ECLI:NL:RBNHO:2015:2414

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
C/15/218452/HA RK 14-74
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een WAHV-procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 31 oktober 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. J.J. Dijk, de kantonrechter, in verband met een procedure die aanhangig was bij de Rechtbank Noord-Holland. Verzoeker stelde dat de kantonrechter vooringenomen was, omdat deze op voorhand had aangenomen dat verzoeker zijn beroep bij de officier van justitie niet binnen de wettelijke termijn had ingediend. Tijdens de zitting op 30 januari 2015 is verzoeker gehoord, terwijl de kantonrechter en de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie schriftelijk hebben gereageerd op het verzoek. Verzoeker trok zijn wrakingsverzoek in voor de zaak met nummer 3165331, waardoor deze verder buiten behandeling bleef.

De rechtbank heeft de argumenten van verzoeker beoordeeld en vastgesteld dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. In dit geval heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat de kantonrechter vooringenomen was of zich niet op de inhoudelijke behandeling van de zaak had voorbereid.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet kan worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 6 februari 2015 door de wrakingskamer, bestaande uit mr. A.J. Wolfs als voorzitter en mrs. C.A. Dijk en A. van Dongen als leden, in aanwezigheid van mr. I.M. ter Sluis als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer
zaaknummer
:C/15/218452/HA RK 14-74
datum beslissing: 6 februari 2015
Op verzoek van:
[verzoeker],
Verzoeker.

1.Procesverloop

1.1
Op de openbare zitting van 31 oktober 2014 heeft verzoeker de wraking verzocht van mr. J.J. Dijk, hierna te noemen: de kantonrechter, in de bij deze rechtbank, sectie kanton, aanhangige zaken met
zaaknummers 3129174 en 3165331, hierna te noemen: de hoofdzaken.
1.2
De rechter heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Verzoeker, de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie en de kantonrechter zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 30 januari 2015. Verzoeker is verschenen. De kantonrechter en de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie hebben van de geboden gelegenheid, met bericht, geen gebruik gemaakt. Beiden hebben een schriftelijke reactie gegeven.
1.4
Ter zitting heeft verzoeker meegedeeld dat hij het wrakingsverzoek voor zover betrekking hebbend op de zaak met nummer 3165331, intrekt. Die zaak is daarom verder buiten behandeling gebleven.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft in zijn verzoek gesteld dat de kantonrechter vooringenomen is omdat zij op voorhand had aangenomen dat verzoeker het beroep bij de officier van justitie niet binnen de wettelijke beroepstermijn had ingediend en dat verzoeker daartegen geen verweer heeft kunnen voeren.
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd.
Hij heeft ter zitting aangegeven niet helemaal te hebben begrepen wat de brief van
10 oktober 2014 van de griffier precies inhoudt. In die brief is verzoeker onder meer meegedeeld dat het door hem ingestelde beroep tegen de beslissing van de officier van justitie zal worden behandeld op 31 oktober 2014 en dat hij op die zitting een nadere toelichting kan geven. Ter terechtzitting van 31 oktober 2014 heeft hij uitleg over die brief gevraagd en gezegd dat de kantonrechter in de oproep onderkent dat een termijnoverschrijding is geconstateerd. Verzoeker had op dat moment echter nog geen verweer gevoerd. Uit de tekst van de oproep concludeert hij dat de kantonrechter op voorhand al heeft aangenomen dat de officier van justitie gelijk had wat betreft het niet binnen te beroepstermijn indienen van zijn beroepschrift. Verzoeker had de indruk dat de kantonrechter de zaak inhoudelijk niet had voorbereid. Hij heeft daarop het wrakingsverzoek ingediend.

3.Beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich blijkens de overtuigingen en/of het gedrag van de rechter een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert (het subjectieve criterium). Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn (het objectieve criterium). Het subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
3.2
In de door verzoeker genoemde brief staat onder meer het volgende:
Namens de kantonrechter deel ik u op voorhand mede dat u uw beroep bij de officier van justitie niet binnen de wettelijke beroepstermijn van zes weken heeft ingediend. De kantonrechter komt wegens deze termijnoverschrijding niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van uw zaak, tenzij u op de zitting omstandigheden aanvoert en aannemelijk maakt die deze termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Alleen in dat geval zal de kantonrechter uw zaak wél inhoudelijk kunnen behandelen.
3.3
De kantonrechter heeft in haar reactie op het wrakingsverzoek laten weten dat vorenbedoelde brief is opgesteld volgens het landelijk briefmodel in dit soort WAHV-procedures. Zij heeft ter zitting getracht verzoeker uit te leggen dat in een geval als dit, waarin de officier van justitie heeft geoordeeld dat verzoeker zijn beroep bij de officier van justitie na de daarvoor geldende termijn heeft ingediend, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld, eerst over die gestelde termijnoverschrijding moet worden gesproken. Zij heeft voorts getracht uit te leggen dat dit juist ter zitting zou worden besproken voordat de kantonrechter daarover oordeelt. Zover is het echter niet gekomen doordat verzoeker zijn wrakingsverzoek nog vóór die bespreking heeft ingediend.
3.4
Aan verzoeker kan worden toegegeven dat de brief met de hiervoor aangehaalde formulering een minder gelukkige is, waaraan niet afdoet dat die formulering landelijk standaard in dit soort WAHV-procedures wordt gebezigd. De uitleg die de kantonrechter ter zitting daarover heeft gegeven, is voor verzoeker onvoldoende gebleken. Tot behandeling van de kwestie van het al of niet overschreden zijn van de beroepstermijn en het al of niet toerekenen daarvan aan verzoeker is het niet meer gekomen vanwege het wrakingsverzoek. Dat levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen vooringenomenheid van de kant van de kantonrechter op. Er zijn voorts geen aanwijzingen dat de kantonrechter zich niet op de verdere, inhoudelijke behandeling van het beroep had voorbereid.
3.5
Nu niet is gebleken dat de kantonrechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, levert de subjectieve toets geen grond voor wraking op.
3.6
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets evenmin een grond voor wraking oplevert.
3.7
De aangevoerde feiten en omstandigheden vormen derhalve geen, althans onvoldoende grond voor wraking.
3.8
De rechtbank zal het verzoek afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1
wijst het verzoek om wraking af;
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de kantonrechter en de vertegenwoordiger van het Openbaar Ministerie een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden;
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Wolfs, voorzitter, en mrs. C.A. Dijk en A. van Dongen, leden van de wrakingskamer, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2015 in tegenwoordigheid van mr. I.M. ter Sluis als griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.