ECLI:NL:RBNHO:2015:2411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 januari 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
C/14/159157/HA RK 14/173
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van een kantonrechter in een civiele procedure

Op 19 januari 2015 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland het verzoek tot wraking van mr. S.B. Rip afgewezen. Verzoeker had op 13 november 2014, na een comparitie van partijen op 23 juni 2014, de wraking aangevraagd. Hij stelde dat de rechter de schijn van partijdigheid had gewekt door opmerkingen te maken die hij als ongepast ervoer. Tijdens de zitting op 19 januari 2015 werd verzoeker in de gelegenheid gesteld zijn standpunt toe te lichten, evenals de rechter die het verzoek betrof. De rechter ontkende vooringenomenheid en verklaarde dat haar opmerkingen niet bedoeld waren om partijdig te zijn, maar om de communicatie tussen partijen te verbeteren. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve gronden waren voor de vrees voor partijdigheid. De rechtbank concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door verzoeker waren aangevoerd, onvoldoende waren om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter. Het verzoek tot wraking werd daarom afgewezen en het proces in de hoofdzaak werd voortgezet.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

[jw.sys.1.zaaknr] / [jw.sys.1.rolnummer_rekestnr][datum_beslissing]
Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/14/159157/HA RK 14/173
Beslissing van 19 januari 2015
Op het verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
in persoon verschenen.
Het verzoek is gericht tegen:
mr. S.B. Rip,
hierna te noemen: de rechter.

1.Procesverloop

1.1
Verzoeker heeft in een e-mail gedateerd 13 november 2014, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 24 december 2014, schriftelijk de wraking verzocht van de rechter in de bij deze rechtbank, afdeling privaatrecht, sectie kanton, locatie Alkmaar, aanhangige zaak met als zaaknummer 2100759 CV EXPL 13-1207, hierna te noemen: de hoofdzaak.
1.2
De rechter heeft niet in de wraking berust en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd.
1.3
Het verzoek is vervolgens behandeld ter openbare zitting van de wrakingskamer van 19 januari 2015. Verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Verzoeker is in persoon verschenen. Voorts is verschenen de rechter. De wederpartij in de hoofdzaak heeft van de geboden gelegenheid, zonder bericht, geen gebruik gemaakt.

2.Het standpunt van verzoeker

2.1
Verzoeker heeft ter onderbouwing van het verzoek het volgende aangevoerd.
De rechter heeft bij de gelegenheid van de comparitie van partijen op 23 juni 2014 de schijn van partijdigheid gegeven door haar uitspraak dat het voor verzoeker belastingtechnisch interessant was om in [land] te wonen en haar mededeling dat het voor verzoeker geen probleem zou moeten zijn om geregeld naar de rechtbank te moeten rijden omdat hij toch al met pensioen is zodat het een mooie uitstap was. Verder heeft zij de tegenpartij gevraagd naar zijn gezinssituatie maar verzoeker niet. Ook verliep de communicatie naar de mening van verzoeker moeizaam. Dat de vrouw van verzoeker volgens de rechter recht moest gaan zitten op de tribune of anders maar naar buiten op de gang moest gaan heeft totaal niets met de zaak te maken.
2.2
Ter zitting heeft verzoeker desgevraagd toegelicht dat hij over de gang van zaken tijdens de comparitie na afloop van de zitting geen fijn gevoel had.
2.3
De rechter heeft het standpunt ingenomen dat de mogelijk door haar gemaakte opmerkingen niet getuigen van vooringenomenheid.
2.4
Ter zitting heeft zij desgevraagd toegelicht dat zij in zaken waarin een geschil tussen familieleden speelt eerst de sfeer tussen partijen probeert te breken. Gelet op de omstandigheid dat partijen uiteindelijk besloten hebben tot mediation, dacht zij dat zij de juiste toon getroffen had. Zij heeft verklaard dat zij zich niet meer kan herinneren of zij de dingen die door verzoeker zijn aangevoerd heeft gezegd, maar verklaart dat het dingen zijn waarvan zij zich kan voorstellen dat zij deze zou hebben gezegd. Zij heeft benadrukt dat zij deze opmerkingen niet vervelend heeft bedoeld, maar eventueel heeft gemaakt om eventuele bezwaren aan de zijde van verzoeker bij het totstandkomen van de mediation waartoe partijen inmiddels hadden besloten, te doorbreken. Zij heeft benadrukt dat die opmerkingen evenwel niet juridisch van aard zijn.

3.De beoordeling

3.1
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert. Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid. Het subjectieve oordeel van verzoeker is voor de beoordeling van beide toetsen wel belangrijk maar niet doorslaggevend.
3.2
De wrakingskamer gaat uit van de volgende feiten.
Uit de aantekeningen van de griffier van de op 23 juni 2014 gehouden comparitie van partijen blijkt onder meer het volgende:
Verzoeker:
Ik ben 8 jaar samen met mijn echtgenote, waarvan we 4 jaar zijn getrouwd. Ik ken haar al meer dan 40 jaar.(…)
De rechter: Kunt u zich constructief opstellen of zich er niet mee bemoeien. [echtgenote van verzoeker]: Ik bemoei me er niet mee.
3.3
Niet is gebleken dat de rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, zodat de subjectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
3.4
Gesteld noch gebleken zijn omstandigheden die grond geven voor het oordeel dat vrees voor onpartijdigheid objectief gerechtvaardigd is, zodat de objectieve toets geen grond voor wraking oplevert.
Daarbij heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Uit het geheel van de feiten en omstandigheden is niet gebleken dat er sprake is van een subjectieve vooringenomenheid van de rechter. De vrees voor partijdigheid is niet objectief gerechtvaardigd. Verzoeker kan een en ander anders beleefd hebben, maar die beleving maakt niet dat objectief aan de onpartijdigheid van de rechter getwijfeld kan worden.
3.5
De feiten en omstandigheden die verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek naar voren heeft gebracht, leveren geen grond op voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden en vormen derhalve geen grond voor wraking. De rechtbank zal het verzoek daarom afwijzen.

4.Beslissing

De rechtbank
4.1
wijst het verzoek tot wraking van de rechter af,
4.2
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker, de rechter en de wederpartij in de hoofdzaak een voor eensluidende gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden,
4.3
beveelt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek en beveelt dat die zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van het team kanton, locatie Alkmaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C. Oosterbroek , voorzitter, mr. P.G. Vroom en mr. M.M. van Weely, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van
C. Vis-van Zanden, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2015.[concipiënt_initialen]
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.