1.5.Naar aanleiding van de door eiser ingediende verantwoordingen heeft verweerder de hiervoor genoemde primaire besluiten genomen. Verweerder heeft alleen de begeleidingsuren door [naam 3] in 2012 tot een bedrag van € 320,00 goedgekeurd en al het overige afgekeurd.
2. Verweerder heeft in zijn bestreden besluit de ingediende kosten voor zorgverlener [naam 5] (exclusief BTW) coulance halve goedgekeurd en de geboden begeleiding van [naam 4] aangemerkt als bemiddelingskosten (administratiekosten pgb) en daarvoor een bedrag ter hoogte van € 250,00 goedgekeurd. Voorts zijn de kosten voor zorgverlener [naam 3] in zijn geheel goedgekeurd. Voor het overige handhaaft verweerder de primaire besluiten. Verweerder stelt zich daartoe op het standpunt dat de door [naam 2] geleverde zorg behandeling betreft en geen begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het Besluit zorgaanspraken AWBZ (Bza). Het liggeld bij [naam 1] voor eisers boot valt niet onder de limitatieve opsomming van artikel 2 van het Bza waar iemand op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) aanspraak op kan maken. De hulp die eiser ontvangt van het personeel van de werf betreft geen begeleiding als bedoeld in artikel 6 van het Bza.
3. Eiser is van mening dat de door [naam 2] uitgevoerde activiteiten, de werkzaamheden van [naam 4] en het liggeld bij de [naam 1] alle gericht zijn op het verbeteren van de sociale redzaamheid van eiser en derhalve als begeleiding in de zin van artikel 6 van het Bza dienen te worden aangemerkt. Met betrekking tot het liggeld doet eiser een beroep het vertrouwensbeginsel. Door het vorige zorgkantoor, Zorgkantoor Achmea, zijn die kosten steeds goedgekeurd. Bij de overdracht van zijn dossier naar verweerder is eiser niet verteld dat deze kosten niet meer vergoed zouden worden. Met betrekking tot de kosten van [naam 5] stelt eiser dat deze weliswaar vergoed zijn, maar belang te hebben bij een principieel antwoord op de vraag of deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen in verband met toekomstige verantwoordingen.
4. Voor de beoordeling is de volgende wet- en regelgeving van belang, zoals deze gold op 10 april 2014.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AWBZ hebben de verzekerden aanspraak op zorg ter voorkoming van ziekten en ter voorziening in hun geneeskundige behandeling, verpleging en verzorging. Tot deze zorg behoren voorzieningen tot behoud, herstel of ter bevordering van de arbeidsgeschiktheid of strekkende tot verbetering van levensomstandigheden, alsmede maatschappelijke dienstverlening.
Op grond van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de AWBZ kan bij ministeriële regeling worden bepaald dat het College zorgverzekeringen overeenkomstig de in die regeling gestelde regels subsidies verstrekt om verzekerden de mogelijkheid te geven om in plaats van het tot gelding brengen van een aanspraak op grond van deze wet zelf te voorzien in de zorg die zij behoeven.
Deze ministeriële regeling is de Regeling Subsidies AWBZ (hierna: de Regeling).
Op grond van artikel 2.6.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Regeling wordt in deze paragraaf verstaan onder persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en vervoer: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit zorgaanspraken AWBZ, met dien verstande dat de desbetreffende zorg niet door een instelling hoeft te worden verleend.
Op grond van artikel 6, eerste lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ omvat begeleiding door een instelling te verlenen activiteiten aan verzekerden met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, of aan verzekerden met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap die matige of zware beperkingen hebben op het terrein van:
a. de sociale redzaamheid,
b. het bewegen en verplaatsen,
c. het psychisch functioneren,
d. het geheugen en de oriëntatie, of
e. die matig of zwaar probleemgedrag vertonen.
Op grond van artikel 6, tweede lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zijn de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid en strekken die tot voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing van de verzekerde.
Op grond van artikel 6, derde lid, van het Besluit zorgaanspraken AWBZ bestaan de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, uit:
a. het ondersteunen bij of het oefenen met vaardigheden of handelingen,
b. het ondersteunen bij of het oefenen met het aanbrengen van structuur of het voeren van regie, of
c. het overnemen van toezicht op de verzekerde.
Op grond van artikel 2.6.9, eerste lid, van de Regeling worden bij de verlening van het netto persoonsgebonden budget de verzekerde de volgende verplichtingen opgelegd:
a. de verzekerde gebruikt het budget uitsluitend voor betaling van zorg als bedoeld in artikel 2.6.1, onderdeel b of d, en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten;
[…];
e. de verzekerde legt door middel van invulling en ondertekening van een daartoe door het zorgkantoor toegezonden formulier verantwoording af over het gebruik van de voorschotten en eventuele eerder verleende voorschotten voor zover deze laatste nog niet voor betalingen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, waren gebruikt […].