Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
:C/15/218452/HA RK 14-74
1.Procesverloop
zaaknummers 3129174 en 3165331, hierna te noemen: de hoofdzaken.
2.Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd.
Hij heeft ter zitting aangegeven niet helemaal te hebben begrepen wat de brief van
10 oktober 2014 van de griffier precies inhoudt. In die brief is verzoeker onder meer meegedeeld dat het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van de officier van justitie zal worden behandeld op 31 oktober 2014 en dat hij op die zitting een nadere toelichting kan geven. Ter terechtzitting van 31 oktober 2014 heeft hij uitleg over die brief gevraagd en gezegd dat de kantonrechter in de oproep onderkent dat een termijnoverschrijding is geconstateerd. Verzoeker had op dat moment echter nog geen verweer gevoerd. Uit de tekst van de oproep concludeert hij dat de kantonrechter op voorhand al heeft aangenomen dat de officier van justitie gelijk had wat betreft het niet binnen te beroepstermijn indienen van zijn beroepschrift. Verzoeker had de indruk dat de kantonrechter de zaak inhoudelijk niet had voorbereid. Hij heeft daarop het wrakingsverzoek ingediend.
3.Beoordeling
Namens de kantonrechter deel ik u op voorhand mede dat u uw beroep bij de officier van justitie niet binnen de wettelijke beroepstermijn van zes weken heeft ingediend. De kantonrechter komt wegens deze termijnoverschrijding niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van uw zaak, tenzij u op de zitting omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Alleen in dat geval zal de kantonrechter uw zaak wél inhoudelijk kunnen behandelen.