naar achteren gekamd. Ik ken[verdachte] van gezicht.
Mijn bloed is opgeruimd door [medeverdachte 2] met een rode zakdoek. Die heeft [medeverdachte 2] de volgende dag weggegooid.
(blz. 170)
Toen [medeverdachte 1] en ik de volgende dag naar de bank gingen, bloedde mijn hand nog. Ik had daar een kleine rode handdoek omheen.
Verklaring aangever [benadeelde] als getuige tegenover de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank d.d. 14 november 2014:
U vraagt of ik bij de politie naar waarheid heb verklaard. Ja, niets meer en niets minder. Ik heb daar precies verteld hoe het is gegaan.
U vraagt door wie ik ben mishandeld. Door [medeverdachte 1] en door[verdachte] .
Bij het winkelcentrum in [plaats 6] heeft[verdachte] inderdaad gezegd dat ik mee moest. U vraagt of ik vrijwillig ben meegelopen. Nee, dat was onder druk. Ze wilden wat met me uitpraten. Met ‘ze’ bedoel ik [medeverdachte 1] en[verdachte]. De manier waarop ze zeiden dat ik mee moest was niet vriendelijk. Ik ben onder druk meegegaan.[verdachte] zei dat ik mee moest, maar [medeverdachte 1] vulde hem aan.
U vraagt wie het meest dreigend overkwam. Bij het winkelcentrum[verdachte], maar in het huis allebei, [medeverdachte 1] en[verdachte].
Op vragen van mr. Mühren antwoord ik het volgende:
U vraagt of er de eerste dag geweld is gebruikt, voordat we het huis ingingen. Ja, in de auto heb ik een elleboog van[verdachte] gekregen, waardoor een stukje tand is afgebroken en mijn neus meteen dik was. Daarna is er alleen geweld in huis gebruikt.
U vraagt of[verdachte] mij in huis ook woordelijk heeft bedreigd. Ja, maar daar heb ik niet zo op gelet. Ik probeerde vooral alles af te weren dat naar mijn hoofd kwam. Ik was alleen daar mee bezig. Op mijn lichaam liet ik het maar gaan.
U vraagt mij chronologisch te beschrijven welk geweld daar in huis is gebruikt.
Ik heb eerst beneden van[verdachte] een vuistslag gekregen, in mijn gezicht. Daarna heb ik boven klappen gekregen van [medeverdachte 1] en[verdachte]. Ik voelde dat ze moe werden en daarna hebben ze me ook getrapt. Ook voelde ik dat ik gestoken werd. Ik had een winterjas aan, maar ik voelde prikken. [medeverdachte 1] had een schroevendraaier in zijn hand en bij[verdachte] heb ik een soort buis met een sleepoog gezien. [medeverdachte 1] is naar een andere kamer gegaan en kwam terug met een strijkbout. Ik heb die eerst nog afgeweerd, maar die is daarna op mijn hoofd terechtgekomen.
In het begin ben ik trouwens ook nog met een riem geslagen. Dat deed[verdachte]. Na een paar keer brak de gesp. [medeverdachte 1] stond met een schroevendraaier te steken en[verdachte] sloeg met die buis. Ik heb gevoeld dat dat sleepoog hard op mijn hoofd is gekomen.
Verklaring getuige O. [getuige 1] tegenover de rechter-commissaris voornoemd d.d. 14 november 2014:
[medeverdachte 2] ken ik van gezicht. Mijn vader woont in[plaats 1] en hij woont daar ook. Ik heb ook bij hem op school gezeten en we groeten elkaar. [medeverdachte 1] ken ik ook. Hij woont sinds kort in [plaats 2]. Ik heb hem misschien twee of drie keer gesproken. Ik ben één keer bij hem thuis geweest bij een feestje.
Het klopt dat we die woensdagavond, dat kan 4 juni 2014 geweest zijn, bij het winkelcentrum stonden in [plaats 6]. Ik was daar met [benadeelde] en verder waren er een heleboel jongens. Er kwamen inderdaad op een gegeven moment wat jongens aanlopen waarvan ik alleen [medeverdachte 1] kende. Verder zat er een dikke Nederlandse jongen bij en een paar getinte jongens. Ik stond op een afstandje maar ik begreep dat het gesprek over een horloge ging dat [benadeelde] zou hebben. Vervolgens is [benadeelde] met hun meegelopen.
U vraagt wanneer ik [benadeelde] daarna weer gezien heb. De dag daarna, bij zijn school.
U vraagt hoe [benadeelde] op dat moment eruit zag. Mishandeld, in elkaar geslagen. Hij had een dik gezicht, later zag ik dat hij overal op zijn armen en op zijn lichaam blauwe plekken had. [benadeelde] is een goede vriend van mij en heeft mij dat later laten zien.
Toen [benadeelde] mij vertelde hoe het was gegaan, zei hij dat [medeverdachte 1] het ergste had gedaan. Verder waren er wat Molukkers bij die ook wat hebben gedaan, maar hij heeft geen namen genoemd. Hij zei dat hij was mishandeld door [medeverdachte 1]. Ik vroeg of er nog anderen waren en daarop zei hij ‘ja’. Nu herinner ik me wel dat [benadeelde] iets heeft gezegd over kleding wassen door [medeverdachte 2].
Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] (moeder slachtoffer) – blz. 51 t/m 55:
(blz. 52)
In de nacht van 3 op 4 juni 2014 is [benadeelde] niet thuis gekomen. De volgende dag rond 18.00 uur, stonden er twee jongens voor de deur van mijn woning. Ik herkende één van die jongens als [medeverdachte 2]. De andere jongen heb ik ooit een keer gezien. Die kwam [benadeelde] toen ophalen in een ivoorkleurige Fiat 500. Ik weet dat hij [medeverdachte 1] van zijn voornaam heet.
Ik hoorde [medeverdachte 1] vervolgens tegen mij zeggen dat hij een Rolex horloge miste uit zijn woning. Hij beschuldigde [benadeelde] hiervan.
Later kwam [benadeelde] thuis, rond 20.00 uur. Ik vertelde toen dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aan de deur waren geweest en dat ze hem beschuldigden van diefstal van een Rolex. [benadeelde] vertelde mij dat hij het niet gedaan had.
Hierop is [benadeelde] rond 21.30 uur weer weggegaan. Omstreeks 01.15 uur was [benadeelde] nog steeds niet thuis. Ik heb whatsapp contact gehad met [getuige 3]. Hij stuurde mij rond 06.03 uur een berichtje dat [benadeelde] veilig bij hem was. Hij berichtte mij dat hij [benadeelde] voor zijn deur had aangetroffen zonder jas.
(blz. 53)
Omstreeks 07.15 uur kwam [benadeelde] thuis. Ik zag dat hij behoorlijk in elkaar geslagen was. Ik zag namelijk dat zijn hele gezicht rood en opgezwollen was. Ik zag ook dat er een rood gekleurde afdruk over de helft van zijn gezicht zichtbaar was. Ik zag dat zijn neus en mond helemaal dik waren. Ik zag ook dat één van zijn ogen opgezwollen was.
(blz. 54)
Even later stonden [getuige 3] en [betrokkene 3]bij ons voor de deur. Ik hoorde toen dat [benadeelde] aan [betrokkene 3] vertelde dat zijn gezicht bewerkt was met een hete strijkbout. Dit zou zijn gebeurd in de woning van [medeverdachte 1] in [plaats 2].
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant S.M Pereboom– telefonisch verhoor getuige [getuige 3] (blz. 61 en 62):
Op 8 juni 2014 heb ik telefonisch contact opgenomen met getuige [getuige 3]. Ik deelde hem mee dat door [benadeelde] aangifte was gedaan en dat we van hem een getuigenverklaring op wilden nemen.
Kort samengevat verklaarde de getuige [getuige 3] dat:
  • Hij van [benadeelde] had gehoord dat [benadeelde] klappen heeft gehad in een woning nabij het Marktplein in [plaats 2], alwaar [benadeelde] is vastgehouden;
  • [benadeelde] afgelopen donderdagochtend om ongeveer 06.00 uur telefonisch contact met hem opnam;
  • Dat hij belde met de telefoon van iemand die hij straat tegen was gekomen;
  • Dat hij vroeg of hij bij hem langs mocht komen;
  • Dat hij zag dat [benadeelde] onder de verwondingen zat en dat zijn kop in elkaar was geslagen, waardoor zijn gezicht was opgezwollen;
  • Dat [benadeelde] lopend aankwam, zonder jas;
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant S.M. Pereboom d.d. 8 juni 2014 ( blz. 63 + fotobijlagen op blz. 64 t/m 68):
Op 8 juni 2014 werd door [benadeelde] aangifte gedaan. In deze aangifte verklaarde hij over het feit dat foto’s van zijn letsel waren gemaakt door [getuige 3] op 6 juni 2014.
Hierop heb ik contact gezocht met [getuige 3]. [getuige 3] zei dat hij geen namen wilde noemen maar dat hij wel de foto’s wilde sturen aan mij.
Hierop heb ik een mail ontvangen van de getuige [getuige 3] met daarin als bijlage de door hem gemaakte foto’s van het letsel.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten L. Slotboom en X.C.M.L. Dalm d.d. 9 juni 2014 – verhoor getuige [getuige 5] – ( blz. 73 en 74):
Nadat wij [getuige 5] vertelden dat wij het een en ander in een proces-verbaal van bevindingen zouden neerzetten hoorden wij [getuige 5] het volgende verklaren.
“Op het [plaats 7] is door iemand, die met [medeverdachte 1] was, uitgehaald naar [getuige 1]. Er werd iets geroepen over een horloge.
Ik heb gehoord dat [benadeelde] is bewerkt met een strijkijzer. Ik heb ook het letsel gezien.
Op het moment dat [benadeelde] naar binnen werd gebracht op de [plaats 8] was ik daar ook met wat vrienden. Ik ging toen eigenlijk net weg. Later hoorde ik dat hij daar uren is mishandeld”.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant C. Schippers d.d. 11 juni 2014 ( doorzoeking woning) – (blz. 80 t/m 82):
Op 8 juni 2014 te 21.50 uur werd [medeverdachte 1] buiten heterdaad met toestemming van de officier van justitie mevr. E. Visser aangehouden.
Collega Vooren heeft, nadat [medeverdachte 1] was aangehouden, hem gevraagd of hij toestemming gaf om zijn woning te doorzoeken. Verdachte [medeverdachte 1] gaf toestemming voor het doorzoeken van zijn woning. Op 8 juni 2014 te 21.55 uur is gestart met de doorzoeking van de woning.
Op de eerste verdieping van de woning werden de navolgende goederen aangetroffen en inbeslaggenomen:
  • Mobiele telefoon, Blackberry, type bold, aangetroffen op de leuning van de bank ( foto op blz. 87);
  • Mobiele telefoon, Iphone 5c, aangetroffen op de leuning van de bank;
  • Schroevendraaier met rood heft, aangetroffen op de leuning van de bank (foto op blz. 87 en 93;
  • Huishoudhandschoenen roze van kleur. Aangetroffen in een emmer in een keukenkastje onder de gootsteen (foto op blz. 90);
  • Een riem zonder gesp, aangetroffen op de bank onder een hoopje kleding (foto op blz. 86 en 89);
  • Een gesp zonder riem, aangetroffen op de bank onder een hoopje kleding (foto op blz. 86 en 89);
  • Een trekoog, aangetroffen op de bank (foto op blz. 85 en 91);
  • Een stofzuigerzak met daarin pluisjes. Aangetroffen in de stofzuiger die voor de televisie stond;
  • Een drinkglas met mogelijk bloed erop, aangetroffen tussen het bed en het matras dat op de grond lag;
  • Een stoomstrijkijzer met mogelijk bloed erop, aangetroffen tussen het bed en het matras dat op de grond lag (foto op blz. 88, 95 en 96);
  • Een jas van het merk Stone Island, aangetroffen in de vaste kast
  • Een nat papiertje met mogelijk bloed erop.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant C. Schippers d.d. 11 juni – onderzoek filmpje, foto en chatgesprek op telefoon verdachte [medeverdachte 1]
( blz. 104 t/m 107):
Op 9 juni 2014 kreeg ik het verzoek om in het onderzoek 11Alburtis ondersteuning te verlenen met betrekking tot het uitlezen van een telefoon merk Apple, type Iphone 5c met het IMeinummer 358546052429701, inbeslaggenomen onder de verdachte [medeverdachte 1] .
(blz. 106)
In het chatprogramma van Whatsapp heb ik een gesprek aangetroffen wat plaatsvindt tussen verdachte [medeverdachte 1] en een persoon genaamd [verdachte]. Het telefoonnummer wat [verdachte] gebruikt betreft [telefoonnummer 1]. Later blijkt het telefoonnummer op naam te staan van [verdachte].
In het gesprek is het navolgende te lezen:
[verdachte]: Zei die [benadeelde] nog wat hoop voor m. geen aangifte
[medeverdachte 1]: Want hoe gaat ie zo tof doen op dat centrum
[medeverdachte 1]: Nee gaat niks gebeuren met [benadeelde]
[verdachte]: Deed ie stoer dan ? Scheet in z’n broek wou uithalen maar mis, hahahaha
[medeverdachte 1]: Ja maar bedoel toch durft ie nog keihard te liegen dat ie er niks mee te maken had.
[verdachte]: maar faya want [benadeelde] heeft gepraat hahah
[verdachte]: Ok maar die [getuige 1] heb je al gesproken
[medeverdachte 1]: nee man
[verdachte]: ok, die is nu bang weet natuurlijk dat [benadeelde] heeft gelukt
[medeverdachte 1]: ja, denk ’t maar ze hadden me gisteravond nog geappt wat er met [benadeelde] was
[medeverdachte 1]: Ik zei dat ie niets gezegd had
[medeverdachte 1]: en dat we hem hebben laten gaan
[verdachte]: wie bosde hem eigenlijk alleen jij en ik
[medeverdachte 1]: nee, anderen maar dat was [getuige 1] bij
[verdachte]: volgens mij zag die dr wel foktop uit ouwe ha hah
[medeverdachte 1]: ja man gap
[verdachte]: Pfff straks gaan die ouders scotoe
[medeverdachte 1]: kan, maar [benadeelde] moet zelf aangifte doen
[verdachte]: ja, idd
[verdachte]: doet ie niet, hahah
[verdachte]: maar heeft wel geholpen, anders zou je ’t niet weten
[medeverdachte 1]: ben net bij z’n chick geweest
[medeverdachte 1]: die heeft het niet
(blz. 108)
[medeverdachte 1]: we zijn nu [benadeelde] halen (verzonden 12.41 uur)
[medeverdachte 1]: uit z’n les
[verdachte]: met wie ben je?
[medeverdachte 1]: [medeverdachte 2]
[verdachte]: zijn jullie al met [benadeelde] ?
[medeverdachte 1]: wacht alleen ff tot ie uit die les komt (verzonden 13.20 uur)
[verdachte]: [getuige 1] had er niks mee te maken
[medeverdachte 1]: nee
[medeverdachte 1]: Ben nu met [getuige 1]
[medeverdachte 1]: en [benadeelde] was er net (verzonden 13.25 uur)
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant C. Schippers + foto’s letsel aangever [benadeelde] ( blz. 122 t/m 163 ):
Het letsel dat aangever [benadeelde] aan de zware mishandeling heeft overgehouden is fotografisch vastgelegd door collega H. Roeper van de afdeling forenische opsporing.
Tijdens het nemen van de foto’s zag ik bij aangever [benadeelde] het volgende letsel:
  • Blauw rechteroog
  • Blauwe linkeroor
  • Blauw rechteroor
  • Soort schaafwond op linkerwang
  • Soort schaafwond boven linker wenkbrauw
  • Meerdere wondjes op gezicht en hoofd
  • Blauwe plek op gehele linker bovenarm inclusief schouder
  • Meerdere korsten op gehele linker bovenarm
  • Meerdere blauwe plekken op gehele rechterarm
  • Open wond op rechterhand naast duim
  • (prik)gaatje en blauwe plek in rechterzij
  • Meerdere wonden linker onderbeen
  • Meerdere blauwe plekken op rechter onderbeen
Tijdens de doorzoeking is een schroevendraaier met rood heft aangetroffen op de leuning van de bank in de woonkamer. Tijdens de doorzoeking is de (kapotte) jas van aangever [benadeelde] aangetroffen in een kast in de slaapkamer. Uit die jas kwamen meerdere pluisjes. De pluisjes uit de jas zijn ook aangetroffen in de stofzuigerzak die in de aldaar aanwezige stofzuiger zat.
Tijdens de doorzoeking is er een riem, waarvan de gesp eraf lag, aangetroffen op de bank in de woonkamer onder een hoopje kleding. Tijdens de doorzoeking is er op de bank in de woonkamer een trekoog aangetroffen. Tijdens de doorzoeking is een stoomstrijkijzer aangetroffen in de slaapkamer. Op het strijkijzer zat vermoedelijk bloed. Van het bloed is een DNA monster afgenomen en veiliggesteld.
Nadat aangever [benadeelde] zwaar is mishandeld zijn door een vriend van hem, [getuige 3] , foto’s aangeleverd bij de politie. Deze foto’s zijn gemaakt op 6 juni 2014. Op de foto’s is te zien dat de aangever meerdere verwondingen heeft in zijn gezicht. Op de rechterhelft van zijn gezicht is een verwonding te zien met daarin een soort rond patroon (blz. 158). Dit patroon komt op het zich overeen met de voet van het stroomstrijkijzer.
Tijdens de doorzoeking zijn er in het gootsteenkastje een paar roze huishoudhandschoenen aangetroffen. Van de handschoenen is een DNA monster afgenomen en veiliggesteld.
Een geschrift, zijnde een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 28 augustus 2014 ( onderzoek letsel in gezicht slachtoffer [benadeelde]) – separaat rapport:
Vraagstelling: Is het letsel in het gezicht veroorzaakt door hete/warme strijkbout en past het letsel bij de strijkbout op de foto ?.
Interpretatie en beantwoording:
De scherp begrensde rode, deels verheven huidverkleuringen links op het voorhoofd en op beide jukbeenderen berusten op lokale bloedvatverwijding en zwelling, met plaatselijke huidbeschadigingen, passend bij eerstegraads en mogelijk tweedegraads brandwonden.
De hoekige en afgeronde vormen, en het patroon bestaande uit regelmatig gerangschikte ronde verkleuringen kunnen passen bij de gegeven verklaring van de op het fotomateriaal afgebeelde hete strijkijzer als veroorzakend voorwerp.
Een geschrift, zijnde de DNA rapportage van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 13 augustus 2014 (blz. 336 en 337):
Bemonstering bloed strijkijzer bevat DNA slachtoffer [benadeelde] – matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
Bemonstering vouw rode schroevendraaier bevat onvolledig DNA profiel slachtoffer [benadeelde] – matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard.
Bemonstering binnenzijde linker huishoudhandschoen en binnenzijde rechter huishoudhandschoen bevat DNA mengprofiel van Y. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2]. [benadeelde] kan niet worden uitgesloten.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant N.J. Bakker d.d. 19 augustus 2014 ( blz. 178):
Op 18 juli 2014 heb ik telefonisch contact opgenomen met de aangever [benadeelde]. Ik vroeg wie hem had geslagen met de trekstang. [benadeelde] verklaarde dat [medeverdachte 1] hem hiermee had geslagen. Ik vroeg hem of[verdachte] hem ook had geslagen met de trekstang. Ik hoorde dat [benadeelde] mij vertelde dat[verdachte] hem 1 of 2 keer met de trekstang had geslagen.
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant C. Schippers d.d. 17 juni 2014 (blz. 192 t/m 197):
Op 17 juni 2014 heb ik de gesprekken in het chatprogramma whastapp uit de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] nader bekeken. Ik heb een gesprek gevonden dat plaatsvindt tussen verdachte [medeverdachte 1] en een persoon te zijn genaamd Pvb. 5 juni te 12.41 uur:
[medeverdachte 1]: problemen man
Pvb: Whatup
(blz. 193)
[medeverdachte 1]: horloge is gestolen
[medeverdachte 1]: Door die [betrokkene 4]
[medeverdachte 1]: Heb jij niet een ding voor me
Pvb: nee, heb ik niet
[medeverdachte 1]: Ok dan regel ik het zelf
Pvb: weet je het zeker
[medeverdachte 1]: 100 %
Pvb: hij weet dat je mijn neefje bent toch
[medeverdachte 1]: met nog een ander
[medeverdachte 1]: Die ander ben ik nu uit zn school trekken (verzonden 12.51 uur)
[medeverdachte 1]: straks is [betrokkene 4] aan de beurt
[medeverdachte 1]: Maar dacht als je zon ding hebt
[medeverdachte 1]: Blaas ik hem meteen
(blz. 194)
[medeverdachte 1]: Hij ontkent van alles
Pvb: heb je hem gesproken ?
[medeverdachte 1]: ja gister
[medeverdachte 1]: ik heb gister al iemand aangepakt die erbij betrokken was
[medeverdachte 1]: daarop ben ik nu aan het wachten bij zn lokaal
Pvb: doel is klokkie terug
[medeverdachte 1]: wat
Pvb: dus druk zetten
[medeverdachte 1]: ja ben ik nu mee bezig
Pvb: waar ben je
[medeverdachte 1]: Haarlem
[medeverdachte 1]: anders gaan zn ouders 8 ruggen bij de bank halen
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant N.J. Bakker d.d. 18 augustus 2014 – analyse printlijsten telefoons verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] (blz. 231 t/m 247):
(blz. 238)
Aangever [benadeelde] heeft aangifte gedaan van opzettelijke vrijheidsberoving en zware mishandeling. Hij verklaarde dat hij in de nacht van woensdag 4 juni 2014 op donderdag 5 juni 2014, in de woning aan de [plaats 8] 239a te [plaats 2] vastgehouden en mishandeld was.
(blz. 239)
Hij verklaarde in zijn aangifte eveneens dat [medeverdachte 1] en[verdachte] midden in de nacht uit de woning zijn weggegaan om de zoeken naar [getuige 1]. [medeverdachte 1] en[verdachte] zouden daarbij alle shisha lounges in Amsterdam zijn afgereden op zoek naar [getuige 1]. Aangever [benadeelde] verklaarde dat hij in de woning op dat moment alleen was achtergebleven met [medeverdachte 2]. [benadeelde] verklaarde dat [medeverdachte 1] en [verdachte] na ongeveer 1,5 uur weer terug kwamen
(blz. 239)
Na analyse van de printlijst van de telefoon van P. [verdachte] met het nummer [telefoonnummer 1] is gebleken dat P. [verdachte] om 23.26.20 uur zich in [plaats 2] bevindt in de nabije omgeving van de woning aan de [plaats 8] 239a. Na analyse van de printlijsten is te zien dat hij zich om 00.12.56 vermoedelijk met de auto verplaatst naar Amsterdam en dat hij om 00.59.05 uur belt met het nummer van [medeverdachte 2]. [verdachte] bevindt zich op dat moment vermoedelijk op de terugweg naar [plaats 2]. Op 5 juni 2014 te 01.26.15 uur is te zien dat P. [verdachte] terug is in [plaats 2] waarbij er gebruik gemaakt wordt van een mast die is gelegen op de Zilverschoonlaan te Krommenie.
(blz. 241)
Na analyse van de printlijst van het nummer [telefoonnummer 2] van Y. [medeverdachte 1] is gebleken dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 5 juni 2014 omstreeks 04.00 uur onder het bereik is van een zendmast die gelegen is op de Aanlegstraat in [plaats 9]. Op 5 juni vóór 04.00 uur is de telefoon van [medeverdachte 1] niet onder het bereik van een zendmast. Voornoemde zendmast ligt in de nabije omgeving van de woning van [medeverdachte 1].
(blz. 243)
Na analyse van de printlijst van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] van [medeverdachte 2] is op te maken dat [medeverdachte 2] zich vanaf woensdag 4 juni 2014 te 20.44.53 uur tot donderdag 5 juni 2014 te 10.17.40 uur ophield in de omgeving van [plaats 2]. Aangever [benadeelde] heeft verklaard dat [medeverdachte 2] ook daadwerkelijk de gehele nacht aanwezig was in de woning aan de [plaats 8] 239A te [plaats 2]. De zendmasten waar het telefoonnummer van [medeverdachte 2] gebruik van maakte zijn gelegen in de nabije omgeving van de woning van Y. [medeverdachte 1].
Het proces-verbaal van het 1e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 9 juni 2014 (blz. 260 t/m 269):
(blz. 269)
U houdt mij voor dat er ook de naam[verdachte] wordt genoemd. Hij heet volgens mij van zijn achternaam [verdachte].
Het proces-verbaal van het 2e verhoor van verdachte [medeverdachte 1] d.d. 11 juni 2014 ( blz. 270 t/m 283):
(blz. 273)
Ik leen mijn telefoon eigenlijk nooit uit.
Ik heb het telefoonnummer van[verdachte]. Hij staat als[verdachte] in mijn telefoon.
(blz. 278)
De trekstang die in de woonkamer is aangetroffen is van mij. De zware leren riem op de bank is van mij.
(blz. 280)
De bruine broek die in de badkamer is aangetroffen is van mij. Ik weet niet hoe die bloedvlek op deze broek komt.
(blz. 281)
U houdt mij voor dat in de slaapkamer een strijkijzer is aangetroffen. Dit strijkijzer is van mij.
De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 17 maart 2015:
Ik zat op 4 juni 2014 in die auto met [benadeelde]. We hebben daarna in de woning van [medeverdachte 1] gezeten. [benadeelde] was ook in die woning.
3.5.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft in zijn pleitnota betoogd dat de aangever er belang bij had om aangifte te doen en om deze aangifte op onderdelen aan te dikken nu hij daardoor wordt beschouwd als slachtoffer van ernstige strafbare feiten en hij daarmee de verdenking, dat hij een horloge van de medeverdachte had gestolen, kon afwenden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weliswaar op 4 juni en de daarop volgende nacht in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] aanwezig is geweest en daar ook het slachtoffer [benadeelde] heeft gezien. Hij heeft hem echter met geen vinger aangeraakt en geen letsel bij hem gezien. Hij betwist voorts het slachtoffer van zijn vrijheid te hebben beroofd.
De rechtbank is van oordeel dat er geen enkele reden is om de twijfelen aan de betrouwbaarheid en geloofwaardigheid van de verklaring van de aangever, die op verschillende momenten tegenover verschillende personen een consistente verklaring heeft afgelegd over hetgeen hem is overkomen. Deze verklaring wordt bovendien op meerdere punten ondersteund door verklaringen van getuigen en technisch bewijs, zoals hiervoor onder 3.3. opgenomen.
Ten aanzien van feit 2 primair overweegt de rechtbank dat verdachte en zijn medeverdachte door de bewezenverklaarde geweldshandelingen de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat het slachtoffer door deze handelingen zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. Immers alleen al door het meerdere malen op ongeremde wijze steken van een persoon met een schroevendraaier in zijn lichaam en het schoppen van iemand tegen een kwetsbare plek als het hoofd bestaat het risico dat die persoon daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt.
De verklaring van verdachte dat hij zich weliswaar die avond met [benadeelde] in de woning van medeverdachte [medeverdachte 1] bevond maar het slachtoffer toen met geen vinger heeft aangeraakt, dat hij geen idee heeft hoe het slachtoffer aan de verwondingen is gekomen en verdachte alsdan ook niet van zijn vrijheid heeft beroofd, zal de rechtbank gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen als volstrekt ongeloofwaardig terzijde schuiven.
3.6.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
hij omstreeks 4 juni 2014 te[plaats 1] en te [plaats 2], gemeente
[plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk [benadeelde] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader
- die [benadeelde] gedwongen plaats te nemen in een auto en vervolgens
- die [benadeelde] met kracht een zogenaamde elleboogstoot in het gezicht gegeven en
vervolgens
- die [benadeelde] vervoerd naar een woning in [plaats 2] en vervolgens
- die [benadeelde] gedwongen die woning binnen te gaan en vervolgens
- die [benadeelde] gedwongen naar de slaapkamer van die woning te gaan en
vervolgens
- die [benadeelde] in die slaapkamer gedurende enige tijd mishandeld en
bedreigd, bestaande die mishandeling uit het meermalen slaan en stompen en het slaan met een stalen buis tegen het lichaam van die [benadeelde] en het schoppen tegen het hoofd en het lichaam van die [benadeelde] en het steken met een schroevendraaier
in het lichaam van die [benadeelde] en het houden van een heet strijkijzer tegen het gezicht van die [benadeelde] en bestaande die bedreiging uit het voor althans dichtbij het hoofd van die [benadeelde] houden van een heet strijkijzer en daarbij dreigend zeggen: "Ga je
nu zeggen wie het is of wil je de rest van leven met een strijkbout op je
voorhoofd lopen";
Feit 2:
Primair
hij omstreeks 4 juni 2014 te [plaats 2], gemeente [plaats 3], tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- een heet strijkijzer tegen het hoofd van die [benadeelde] heeft gedrukt en
- die [benadeelde] meermalen tegen het hoofd althans het lichaam heeft geslagen en gestompt en geschopt en
- met een schroevendraaier in het lichaam van die [benadeelde] heeft gestoken/geprikt en
- met een stalen pijp/buis tegen het lichaam van die [benadeelde] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
Feit 2 primair:
medeplegen van poging tot zware mishandeling.
De rechtbank volgt het standpunt van de raadsman dat sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2 primair.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdachte/de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat geen hogere straf moet worden opgelegd dan de tijd die door verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht. Indien de rechtbank tot een hogere straf komt, verzoekt de raadsman om daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden de meldplicht en de behandelverplichting, zoals geadviseerd door de Reclassering Nederland.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is betrokken geweest bij de vrijheidsberoving en de mishandeling van het slachtoffer [benadeelde] . Het slachtoffer is meegenomen naar de woning van medeverdachte en is daar uren vastgehouden en ernstig mishandeld en bedreigd. Het was verdachte en zijn medeverdachte daarbij slechts te doen om duidelijkheid te krijgen over een Rolexhorloge dat van de medeverdachte zou zijn gestolen.
Verdachte heeft door zijn handelen grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. De omstandigheid dat het slachtoffer door het handelen van verdachte geen zwaar of blijvend lichamelijk letsel heeft bekomen is een gelukkige omstandigheid die echter geenszins aan verdachte of zijn medeverdachte is te danken.
De door verdachte en zijn medeverdachte gepleegde feiten zijn misdrijven die een grote inbreuk maken op de rechtsorde en gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers in het bijzonder en in de samenleving in het algemeen veroorzaken.
Uit de door zijn advocaat voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer nog steeds psychische problemen ondervindt als gevolg van het handelen van verdachte en zijn medeverdachte.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 12 juni 2014, waaruit blijkt dat verdachte op 6 september 2013 terzake openlijk geweld is veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uren subsidiair 70 dagen hechtenis.
- het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport door mevr. M. Rovers, reclasseringswerker, gedateerd 2 december 2014. In dit rapport wordt geadviseerd om verdachte te veroordelen tot een deels voorwaardelijke straf waaraan als bijzondere voorwaarden dienen te worden gekoppeld de meldplicht en de verplichting tot ambulante behandeling.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ernst van de feiten, niet kan worden volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel dat gelijk is aan de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank heeft bij de hoogte van de straf voorts aansluiting gezocht bij hetgeen in soortgelijke zaken aan straf pleegt te worden opgelegd. Alles afwegende acht de rechtbank een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur passend en geboden. De rechtbank zal daarbij bepalen dat een gedeelte van de straf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met, en verplichte begeleiding door de Reclassering Nederland noodzakelijk. Voorwaarden van die strekking zullen aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.863,50 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het de ten laste gelegde feiten zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde materiële schade bestaat uit:
eigen risico zorgverzekering: € 560,-
Blackberry Bold (2e hands) € 50,-
Poloshirt Moncler € 61,50
Stone Island jas € 399,-
Moncler jas € 700,-
Eigen bijdrage rechtsbijstand € 143,-
Reiskosten € 100,-
De gestelde immateriële schade bedraagt € 850,-.
7.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van het eigen risico zorgverzekering, het Moncler poloshirt, de eigen bijdrage rechtsbijstand en de immateriële schade kan worden toegewezen.
De officier van justitie acht de schade ten aanzien van de Blackberry, de Stone Island jas en de reiskosten onvoldoende onderbouwd en is van mening dat de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de schade niet ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering.
De officier van justitie stelt zich tenslotte op het standpunt dat de vordering ten aanzien van de Moncler jas moet worden afgewezen, nu dit geen schade betreft die door het slachtoffer is geleden.
7.2.
standpunt verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is ten aanzien van de gevorderde materiële schade. Ten aanzien van de immateriële schade stelt de raadsman zich op het standpunt dat deze aanzienlijk moet worden gematigd, gelet op de bepleite vrijspraken ten aanzien van feit 1 en 2 primair. Indien de rechtbank de feiten onder 1 en 2 primair wel wettig en overtuigend bewezen acht, refereert de raadsman zich ten aanzien van de immateriële schade aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van de materiële schade meent de raadsman dat de schadeposten met betrekking tot het eigen risico zorgverzekering, de Blackberry en de reiskosten onvoldoende zijn onderbouwd en dat de behandeling van die posten een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit heeft ook te gelden voor het poloshirt, waarvan niet bekend is bij welk incident dit beschadigd is geraakt, en voor de jassen waarvan ook niet duidelijk is welke jas bij welk incident kapot is gegaan.
De raadsman stelt zich tenslotte op het standpunt dat het slachtoffer zich kosteloos tot het bureau Slachtofferhulp had kunnen wenden en dat de kosten in verband met eigen bijdrage rechtsbijstand voor eigen rekening dienen te komen.
7.3.
oordeel van de rechtbank:
De rechtbank is van oordeel dat de materiële schade ten aanzien van het Moncler shirt en de gemaakte reiskosten, tot een bedrag van € 161,50 rechtstreeks voortvloeit uit de bewezen verklaarde feiten. Ten aanzien van de reiskosten merkt de rechtbank op dat dit een forfaitair bedrag betreft dat de rechtbank, gelet op de onderbouwing daarvan, alleszins redelijk voorkomt. Tevens komt de rechtbank vergoeding van de gestelde immateriële schade van € 850,- billijk voor gelet op de toelichting op de vordering, het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken, tot op heden begroot op € 143,-, zijnde de kosten rechtsbijstand.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde materiële schade ten aanzien van het eigen risico zorgverzekering, de Blackberry en de Stone Islandjas niet voor vergoeding in aanmerking komt, aangezien de vordering op deze punten onvoldoende is onderbouwd en de behandeling hiervan een onevenredige belasting voor het strafgeding oplevert.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de vordering ten aanzien van de Moncler jas moet worden afgewezen nu dit geen rechtstreekse schade betreft.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes bewezen verklaarde handelen [kort gezegd: vrijheidsberoving en poging zware mishandeling] aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 282 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.6 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 3.6 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich na zijn detentie zo spoedig mogelijk meldt bij de Reclassering Nederland, Zijlweg 148-C, 2015 BJ Haarlem;
-zich zal gedragen naar de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, ook indien deze aanwijzingen zullen inhouden dat hij zich ambulant zal laten behandelen door De Waag of een soortgelijke instelling;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden, zolang deze instelling dit, in overleg met de officier van justitie te Haarlem noodzakelijk oordeelt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
[benadeelde]geleden schade tot een bedrag van
€ 1.011,50, bestaande uit € 161,50 voor de materiële en € 850,- voor de immateriële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf
4 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 143,-, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Bepaalt dat indien genoemde bedragen geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Verklaart de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde eigen risico zorgverzekering, de schade ten aanzien van de Blackberry en de Stone Island jas niet-ontvankelijk in de vordering.
Wijst af de gevorderde schade ten aanzien van de Moncler jas.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer
[benadeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van
€ 1.011,50,vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 juni 2014 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door
20 dagenhechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Bepaalt dat voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens de medeverdachte aan de benadeelde partij en/of de Staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
Mr. N. Cuvelier, voorzitter,
mrs. H.E.C. de Wit en D.D.M. Hazeu, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier G.A.M. Delis,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 31 maart 2015.